Anti anti-esthetiek
Anti anti-esthetiek
Het lijkt erop dat het ‘schone’ het momenteel aan het winnen is van het ‘goede’ in kunst. De buik vol van slogans van op de wereld betrokken kunst, snakken velen naar kunst die genoeg heeft aan zichzelf, aan de complexiteit van haar eigen esthetiek en artistieke traditie. Kunst die gewoon mooi is, of raar, of bijzonder, of betekenisvol, zonder politieke agenda. Na jaren van realistisch getoonzette, maatschappijbevlogen kunst, moet alles vooral weer ‘kunstig’ zijn en s.v.p niet te kritisch.
De kunstmarkt weet daar wel raad mee. Al jaren verkondigen galeries de terugkeer van het esthetische moment in kunst en presenteert men werk dat niets anders dan schoonheid als hoogste principe voert. Beurs na beurs ziet de kunst er bevalliger uit, zoals ook Bazel 2005, waar de meest onbekommerde kunst sinds jaren te zien was. De wereld in oorlog? Sociaal-politieke onrust in Europa? Hongerend Afrika? Niet in Bazel. Daar koestert men het schone, waar vervolgens grif geld voor betaald wordt. Echte schoonheid mag wat kosten.
Het gelijk van de markt zet ook de internationale curatoren onder druk. Langzaam maar zeker dringt de zucht naar schoonheid ook binnen in de grote tentoonstellingen. Het eerst werd dat zichtbaar in Manifesta 5, zomer 2004 in San Sebastian, waar door inbreng van co-curator Massimiliano Gioni kunst te zien was die persoon van de kunstenaar, zijn wereld of ‘microkosmos’, centraal stelde in plaats van de wereldpolitiek. Kunst werd voorgesteld als een particuliere bezigheid die alleen op metaforisch niveau een uitspraak over de wereld deed. Als bezegeling van deze buiging van buiten naar binnen vierde Manifesta met trots de terugkeer van de schilderkunst op het wereldtoneel, in de persoon van Michaël Borremans.
Manifesta 5 was nog een beetje halfslachtig en toonde ook nog een en ander aan ouderwetse maatschappijkritische kunst, naar model van Documenta11, maar in de loop van 2004 en 2005 kwamen er meer en meer tentoonstellingen waarin het roer volledig om ging. Meest bekende voorbeeld: de The Triumph of Painting van Charles Saatchi die gedurende 2005 alleen maar schilderkunst exposeert in de Londense County Hall. De tentoonstelling is bedoeld als provocatie van het dominante beeld in de kunst van de laatste jaren, maar inmiddels weten we dat Saatchi niet zozeer provoceert als wel handig op de nieuwste trend inspeelt, ter meerdere eer en glorie van zijn collectie. Een ander voorbeeld is Wunschwelten, deze zomer te zien in de Schirn Kunsthalle in Frankfurt. Ook in deze tentoonstelling is alleen maar schilderkunst van het esthetische soort te zien, met als terugkerend motief de romantische vlucht uit de werkelijkheid.
Engeland en Duitsland lopen voorop in de revival van esthetische posities in de kunst. En dus ook in het onderzoek van de achterliggende oorzaken en implicaties. Rond de jaarwisseling bracht de Hamburger Kunstverein de tentoonstelling Formalismus. Moderne Kunst, heute met als uitgangspunt: hoe belangrijk zijn esthetische overwegingen in de conceptuele en sociaal relevante kunst van vandaag? De tentoonstelling met werk van kunstenaars als Tomma Abts, Florian Pumhösl, Bojan Sarcevic en Katja Strunz, verbond de actuele zucht naar esthetiek met aloude politieke idealen, zoals ooit in abstracte termen verbeeld door de vooroorlogse avant-garde. Aan de inhoud van het werk werd niet getwijfeld: hier sprak een nieuwe avant-garde. De op oude leest geschoeide esthetiek die niet zo lang daarvoor nog als volkomen achterhaald gold, werd inmiddels innig omarmd en herkend als een daad van liefde voor de kunst en de wereld. Het was allesbehalve een vlucht uit de werkelijkheid.
Formalismus legt de ambitie bloot achter veel formele kunst van dit moment, en die is niet ironisch of sceptisch, maar bloedserieus. De keuze voor esthetiek betekent niet dat kunst nergens meer over gaat. Het is geen overgave aan goedkoop consumentisme, maar slechts een verandering van tactiek. Achter de bevalligheid van veel kunst van dit moment schuilt nog steeds een diepe betrokkenheid met de wereld. Het engagement wordt alleen op geheel andere wijze aan de orde gesteld, via schoonheid. De Franse filosoof Jacques Rancière heeft veel geschreven over de subtiele relatie tussen esthetiek en politiek en het is niet verwonderlijk dat juist zijn naam de laatste tijd veel opduikt.
Een belangrijk andere opinieleider in dit onderwerp is de nieuwe documentadirecteur Roger M. Buergel, wiens grootste missie dit moment erop gericht lijkt te zijn de esthetische blik in ere te herstellen, zonder verlies aan betrokkenheid met de wereld. Hij gaat daarin heel ver. In een recent artikel in Die Zeit (14 april 2005) staat hij uitgebreid stil bij de waarde en betekenis van schoonheid op een manier zoals er in geen tijden over geschreven is. Buergel behandelt de ongrijpbaarheid van schoonheid en suggereert dat ze een wezenlijke rol te vervullen heeft. Zo schrijft hij: ‘Mij lijkt het vermogen iets schoonheid te geven een goede manier om iets te doen aan de destructie van de planeet en onze existentie.’ Schoonheid als sleutel voor een betere wereld. Het klinkt nogal klef, na jaren van pragmatisch realisme. Maar het biedt in ieder geval nieuwe openingen voor het compleet platgetreden debat over engagement in de kunst.
Domeniek Ruyters
is hoofdredacteur van Metropolis M