metropolis m

De wereld in 18 lessen
Christopher Williams

Hij is een echte artist’s artist, de conceptuele fotograaf Christopher Williams. Sinds hij in Duitsland woont en werkt, vindt zijn afgewogen werk, dat de fotografie tegelijk eert en ondervraagt, steeds makkelijker onderdak in Europese kunstinstituten, zoals dit voorjaar bij Museum Dhondt-Dhaenens in het Belgische Deurle.

1.

‘Niets ontsnapte aan zijn encyclopedische ambitie, die erin bestond een uitputtende catalogus van door mensen in het industriële tijdperk vervaardigde objecten samen te stellen.’1 Dat is de taak die de hoofdpersoon in Michel Houellebecqs laatste roman De kaart en het gebied zich stelt aan het begin van zijn opleiding tot kunstenaar. De beschrijving zou een samenvatting kunnen zijn van een nog altijd groeiende reeks werken van de fotograaf Christopher Williams (1956) die de titel For Example: Dix-Huit Leçons Sur La Société Industrielle (2003-heden) draagt, onder verwijzing naar het gelijknamige boek van een andere Franse schrijver, Raymond Aron. Dit project omvat foto’s en ander werk (zoals radioprogramma’s en architectonische ingrepen), en onderzoekt de materiële cultuur in West-Europa sinds de Koude Oorlog.

Hoewel Dix-Huit Leçons enigszins lijkt aan te sluiten bij de ambitie van Houellebecqs personage Jed Martin om ‘alle fabricaten van de wereld systematisch te fotograferen’,2 gaat een vergelijking tussen de aanpak van Houellebecq en die van Williams niet op. Want waar De kaart en het gebied systematisch lijkt te leunen op citaten, construeert Williams een complex web van soms obscure verwijzingen, met het doel een reeks specifieke esthetische en politieke kwesties aan de orde te stellen. Anders gezegd, terwijl Houellebecqs boek vol staat met beschrijvingen van kunstwerken die duidelijk verwijzen naar werk van Luigi Ghirri, Mark Tansey en andere kunstenaars, brengen Williams’ beelden een fascinerend proces op gang van eindeloze vrije associatie.

Dix-Huit Leçons begon, zoals Mark Godfrey schrijft in een uitgebreid essay over de reeks, als een project over de iconografie van de Koude Oorlog.3 Binnen en buiten dit hoofdthema wordt ook nog ander terrein verkend: West-Duitsland in de jaren zestig, postkoloniale politiek, het Kapitalistisch Realisme van Sigmar Polke en Gerhard Richter, de films en video’s van Jean-Luc Godard en de beeldtaal van reclameontwerper Charles Wilp, om enkele opvallende punten binnen de serie te noemen. Er wordt vaak zijdelings verwezen naar deze bronnen in de ogenschijnlijk onder het regime van de reclamefotografie bijzonder professioneel uitgevoerde kleur- en zwart-witfoto’s die het leeuwendeel vormen van Williams’ oeuvre. De beelden zijn zowel ongrijpbaar als vol verhalen en lijken daarin sterk op de titels van de werken die, zoals Williams eens opmerkte, altijd net iets te veel of te weinig informatie verschaffen.4

2.

Net als in zijn eerdere reeks For Example: Die Welt ist Schön (1993-2001) geven de foto’s van For Example: Dix-Huit Leçons ondanks het schijnbaar afstandelijke realisme blijk van een kritische betrokkenheid bij de fotografie. Enerzijds wordt de fotografie hier beschouwd als een kunstvorm met een eigen geschiedenis, en anderzijds als een industrie die op allerlei terreinen kan worden ingezet, zoals de reclame en de mode. Dit kritische standpunt verbindt de reeks met andere, explicieter conceptuele projecten van de kunstenaar, zoals het veranderen van het interieur van de gebouwen waarin zijn foto’s tentoon worden gesteld (bijvoorbeeld in het Museo d’arte moderna di Bologna in 2007), of de door hemzelf geformuleerde willekeurige criteria op grond waarvan hij een selectie uit een fotoarchief maakte (SOURCE: The Photographic Archive, John F. Kennedy Library […], 1981).

Projecten als deze onderstrepen hoe groot de invloed is geweest van de jaren die Williams op CalArts in Los Angeles heeft doorgebracht. Volgens eigen zeggen was Williams toen nog niet zo bezig met fotografie, maar richtte hij zich voornamelijk op het ontwikkelen van kunst in zijn atelier, en dan met name op het soort geëngageerde kunst dat destijds in Californië opgang maakte bij kunstenaars als Allan Sekula, Martha Rosler en Fred Lonidier. Williams kreeg les van onder anderen Michael Asher, John Baldessari en Douglas Huebler, en maakte dus van zeer nabij kennis met de institutionele kritiek, de Pictures Generation en de conceptuele kunst.5 De vroege fotoreeks Angola to Vietnam (1989), waarin politieke betrokkenheid, een arbitraire rangschikking en postmoderne citaten worden gecombineerd, laat zien dat deze stromingen bepalend zijn geweest voor zijn werk. De reeks botanische, glazen modellen van exotische planten die Williams voor dit specifieke werk selecteerde, zijn alfabetisch gerangschikt op grond van een lijst met door Amnesty International verzamelde gegevens over politieke verdwijningen in verschillende landen, van Angola tot Vietnam. De foto’s, close-up en zwart-wit, doen sterk denken aan de abstracte composities van botanische elementen die Karl Blossfeldt begin twintigste eeuw maakte.

Dat Williams enerzijds naar Blossfeldt verwijst en anderzijds gebruikmaakt van een classificatiesysteem (wat meer doet denken aan institutionele kritiek en conceptuele kunst), wijst op een belangrijk kenmerk van Williams’ werk, namelijk dat hij de erfenis van de conceptuele kunst verweeft met een meer realistische, documentaire traditie binnen de fotografie. Deze combinatie van verwijzingen verklaart zijn belangrijke positie binnen de hedendaagse kunst.

Zijn werk wordt vaak beschouwd als een herwaardering van de vakbekwaamheid in de kunstfotografie, een aanpak die doorgaans neerkomt op de gestage herintroductie van kleur en het mooie plaatje in de fotografie binnen de context van de kunst, na de bewust slechte beeldkwaliteit van de meeste conceptuele fotografie uit de jaren zeventig. Door veel kunstenaars werd naast deze herwaardering van het vakmanschap ook de traditie van monumentaal schilderwerk omarmd (Jeff Wall, Thomas Struth), of het documentaire realisme bestudeerd (Rineke Dijkstra). Christopher Williams daarentegen combineert in zijn werk op een complexe, krachtige manier een sterk visuele instelling met een uitgesproken conceptuele benadering. Die unieke combinatie maakt hem ook als docent belangrijk, zowel eerder in Californië als op dit moment als hoogleraar fotografie in Düsseldorf, een functie die eerder werd bekleed door wijlen Bernd Becher.

3.

Bij de foto’s, maar ook in de catalogi en het publiciteitsmateriaal die deel uitmaken van Dix-Huit Leçons is een belangrijke rol weggelegd voor reclame. Deze duikt op in de vorm van geleend of daarop geïnspireerd beeldmateriaal en grafisch ontwerp, maar ook in de esthetiek van de afzonderlijke beelden die Williams maakt in samenwerking met studiofotografen die gespecialiseerd zijn in het fotograferen van voedsel, stillevens of mode. Door verschillende strategieën toe te passen, zoals reproductie, détournement en pastiche, dienen Williams’ foto’s geen enkel direct nut of doel meer. De sappigste appels (Bergische Bauernschune […], 2010), de verrukkelijkste chocolade (Ritter Sport […], 2008) en de zonovergoten bladeren van een kastanjeboom (Garten im Voigtmichelshof, Alpirsbach […], 2010) laten zich van hun (vrijwel) smetteloze kant zien. Ze tonen alleen de glanzende perfectie en sterk geabstraheerde beeldtaal die zo typerend is voor de commerciële fotografie.

Er bestaat, in elk geval sinds Andy Warhol, een lange, zij het misschien niet zo bekende traditie van mensen die zijn opgeleid in de reclamewereld en dan kunst gaan maken, maar Williams draait dit proces om. Hij is opgeleid als kunstenaar en is vervolgens met technici uit de reclamefotografie vakkundige en professioneel ogende foto’s gaan maken. De plaatjes die dat oplevert laten dit proces vrij expliciet zien. Recente foto’s van voetmodellen met gekleurde sokken en een gehavende huid tonen duidelijk de kloof tussen kunst- en reclamebeelden. Het ligt wat ingewikkelder bij de beelden van chocoladerepen van Ritter Sport. Williams’ foto’s van een stapel chocoladerepen van Ritter Sport die zijn doorgesneden zodat ook de vulling zichtbaar wordt, zijn analoog gefotografeerde reproducties van digitaal bewerkte reclamefoto’s van Ritter Sport-chocolade, die toevallig op billboards in het straatbeeld verschenen toen Williams’ eigen versie ervan te zien was op een solotentoonstelling in zijn galerie in Berlijn en later in Keulen (respectievelijk maart en april 2009). Omdat de foto’s vrijwel identiek zijn (op de reclamefoto is de stapel chocoladerepen iets groter) gaan het vluchtige, wijdverspreide beeld en de meer bestendige, heimelijke reproductie ervan (voorzien van alle benodigde papieren overigens) in op de vraag naar de overeenkomsten en verschillen tussen kunstnijverheid en industrie, kunst en reclame, doelgerichtheid en autonomie.

De Ritter Sport-reclame had een advertentie kunnen zijn voor Williams’ tentoonstelling, maar de sterke overeenkomst tussen de beelden wijst tegelijk op een periode waarin er veel meer uitwisseling bestond tussen de verschillende takken van fotografie. In de Weimarrepubliek bijvoorbeeld, in de hoogtijdagen van de fotografie, kon een fotograaf als Sasha Stone, een vriend van Walter Benjamin, zowel fel kritische politieke als commerciële fotocollages maken die dienst deden als theateraffiche of, in een andere stijl, extreem modernistische stillevens die onmiddellijk in advertenties werden gebruikt.

Ook Untitled, (Study in Yellow / Berlin […]) uit 2007 gaat, zij het anders dan Ritter Sport, in op de vraag naar de overeenkomsten en verschillen tussen kunst en reclame. Op de foto staat een lingeriemodel, dat zo fraai mogelijk een doorzichtig setje ondergoed laat uitkomen. Althans dat vermoeden we, want we zien het model van achteren met vieze voeten, spelden die de kleding op z’n plek moeten houden en een blote rug vol opvallende moedervlekken. Deze in het oog springende smetten zijn even ‘fout’ als John Baldessari’s schilderij Wrong (1967), waarin hij alle basisregels van de compositieleer voor amateurfotografie aan zijn laars lapte. Omdat we het model van achteren zien, wordt de suggestie gewekt dat het hier gaat om een kijkje ‘achter de schermen’, zoals ook de Franse schrijver Colette een eeuw geleden de andere kant van de showbusiness liet zien. In L’Envers du music hall (1913) beschreef ze de doorgelopen make-up en strakgespannen ledematen van de artiesten die het vertier zoekende publiek niet zag maar na de vermoeiende voorstelling aan het licht kwamen. Ze verbeeldde daarmee lichamen die gevormd waren naar het werk dat ze verrichtten, net als de modellen die gebruikt werden in de reclame-industrie.

Wat Williams’ Untitled, (Study in Yellow / Berlin […]) zo vreemd maakt, is dat we weliswaar de ‘verkeerde’ kant van het model zien, maar dat het beeld even onberispelijk professioneel gemaakt is als de ‘goede’ kant zou zijn geweest. Deze keerzijde van een ‘goed’ reclamebeeld doet enigszins denken aan het vertekenende spiegeleffect dat modefotograaf Helmut Newton wist te bereiken in zijn geklede/ontklede foto’s. Newton maakte na een officiële fotoshoot altijd een paar extra foto’s ‘voor hemzelf’ van dezelfde modellen in dezelfde setting, als ‘artistieke’ variant op zijn commerciële beelden. Deze anekdote over Newton plaatst een ietwat cynische kanttekening bij de fijne scheidslijn tussen de commerciële fotografie en de fotografie als kunst, al verwijst het gebruik van een vrouwelijk model ook naar de kunstgeschiedenis. De vieze voeten op Williams’ foto herinneren aan die van de naaktmodellen van Courbet die er door critici van werd beschuldigd ‘een als nimf verklede wasvrouw’ af te beelden, maar ook aan de erotische foto’s uit het midden van de negentiende eeuw waarop in een sterk geïdealiseerde setting regelmatig vieze voeten en huisslofjes opdoken.6 Op professionele foto’s worden zulke alledaagse details doorgaans weggewerkt, maar Williams’ beelden hebben lak aan de conventies.

4.

De nadruk op ‘bijkomstigheden’ valt niet alleen op in de foto’s over reclame, mode en andere professionele praktijken, maar is ook een techniek die Williams meer in het algemeen in zijn werk gebruikt. Achter elk beeld schuilt een verhaal dat ontrafeld kan worden aan de hand van de titels of aanvullende informatie in het beeld. Dat het belang van een beeld soms schuilt in toevallige bijkomstigheden, verklaart ook waarom Williams telkens weer fotoapparatuur afbeeldt.

Ook in Dix-Huit Leçons gaan steeds meer beelden hierover. De reeks begon in 2003 met een drietal foto’s van een Kiev 88, een sovjetreplica van de befaamde Hasselblad-camera, en Williams stelde zich deze triptiek voor als de eerste helft van een reeks werken die zijn iconografie over de cultuur tijdens de Koude Oorlog zou introduceren.7 Mettertijd zijn er steeds meer foto’s van fotoapparatuur in de reeks opgenomen, waaronder recentelijk een van een lichtmeter, Weimar Lux CDS, VEB Feingerätewerk […] (2010), een fotolab in Aken, Fachhochschule Aachen, Fachbereich (2010) en, het meest opvallend, fotocamera’s die zijn opengewerkt in plakken en zo de glimmende binnenkant laten zien.

Naast zijn voortdurende verkenning van typologieën van beeldproductie, slaagt Williams erin met dit soort foto’s, die heel letterlijk het binnenste van het fotografische proces tonen, om zich kritisch uit te laten over het doel van fotografie binnen en buiten de kunst. Williams’ aanspraak op autonomie in de kunstpraktijk is een noodzakelijke voorwaarde voor zijn institutionele kritiek omdat, zoals hij eens verduidelijkte, ‘de kunstcontext een van de weinige plekken is die nog speculatief denken en onbaatzuchtige observatie toelaat’.8

Sophie Berrebi is kunsthistoricus, Amsterdam

Christopher WilliamsMuseum Dhondt-Dhaenens, Deurle (B)

27 maart t/m 5 juni

1. Michel Houellebecq, De kaart en het gebied (vertaling: Martin de Haan), De Arbeiderspers, Amsterdam, verschijnt mei 2011.

2. Idem.

3. Mark Godfrey, ‘Pop? Progresso Fotografico? Radio Daniele? Christopher Williams? Kodak Color? Kapitalistischer Realismus?’, in: Program. Christopher Williams. For Example: Dix-Huit Leçons Sur La Société Industrielle (Revision 11), Verlag der Buchhandlung Walther König, Baden-Baden, pp. 77-87.

4. Interview met de kunstenaar, 30 augustus 2010, Amsterdam.

5. Idem.

6. Eric Homberger, ‘The Model’s unwashed feet: French Photography in the 1850s’, in: Peter Collier en Robert Lethbridge (red.), Artistic Relations: Literature and the Visual Arts in Ninteenth Century France, Yale University Press, New Haven CT 1994, pp. 130-143.

7. Zie voor een goed gedocumenteerde bespreking van zijn werk ‘Christopher Williams in Conversation with Mark Godfrey’, in: Afterall nr 16, 2007.

8. ‘As We Talk, Jörg Heiser, Willem de Rooij and Christopher Williams in Conversation’, in: Frieze, oktober 2010.

Vertaald uit het Engels door Arjen Mulder & Maaike Post

Sophie Berrebi

Recente artikelen