
Chocolade zeevruchten van nepmarmer: Lola Daels over haar simulacra-sculpturen
Alles in Lola Daels’ expositie in M Leuven schreeuwt: ‘Dit is nep!’. Toch verlaat je de tentoonstelling in het Leuvense museum wel met het gevoel iets authentieks te hebben gezien. De objecten die haar inspireren mogen dan authenticiteitssimulacra zijn, Daels zelf werkt pretentieloos en doordacht aan een betrokken en eerlijk verhaal over Belgische chocolade.
Lang lag er bij mijn ouders een stukje Berlijnse muur op de vensterbank. Daarvoor pronkte er al een flesje vodka uit de USSR op onze schouw en later volgden nog houten beeldjes en stoffen figuren uit India. In een opruimbui gooide mijn vader al die kleine objecten opeens weg, zonder mijn medeweten. Ik was boos, want ondertussen verzamelde ook ik herinneringen in de vorm van objecten. Mijn huis ligt vol met schelpen en stenen van verre stranden en hoge bergen. In mijn kasten staan dozen vol flyers en tickets van tentoonstellingen, voorstellingen en feestjes. Stuk voor stuk unieke aandenkens. Toch? De Brusselse kunstenaar Lola Daels is daar niet zo van overtuigd. Zeker, ze herkent de verzameldrang. Maar ze stelt, in tegenstelling tot veel van ons, kritische vragen bij die praktijk. Souvenirs pretenderen uniek te zijn, zegt ze. Maar: zijn ze dat nog wel, als we met z’n allen dezelfde dingen verzamelen op plekken waar tegenwoordig iedereen heen trekt?
Uniciteit, echtheid, authenticiteit en oprechtheid: het zijn centrale begrippen in Daels’ kunstenaarspratijk. Want, zo steekt Daels al snel in ons gesprek van wal, ‘wat betekent die authenticiteit nog in onze geglobaliseerde samenleving waar bijna alles wordt nagemaakt en gereproduceerd en haast elke ervaring te koop is? Waarom blijven mensen zo naarstig naar die authenticiteit op zoek gaan?’Geboeid door dat vraagstuk maakt Daels de laatste jaren fascinerende kunstwerken. Zo gaat de reeks The Great Barrier (2021-2022) over de stukken koraal die ze als tienjarig kind meenam, zonder er bij na te denken. ‘Maar wat gebeurt als mensen stukken blijven meenemen?’, vraagt ze zich nu af. Geïnspireerd door een namaak-Mariagrot in het Brusselse Jette maakte ze de sculptuur 150,3 kg CO2 (2022). Het werk, tegenwoordig te bezichtigen in het Antwerpse Middelheimpark, is gemaakt in rocaille, een vandaag in onbruik geraakte cementtechniek die vooral gebruikt werd om de natuur na te bootsen in parken, zoals watervallen of grotten.

Beide werken zijn duidelijke voorlopers op de twee nieuwe series die Daels in M toont. Ook de kunst die hier te zien is, komt voort uit Daels fascinatie voor de alledaagse objecten die ze verzamelt en namaakt aan de hand van ambachtelijke imitatietechnieken. Zo is er de serie Creatures of the sea (2023). Op de grond in het kleine zaaltje in M liggen vijf zeevruchten: een mossel, zeepaardje, garnaal, spiraal- en hartschelp. De uitvergrote sculpturen doen denken aan de welgekende chocolaatjes die vooral gegeven worden als oprechte uiting van een ‘dank je wel’ of ‘vaarwel’. Mijn vader klaagt nog al eens over die chocolaatjes. Ze vormen een bedreiging voor zijn cholesterol, want als maatschappelijk werker in een ziekenhuis krijgt hij ze te pas en te onpas.
De serie ontstond toen Daels de plastic doosjes waarin de chocolaatjes verpakt worden begon te verzamelen: ‘Die doosjes zie ik als generous objects. Ze staan niet op zichzelf, dienen enkel voor iets anders. Maar hoe meer van die malletjes ik verzamelde, hoe meer ik me bedacht hoe gek het is dat wij de noodzaak voelen om chocolade te eten in de vorm van een zeepaard of schelp’, lacht ze. Als je dan ook nog weet dat die glanzende, marmeren esthetiek van de chocolaatjes bewust is toegevoegd om ze een wat luxueuzere indruk te geven, blijf je achter met de vraag waarom mensen ze toch blijven geven.
Daels trekt de vraag verder door: ‘De hele wereld kent de chocolaatjes en we zijn er als Belgen erg rijk door geworden. We zijn heel fier op deze en onze andere authentic Belgian chocolate. Maar we vergeten gemakshalve dat cacao als grondstof bij ons niet voorkomt. Dat vind ik tegelijkertijd pijnlijk en grappig. Vooral omdat het authentieke ontstaansverhaal van de chocolaatjes te achterhalen is, maar je haast niets vindt over de oorsprong van de chocolade zelf.’
Die logica draait Daels om. Ze gebruikt expliciet de arbeidsintentieve imitatitietechniek scagliola of schijnmarmer om het verhaal achter Belgische chocolade te vertellen. Daels: ‘De techniek ontstond in de zestiende eeuw in Italië zodat de elite, die te ver van de steengroeves woonden, toch een stenen of marmeren interieur kon hebben – zij het vals. Die techniek was overigens niet goedkoper, omdat het zo arbeidsintensief is. Je combineert namelijk gips, lijm en pigmenten. Die kneed je tot broden en snijd je vervolgens tot dunne lagen die je op elkaar legt. Daarna ga je uren, dagen, weken aan het schuren tot het blinkt: tot ze hun schijn krijgen.’ Daels imiteert overigens niet zomaar marmer. Haar sculpturen, vijf in totaal, bootsen steeds een andere steen na uit een van de landen waaruit België zijn cacao importeert. Ook de titels van de sculpturen refereren naar de steen die ze imiteren. Net als de scagliola, toont ze op een gelaagd beeld van de (schijn)authenticiteit van Belgische chocolade. Dat ze daarbij vragen stelt over zowel de authenticiteitsconsument als de realiteit achter die economie, sterkt die gelaagdheid.
Ook in de tweede serie, voorlopig nog zonder naam en volop in ontwikkeling, staan de mens en zijn drang naar authenticiteit centraal. Toch verschijnt die hier op een heel andere manier. De serie is gemaakt middels pietra dura (‘harde stenen’): een techniek die Daels ontdekte op de jaarlijkse familievakantie in de buurt van het Italiaanse Firenze in het kleine, lokale Museo Opificio delle Pietra Dure. De in vergetelheid geraakte ambacht doet vooral uiterst realistische tekeningen, vaak van landschappen, ontstaan via precies inlegwerk van stenen.
Daels: ‘Pietra dura is geen klassieke imitatie zoals scagliola, maar pietra dura-makers gaan wel altijd op zoek naar de meest realistische afbeelding en zoeken steeds de juiste steen voor dat wat ze willen afbeelden Als ze een blad willen afbeelden, dan gaan ze echt op zoek naar een steen die lichtgroen is aan de ene kant en wat donkerder groen is aan de andere kant om de verschillende tinten van een blad realistisch te kunnen weergeven. Ze verbeelden de authentieke natuur, of toch een erg romantische benadering van die natuur met veel vogels of mensen die werken op een traditioneel erf.’
Daels laat dat realistische achterwege. Haar landschappen staan in schril contrast met die in de klassieke pietra dura’s: ‘De werken die hier hangen heten Ajka en Brumadinho. De titels verwijzen naar plaatsnamen in Hongarije en Brazilië. Beide panelen verbeelden antropocenische landschappen, gevormd door de aanwezigheid van de mens.’ De scènes zijn geïnspireerd op gevonden foto’s van natuurrampen. Of eerder: rampen die voortkomen uit menselijke nalatigheid. ‘De rampen, allebei met grote menselijke en ecologische impact, zijn gelinkt aan de mijnbouw. Hier is dus zeker geen sprake van natuur. Eerder illustreren ze hoe groei en winst belangrijker zijn dan onze mensenrechten én de rechten van de planeet.’


Vooral het verschil tussen beide panelen boeit. Brumadinho (2023) lijkt amper nog natuurlijk. De lagen, zeker de bovenste, zijn schijnbaar vals, haast ge-3D-print, ondanks dat ze uit echte stenen bestaan. De mens is ook heel expliciet aanwezig in het landschap. Bij Ajka valt het menselijke in het landschap veel minder direct op. In de linkerbovenhoek kan je huizen onderscheiden. Het is hier vooral de groene steen in het werk dat doet vermoeden dat er iets mis is. Ze laat een indruk van ziekte na. Het refereert dan ook naar de radioactieve stoffen die in rivier en de grond terecht kwamen na de mijnramp.
Die ecologische insteek is zo meer en meer een cruciaal onderdeel geworden van Daels’ praktijk: ‘Die bezorgdheid, ongerustheid over de wereld waarin wij vandaag leven probeer ik in mijn werk naar voren te laten komen. Maar tegelijk ben ik verliefd op materialen en objecten. Ik probeer via mooie objecten broodnodige verhalen te vertellen. Die aantrekking lokt de bezoeker en zo hoop ik hen iets te vertellen over de verhalen achter die objecten.’
Tegelijk blijft het vraagstuk van authenticiteit een fundamenteel aspect in haar werk, al is die hier op een andere manier aanwezig. ‘Beide panelen benadrukken vooral ons hypocriete gedrag als mens. We willen mooie, originele spullen, maar we blijven blind voor onze impact op de wereld en onze niet-Westerse medemens’. Daels toont zo naast het kapitalistische, ook het koloniale karakter van de (veelal Westerse) authenticiteitszoeker. Beide series worden theatraal gepresenteerd in donkere ruimte met een fel licht op elk individueel werk. Het benadrukt het performatieve aspect van authenticiteit.
Want komt authenticiteit niet vaak gewoon voort uit iets dat we (al) lang doen en het daardoor als ‘van nature’ of ‘oprecht’ gezien wordt? Het lichtspel beklemtoont zo tegelijk de sterkte van de imitatie. Loop je gewoon de ruimte binnen, dan ga je zonder meer vanuit dat het marmer moet zijn. Al leert Daels me ook een trucje om het onderscheid te kunnen maken: steen en marmer blijven koud, terwijl de gipsen imitaties opwarmen. Alles in M schreeuwt: ‘Dit is nep!’, maar je verlaat de ruimte wel met het gevoel iets authentieks te hebben gezien. De objecten die haar inspireren mogen dan authenticiteitssimulacra zijn, Daels zelf werkt pretentieloos en doordacht aan een betrokken en eerlijk verhaal.
De werken van Lola Daels zijn nog t/m 1 september 2024te zien in M Leuven.
Jasper Delva
is socioloog en schrijft over kunst en cultuur