metropolis m

Altijd prijs
Wildgroei aan kunstprijzen

Met ingang van september is The Vincent verhuisd van het Bonnefanten Museum naar het Stedelijk Museum Amsterdam. De stichting die het geld opbracht voor deze Europese kunstprijs was niet tevreden over de aandacht die ze afgelopen jaren in Maastricht wist te genereren. Bonnefanten heeft dit niet op zich laten zitten en introduceert een nieuwe prijs, de BACA, als follow-up, eveneens Europees, eveneens een fors bedrag. Wordt het niet wat veel voor een klein land, al die prijzen?

Afgelopen mei werd in Amsterdam de eerste, nationale verkiezing van de mooiste, gehandicapte vrouw van Nederland gehouden. Deze mis(s)-verkiezing werd uitgezonden in een tv-gala van de TROS, premier Balkenende reikte de hoofdprijs uit, Ex-LPF-minister Herman Heinsbroek cirkelde rond de winnaars, de verkiezing was een publicitair succes. In de voorafgaande weken werden de aspirant-missen mediawide overal geïnterviewd. Daarbij viel op dat ze allemaal hetzelfde mantra herhaalden: het ging ze niet om de prijs (een reis naar Aruba en een scooter), niet om henzelf, maar om ‘aandacht voor de positie van gehandicapten in de maatschappij’.

Het kernwoord. Aandacht. Je kunt dus zeggen dat de mis(s)-verkiezing in dat opzicht was geslaagd – de aandacht kwam er. En helaas is dat niet te zeggen van de reeks kunstverkiezingen en -prijzen die de afgelopen jaren het licht zagen. De organisatoren van deze prijzen motiveren hun project op dezelfde wijze als de schoonheidsmissen: ook zij willen aandacht, in hun geval voor de beeldende kunst. Dus organiseerde Alexander van Grevenstein vanaf 2000 in het Bonnefantenmuseum The Vincent, een ‘Europese kunstprijs’ bestaande uit een geldbedrag van € 50.000,-, dit jaar overgenomen door Gijs van Tuyl en zijn Stedelijk. De Stichting Kunstweek besloot in 2003 jaarlijks een verkiezing voor de ‘Kunstenaar van het jaar’ te houden.

De Federatie Kunstuitleen schreef vorig jaar een verkiezing uit van het beste Nederlandse kunstwerk van de afgelopen vijftig jaar, Trouw bedacht een verkiezing voor het mooiste schilderij van Nederland en begin juli kondigde de Volkskrant ‘De Volkskrant Beeldende Kunst Prijs’ aan. De (laatste) winnaars waren respectievelijk Pawel Althamer, Jacques Tange, Marc Mulders’ glas-in-lood-raam in de Nieuwe Kerk en Vermeers Meisje met de Parel. U wist dat niet? Ik moest het zelf ook opzoeken.

Blijkbaar is er dus iets misgegaan tussen de doelstelling van deze prijzen (aandacht) en het resultaat (nauwelijks aandacht). Het pijnlijke is, dat de missing link tussen die twee eenvoudig op te sporen is. Dat begint bij de oorsprong van deze verkiezingen, die op twee hoofdsporen is terug te voeren. Allereerst was er het succes (lees: nationale discussie) die ontstond naar aanleiding van de verkiezing van ‘De Grootste Nederlander Aller Tijden’. Dat was een even onzinnig evenement als iedere mediaverkiezing, maar deze wist een inhoudelijke, culturele betekenis te verwerven: het leidde tot discussies over geschiedenis en volksaard en maakte duidelijk dat Nederlanders een diepe behoefte hebben aan structuur in hun verbrokkelde samenleving. Ook kent de kunstwereld al meer dan tien jaar de succesvolle Engelse Turner Prize. Over die prijs kun je veel zeggen (dat ie z’n beste tijd gehad heeft bijvoorbeeld), maar feit blijft dat deze prijs de beeldende kunst in Groot-Brittannië tot een zaak van nationaal belang heeft gemaakt.

Alleen: in tegenstelling tot wat veel mensen denken is de achtergrond van dat succes complex. Dat had bijvoorbeeld te maken met geduld (de ‘Turner’ bestaat al sinds 1984), de opkomst, begin jaren negentig, van de Young British Artists, het feit dat hun kunst perfect paste bij de Engelse tabloidcultuur (waardoor er regelmatig rellen ontstonden, en rellen zijn, zoals een studie naar literaire prijzen onlangs aantoonde, cruciaal voor het welslagen van een prijs), maar ook een herrijzend artistiek zelfbewustzijn na de Thatcher-jaren. Wie het allemaal zo opsomt beseft dat het ‘Turner-succes’ een wonder was. En wonderen herhaal je niet op bestelling.

Maar dat lijken de organisatoren van de Nederlandse prijzen niet te beseffen. Zij willen aandacht en daarbij worden ze in toenemende mate gestuurd door het marktdenken en dus combineren zij het Pim-pandoer met het Turnercomplex tot het simpele rekensommetje ‘kunst + prijs = publiciteit’. En omdat een rel niet zomaar gecreëerd is, zeker niet in de beeldende kunst, worden eerst alle middelen ingezet om de prijs cachet te geven. Dat begint met prijzengeld (The Vincent: € 50.000,-; B.A.C.A.: €50.000,-; Heineken kunstprijs: €50.000; Kunstenaar van het Jaar: € 10.000,-); vervolgens wordt de prijs ‘in de markt gezet’. De een (zoals de Kunstenaar van het Jaar) doet dat door zich nadrukkelijk op te werpen als ‘de stem des volks’ en een stemming op internet te initiëren; anderen, zoals The Vincent bewandelen de traditionele weg en omringen zich met de parafernalia van de macht: geld, een prestigieus museum en kenners in de jury (meestal critici, museummedewerkers en tentoonstellingsmakers).

Andere prijzen zitten daar weer halfslachtig tussenin: eerst een voordracht door kenners, waarna de stem des volks het zwaard mag laten vallen. De impliciete redenering achter deze publieksparticipatie is het verheffingsideaal: als het publiek mag stemmen of meedenken, denkt men, gaat het zich meer bij de beeldende kunst betrokken voelen en dat vergroot de kans op inhoudelijke verdieping. Maar zo werkt het niet. De praktijk leert dat de publieksstemmingen op internet vooral leiden tot een explosief stijgend mailverkeer van genomineerde kunstenaars die aan hun vrienden, familie en relaties vragen toch vooral op hen te stemmen. En voila: Jacques Tange wordt kunstenaar van het jaar.

Toch is dat niet de belangrijkste reden waarom zulke verkiezingen geen succes worden. Dat zit hem in iets anders: de opzichtige, inhoudelijke zinledigheid ervan. Het bovenstaande winnaarslijstje toont het al aan; hun namen doen er niet werkelijk toe, die zijn niet meer dan kleurige vaandels waarmee de organisatie in de publiciteit staat te zwaaien. Het gaat dan ook niet om de winnaars. Het werkelijke doel van de uitverkiezing is steeds diegene die het organiseert. Onder het mom van aandacht voor de beeldende kunst in het algemeen, willen zij vooral aandacht voor hun eigen activiteit, website, krant, museum. Die aandacht proberen ze te krijgen door het masker van de altruïstische kunstminnaar op te zetten en in die hoedanigheid een willekeurig gekozen groep kunstenaars, gelokt met geld of roem, als slachtvee voor zich uit te jagen. Niet voor niets worden kranten- en tijdschriftenredacties door prijzenorganisatoren bestookt met monkelende telefoontjes ‘waarom ze zo weinig aan dacht aan hun verkiezing/prijs geven’: het altruïstische masker geeft ze recht op de beloning in de vorm van publiciteit. Als ze worden ontmaskerd als kinderachtige aandachtszoekers reageren ze boos of verongelijkt.

De gevolgen zijn merkbaar. In enkele jaren is de verkiezing, niet alleen de beeldende kunstverkiezing, verworden tot een tweederangs marketinginstrument – beste boek, beste politicus, belangrijkste historicus, favoriete weblog, toetje of insect, ze bestaan allemaal. Daar kun je om lachen, je kunt het negeren, maar als het over beeldende kunst gaat, is het ook een reden tot schaamte. De tragiek van zulke verkiezingen is namelijk dat de beeldende kunst zich verlaagt tot een we too-genre: geen kunstvorm die nieuwe ideeën of concepten genereert, geen culturele voorloper, maar een genre dat moeizaam mee hobbelt in het peloton van aandachtzoekers, en daarbij ver achterblijft bij de miss-gehandicapten verkiezingen, die het tot een heuse tv-show wisten te brengen, inclusief prijsuitreiking door de premier.

De impliciete boodschap die zulke verkiezingen daarmee uitdragen is dodelijker dan de geringe aandacht die ze opleveren. Blijkbaar hebben de mensen die beeldende kunst onder de aandacht willen brengen zo weinig vertrouwen in de inhoud, dat ze terug vallen op doorzichtige marketing. En dat terwijl juist het publiek voor beeldende kunst verwacht dat het op zijn intelligentie wordt aangesproken. Dat laffe, halfslachtige maakt zulke verkiezingen pijnlijk: het is wanhoop verpakt in vrolijke marketingkleuren, aandachtzoekerij verhuld als democratisering en verdieping. Besteed dat geld alsjeblieft nuttiger.

The Vincent 2006Stedelijk Museum Amsterdam

15 september 2006 t/m 14 januari 2007

www.stedelijk.nlGenomineerd zijn Urs Fischer, Andrey Monastyrski, Dan Perjovschi, Wilhelm Sasnal en Cerith Wyn Evans. In november 2006 komt de jury bijeen om de prijs van € 50.000,- aan een van de vijf toe te kennen.

B.A.C.A. Europe 2006: Bethan HuwsBonnefanten Museum Maastricht

24 september 2006 t/m 14 januari 2007

www.bonnefanten.nlB.A.C.A. staat voor Biennial Award for Contemporary Art. De prijs van

€ 50.000 is inmiddels al toegekend aan de Britse kunstenaar Bethan Huws.

Hans den Hartog Jager

Recente artikelen