Crimineel goed
Crimineel goed
Alberto De Michele’s dubbelleven
Hij maakte naam op de Rijksakademie, achtereenvolgens met een film over een door hemzelf georganiseerde illegale paardenrace in Zuid-Italië, die professioneel vanuit meerdere perspectieven in beeld is gebracht, en een fotostream van zijn vader, een Italiaanse crimineel, tijdens zijn huisarrest. Alberto De Michele (1980) is een kunstenaar die leeft tussen twee werelden: de Hollandse polder en crimineel Italië.
Kun je iets vertellen over je achtergrond? Hoe ben je in de kunst terecht gekomen?
‘Ik ben geboren en opgegroeid in een plaatsje in de buurt van Venetië. Toen ik tien was, besloot mijn moeder om van mijn vader te scheiden en met mij naar Nederland te verhuizen, waar zij vandaan kwam. We kwamen in Nagele terecht, een saai dorp in de Noordoostpolder dat grotendeels ontworpen is door Gerrit Rietveld. Tijdens schoolvakanties ging ik terug naar mijn vader en mijn tien jaar oudere broer in Italië. Daar begon mijn dubbelleven. In Nederland was ik een brave, enigszins misplaatste jongen die hard moest leren om mee te kunnen komen op de middelbare school. In Italië werd ik meegesleurd in de duistere maar uitermate spannende wereld van mijn vader en zijn vrienden en kennissen, voornamelijk criminelen en gokverslaafden.
Op mijn zeventiende heb ik me aangemeld voor de Rietveld Academie. Deze keuze was voornamelijk ingegeven door na te denken over wat ik niet wilde doen. Pas nadat ik me had aangemeld, begon ik pogingen te doen om “kunst” te maken. Een paar weken voor mijn toelatingsgesprek kwam ik in aanraking met een oudere Nederlandse man, een kennis van mijn moeder, die tekeningen maakte. Ik kreeg een boekje van hem en heb de beste tekeningen simpelweg overgetrokken. Die tekeningen heb ik bij de toelating laten zien, naast het gepruts dat ik zelf had gemaakt, en ik werd aangenomen. Een paar jaar later vroeg ik een leraar van mijn toelatingscommissie op de Rietveld waarom zij mij eigenlijk hadden toegelaten. Hij zei: “Het was kantje boord, maar je tekeningen gaven je het voordeel van de twijfel.” Een kleine kunstroof heeft mij dus geholpen de wereld van de kunst binnen te komen. Tien jaar later werd het het onderwerp van mijn werk.’
Wat vormde de aanleiding voor de serie werken over het criminele leven van jouw vader?
‘Het begon zo’n vijf jaar geleden met de voortvluchtige Italiaanse bankovervaller Adriano, een kennis van mijn vader die ik tijdens mijn zomervakanties had leren kennen. Hij kwam naar Amsterdam om bij mij thuis te schuilen. Er ontstond een vriendschap tussen ons, een vertrouwensband die mij in staat stelde om op een dag, zonder daar toestemming voor te hoeven vragen, onze gesprekken op te gaan nemen. Tijdens die gesprekken kwamen er dingen naar voren die al jaren door mijn hoofd speelden, allerlei vragen, fascinaties, aantrekkingskrachten. Op een gegeven moment, door er een vorm voor te zoeken en er een kunstwerk van te maken, werden ze tastbaar en kon ik er plotseling iets mee doen.
Na het werk Adriano (2007) besloot ik toenadering te zoeken tot een bende dieven die mijn vader kende, in de hoop hen in actie te kunnen filmen. Dat mijn vader uiteindelijk een hoofdrol zou gaan spelen in mijn werk lijkt achteraf gezien misschien onvermijdelijk, maar was niet de opzet. Aanvankelijk vroeg ik hem vooral om hulp, zoals voor de voice-over van I Lupi (2010), de film over de bende, waarvoor hij ook als enige assistent fungeerde tijdens de opnamen. Ergens besefte ik wel dat ik eigenlijk met een onderzoek naar mijn eigen achtergrond bezig was en dat mijn vader daar uiteraard een centrale rol in had.’
Je bent je met het onderwerp blijven bezighouden, bijvoorbeeld in het werk Five Stolen Paintings (2011), waarin je geroofde kunst traceerde. Waarom blijft het thema boeien?
‘Wat mij vooral fascineert is de menselijke kant van de crimineel. Dat spreekt het duidelijkst uit de twee werken over mijn vader,1 maar is ook wat bijvoorbeeld het veel afstandelijkere werk met foto’s van gestolen kunst zo spannend maakt: het menselijke kader waarin het geplaatst is. Het is de omgeving waarin de gestolen vazen in het ene, en de schilderijen in het andere werk getoond worden die de foto’s interessant maken. Daarbij kan een confrontatie tussen kunstenaar en crimineel heel vruchtbaar zijn, omdat ze iets in elkaar herkennen. Zowel kunst als criminaliteit heeft een bepaalde status aparte in de maatschappij. Allebei zijn ze ontregelend en onttrekken ze zich aan gangbare sociale structuren, maar op een geheel andere manier.’
Geldt dit ook voor je huidige project in Colombia?
‘Het project waar ik momenteel mee bezig ben gaat over een bendelid en meervoudig moordenaar uit Colombia die ik twee jaar geleden op Aruba heb ontmoet. Hij was naar Aruba gevlucht omdat rivaliserende bendes hem wilden vermoorden. Ik heb hem voor mijn vertrek een camera gegeven zodat hij mij videoboodschappen kon sturen en we zijn in contact gebleven. Nu, twee jaar later, net nadat ik was uitgenodigd voor een artist-in-residence in Cali, vertelde hij me dat we elkaar in Colombia zouden kunnen treffen. Omdat hij het schuilen beu was, had hij besloten terug te keren naar zijn geboortestad, ongeacht de gevaren die dat met zich mee zou brengen. Het toevallige feit dat we ons allebei op vrijwel dezelfde plek bevonden vroeg erom een vervolg te geven aan het verhaal dat we twee jaar geleden op Aruba waren begonnen. Het is nu alleen nog niet duidelijk wat voor wending dit project zal nemen. Voor het eerst heb ik te maken met een (onder)wereld waar ik niet in thuis ben, met een andere cultuur en dus ook andere regels.’
Pasquale Demichele (2011), jouw meest recente werk, bevat onder meer kopieën van politieverslagen van telefoongesprekken tussen de bendeleden en jouw vader, en tussen jou en je vader, die werden afgetapt in dezelfde periode dat je bezig was met de opnames van I Lupi. Hoe bepaal je wat je wel en niet laat zien in jouw werk?
‘De mate van zichtbaarheid wordt soms door het onderwerp, soms door discretie, soms door abstractie ingegeven. Pasquale Demichele draait in zekere zin om de grens of de verhouding tussen wat zichtbaar en wat onzichtbaar is. De voornaamste ingreep van mijn kant beperkte zich tot het selecteren van de documenten en het met Tipp-Ex wegwerken van namen en feiten. Door bepaalde dingen wel te tonen en wel zichtbaar te maken en andere dingen juist te verbergen en onzichtbaar te maken, is een verhaal ontstaan zoals ik het wilde vertellen, maar zelfs dat wordt pas duidelijk als je de Engelse vertaling ontdekt die achter de documenten is verborgen.’
Is het gevaarlijk wat je doet? Begeef je je ook zelf op het slechte pad om zaken gedaan te krijgen?
‘Misschien is mijn kunstpraktijk wel gevaarlijk, maar ik ga er altijd van uit dat mijn status als kunstenaar mij een zekere mate van bescherming geeft, ook al is dat wellicht een beetje naïef. Soms kan er een vorm, of schijn van medeplichtigheid ontstaan, omdat ik weet heb van dingen die het daglicht niet kunnen verdragen. Ook heb ik wel eens een rol gespeeld, zoals bij Five Stolen Paintings, waarbij ik me voordeed als potentiële koper. Maar het gaat in mijn werk vooral om de vertrouwensband die ik weet op te bouwen. De ontmoeting tussen kunstenaar en crimineel kan alleen plaatsvinden als er wederzijdse sympathie is.’
Saskia van der Kroef is eindredacteur van Metropolis M
Saskia van der Kroef is eindredacteur van Metropolis M
Noot
Noot
1 Deze twee werken zijn Pasquale Demichele (2011) en Senza Titolo (2010), een serie foto’s die gemaakt is tijdens het huisarrest van zijn vader, dat volgde op de periode van de opnames van I Lupi.
1 Deze twee werken zijn Pasquale Demichele (2011) en Senza Titolo (2010), een serie foto’s die gemaakt is tijdens het huisarrest van zijn vader, dat volgde op de periode van de opnames van I Lupi.
Saskia van der Kroef