Be(com)ing Dutch
Be(com)ing Dutch
Mpia, een ‘ongedocumenteerde’ migrant uit Kongo en illegaal in Nederland, brengt een zelfgeschreven verkiezingslied ten gehore dat vreemd opklinkt uit het groene grasland waarin hij staat. Kaarsrechte sloten en een Hollandse lage horizon omlijsten de onbekende klanken. Enerzijds vormt de polder de basis voor Mpia’s gezang. Anderzijds wordt het protest, dat het lied feitelijk is, door het consensusmodel dat aan de polder zijn naam ontleende, op frustrerende wijze geneutraliseerd.
‘Mpia’s Story’ is een van drie videoportretten. Het maakt deel uit van Avant-garde Citizens, een werk van Libia Castro & Ólafur Ólafsson. De titel van de beladen installatie is geïnspireerd op het essay We Refugees (1943) van Hannah Arendt. Het werk zelf – tentoongesteld in een container beplakt met de plattegrond van de eerste verdieping van de Zaanse bajesboot waar vreemdelingen die niet in het bezit zijn van de juiste officiële papieren in detentie worden gehouden – vormt de entree van de tentoonstelling Be(com)ing Dutch in het Eindhovense Van Abbemuseum. Met Avant-garde Citizens in de voortuin van het museum is de politiek en sociaal gevoelige toon van Be(com)ing Dutch gezet.
Onder andere vanwege deze toon, die veelal gemeden wordt in de kunstwereld, is Be(com)ing Dutch een ‘zeer ongewone tentoonstelling’, aldus de curatoren Charles Esche en Annie Fletcher. De expositie vormt het voorlopige sluitstuk van een project dat al twee jaar duurt. In 2006 won het Van Abbemuseum de Stimuleringsprijs voor Culturele Diversiteit, ingesteld door de Mondriaanstichting. Deze prijs maakte het mogelijk onderwerpen als identiteit, diversiteit en nationaliteit intensief te onderzoeken en te bespreken. Eerder werd in dit kader de Eindhoven Caucus, een serie debatten en discussies gelieerd aan de thema’s, georganiseerd, later dit jaar verschijnt een uitgebreide publicatie over het project. ‘Wie zijn wij, Nederlanders, eigenlijk?’ is een van de vragen die centraal staat in Be(com)ing Dutch. Is het museum inderdaad de katalysator geworden voor het bespreekbaar maken van sociale en politieke kwesties, zoals Fletcher voorzichtig suggereert?
De tentoonstelling Be(com)ing Dutch is ingedeeld in drie bredere thema’s waaronder oudere, maar vooral veel nieuwe kunstwerken worden geschaard: ‘imaginair verleden’, ‘imaginair heden’ en ‘imaginaire toekomst’. In alle categorieën lijken de afzonderlijke kunstenaars de gelegenheid aan te grijpen om verzwegen kwesties en gemarginaliseerde verhalen van zowel ‘toen’ als ‘nu’ zichtbaar te maken. Zo stelt Wendelien van Oldenborgh in de complexe maar fascinerende installatie No False Echoes de actualiteit van censuur ter discussie via het Nederlandse beleid voor het eerste radiocontact tussen Nederland en Nederlands-Indië. Toentertijd werden ‘ongewenste stemmen’ geweerd. In het bij uitstek modernistische Gebouw A van Radio Kootwijk, dat destijds bij het contact betrokken was, organiseerde Van Oldenborgh radio-opnames. De microfoon staat wederom centraal. Zijn de huidige media, zoals toen de radio, een politiek wapen in plaats van een teken van vooruitgang?
Tintin Wulia is eerder op zoek naar de particuliere, persoonlijke geschiedenissen, naar anonieme identiteiten. Toch is de onbekende mens ook voor haar speelbal van de politiek. De Indonesische van Chinese afkomst verzamelde paspoorten van verschillende landen en plaatste deze, geordend naar kleur, op witte voetstukken in een driehoekige installatie. Behalve hun officiële status verbinden minuscule rode vlekken op de bladzijden de documenten met elkaar. Een filmpje suggereert dat de sporen veroorzaakt zijn door de muggen die tijdens het wanhopige wachten op een visum tussen de pagina’s zijn geplet. Wulia bespreekt, niet zonder ironie, een nijpende kwestie als het (politiek) asiel op een lichtvoetige wijze in een installatie die bovendien visueel boeit.
Een paspoort wordt niet meer alleen geassocieerd met de mogelijkheid naar een exotisch ‘ander’ land te reizen, vooral niet meer sinds we wettelijk verplicht zijn het identiteitsbewijs op onze borst te dragen. Dat het ‘behoren tot’ een natie problematisch is geworden in de huidige geglobaliseerde wereld onderstreept Lidwien van de Ven in haar werk Freedom of Expression. Op 14 februari 2008 diende een delegatie Franse politicologen en filosofen een voorstel in bij het Europese Parlement in Brussel om een fonds op te richten dat het mogelijk maakt mensen te beschermen die met de dood worden bedreigd. Aanleiding voor en hoofdrolspeler in het verhaal is Ayaan Hirsi Ali. Een privéaangelegenheid wordt hier uitgevochten op het hoogste niveau en is een publieke casus geworden. Hirsi Ali wordt in de film van Van de Ven een representatie van zichzelf, zo wordt gesteld. De vraag is wel of ze dat in de huidige gemediatiseerde wereld niet allang is. Ze oogt kwetsbaar in Freedom of Expression maar is tegelijkertijd verworden tot een boegbeeld: het onderwerp van agenda’s en van het politieke gesprek.
Met diezelfde politiek wordt een loopje genomen in het werk Exodus van Michael Blum. Blum beeldt zich in dat het Van Abbemuseum in het symbolische jaar 2048 onderdak biedt aan Israëlische vluchtelingen. In de klokkentoren van het museum bouwde de kunstenaar een installatie waarvan de donkere, beklemmend smalle gangen refereren aan het Anne Frankhuis, maar ook aan het labyrintische Totes Haus ur (2001) van Gregor Schneider. Maar waar Schneider de bezoeker van de Biënnale van Venetië ternauwernood een uitweg bood uit het Duitse Paviljoen, de setting voor zijn werk, daar eindigt een tocht door Blums trappenhuis op een verlaten zolder waar de sporen van de bivakkerende vluchtelingen zichtbaar zijn. Er liggen matrassen en speelgoed, aan waslijnen droogt kleding. Hangend blijft de vraag of het verzoek om asiel wordt gehonoreerd.
In een van de fictieve portretten die Mounira Al Solh toont in Be(com)ing Dutch verklaart een voormalige schilder dat ze de kunst achter zich heeft gelaten en advocaat is geworden. In die functie kan ze beter opkomen voor de rechten van de mens. Je kunt je inderdaad afvragen of de kunst de geëigende plek is waar maatschappelijke thema’s moeten worden bevochten. Vormt het museum de nieuwe aanjager van het sociale en politieke debat, zoals bij aanvang door de curatoren werd gesteld?
Al in de jaren zestig en zeventig werden zowel binnen als buiten de museummuren geëngageerde werken getoond door kunstenaars als Hans Haacke en Dan Graham. Denk aan Grahams bejubelde Homes for America (1966) waarin hij op kritische wijze de sociale woningbouw in New York analyseerde. Of aan Haackes Shapolsky et al. Manhattan Real Estate Holdings: A Real-Time Social System, as of May 1, 1971 (1971) waarin hij eveneens de woningcoöperaties ter discussie stelde. Recenter protesteerde Thomas Hirschhorn in Swiss/Swiss Democracy (2005) tegen de politieke situatie in zijn thuisland. Maar waar Hirschhorn daartoe zijn toevlucht zocht en vond in de culturele ambassade van zijn land in Parijs, daar steekt het Eindhovense museum de hand in eigen boezem. Het project Be(com)ing Dutch creëert een duidelijk en uitgesproken platform voor politiek gevoelige thema’s die leven in Nederland. Dit resulteert in een intense tentoonstelling, die echter wel wat inlevingsvermogen en geduld vergt van de bezoeker om de specifieke achterliggende geschiedenissen te kunnen doorgronden die fundamenteel zijn voor een beter begrip van de kunstwerken. Deze moeizame receptie maakt de expositie als geheel zo nu en dan ondoordringbaar en nogal zwaar. Maar neem je de tijd, dan beklijven de afzonderlijke, soms aangrijpende verhalen. Be(com)ing Dutch is een tentoonstelling met een visie. Bewust en weloverwogen zet dit je gedachten en ideeën omtrent culturele diversiteit en politiek en kunst op scherp.
Ilse van Rijn
is kunsthistoricus