metropolis m

Culturen van verzet
Over internet en activisme

De term medialandschap werd voor het eerst gebruikt door J.G. Ballard, de Engelse schrijver die al in een vroeg stadium had ingezien hoe de ‘telecommunicatieparaplu’ de media in staat stelt om de werkelijkheid te herdefiniëren naar haar eigen gelijkenis. Destijds werd het medialandschap nog slechts gevormd door radio en televisie met hun keurige scheiding tussen producent en publiek. Sinds de opkomst van het internet, is dat landschap drastisch veranderd. Het publiek is zelf producent geworden.

Belgrado, 16 december 2000 – ‘De Associatie van Onafhankelijke Elektronische Media feliciteert de Nationale Minister van Telecommunicatie, Boris Tadic, met zijn besluit om de apparatuur die ten tijde van het Milosevic regime in beslag was genomen, terug te geven aan de onafhankelijke media.’

Bovenstaand bericht werd verzonden via de mailinglijst van nettime op het moment dat ik dit artikel begon te schrijven. Het was een goed getimed geheugensteuntje om ons er aan te herinneren hoe snel de ontwikkelingen in Servië zich hebben opgevolgd. Nog maar een paar maanden geleden werd het regime van Milosevic plotseling dramatisch omver geworpen en vulden onze televisieschermen zich met beelden die op bijna nostalgische wijze het idee van een klassieke revolutie belichaamden. Degenen die de gebeurtenissen volgden, veilig vanuit hun woonkamers, zullen beelden hebben gezien van met vlaggen zwaaiende mensen die schijnbaar spontaan het parlementsgebouw bestormden. Velen zullen op basis van de televisiebeelden waarschijnlijk hebben geconcludeerd dat dit op de een of andere manier het gevolg was van de militaire acties van de NAVO. Maar weinigen hebben weet van de sleutelrol die de onafhankelijke media speelden in het versnellen van de gebeurtenissen. Een groep slimme mediadissidenten heeft namelijk al bijna een decennium lang een hardnekkige mediaoorlog gevoerd tegen Milosevic. Toen het regime van Milosevic het signaal van Radio B92, het belangrijkste stemgeluid van de oppositie, verstoorde slaagde men er met behulp van de BBC en de Amsterdamse internetprovider XS4ALL toch in om andere informatie dan de officiële staatspropaganda te blijven verspreiden in Servië.

Het lokale radiostation B92 in Belgrado (http://www.freeb92.net) heeft een bijna mythische status als symbool voor een bredere Servische verzetsbeweging. Een beweging die het protest van de straat combineert met een verfijnde vorm van elektronische dissidentie. Toen B92 uit de lucht werd gehaald, lokte dat dan ook een wereldwijde reactie uit. Er werd al snel een methode ontwikkeld om het van internet gedownloade B92-signaal als analoge uitzending via de BBC satelliet te distribueren. Dit signaal werd vervolgens weer doorgezonden naar zo’n dertig radiostations verspreid door het land. Van een lokaal radiostation veranderde B92 dus in een nationale stem en een internationaal symbool.

B92 is een goed voorbeeld van wat we moeten weten, willen we enigszins bevatten wat het internet tegenwoordig werkelijk betekent. Eigenlijk bestaat het internet niet meer! In ieder geval niet meer uitsluitend als mediafenomeen. De nieuwe digitale vindingen die het mogelijk maken om grote beeld- en geluidsbestanden te verzenden, brengen een fusie teweeg tussen het internet en de traditionele media: een fusie die volstrekt onvoorspelbare vormen en consequenties met zich meebrengt. Het bedrijfsleven omschrijft dit proces het liefst als ‘convergentie’ en hoopt ongetwijfeld op een terugkeer naar het oude systeem van gecentraliseerde controle en distributie. Maar er gebeurt iets anders: er is geen sprake van ‘convergentie’ maar eerder van nieuwe samenwerkingsvormen die precies het tegenovergestelde van een terugkeer naar de oude orde bewerkstelligen. De oude media beginnen met andere woorden steeds meer op het internet te lijken in de zin dat ze gecentraliseerde controle opgeven om allerlei kleinere, meer lokale geluiden te laten horen. En eenieder in de informatie-industrie die dit proces tracht te trotseren komt tot de ontdekking dat de oude manier van het sturen en profiteren van cultuur en informatie simpelweg niet meer werkt.

De globalisering van anti-globalisme

Het ‘heldenverhaal’ van Radio B92 typeert het vermogen van lokale elektronische verzetsgroepen om internationale steun te mobiliseren. Recentelijk zien we een nieuw fenomeen waarbij het internet wordt gebruikt om te opereren voorbij de plaatsgebonden politiek, die het activisme tot nu toe definieerde. De antikapitalistische verzetsbewegingen hebben hun krachten gebundeld in een wereldwijd netwerk. Alleen al in schaal en impact gaat de huidige golf van antikapitalistische demonstraties voorbij aan dat wat omschreven kan worden als ‘grassroots’ activisme. De beweging van de afgelopen twee jaar, zoals groepen als Reclaim the Streets (www.reclaimthestreets.net) illustreren, is al net zo mondiaal als de 24-uurs economie. Voor het eerst wordt het mondiaal georganiseerde kapitalisme dus geconfronteerd met, dankzij internet, een mondiaal georganiseerd verzet. Waar en wanneer de leiders van de wereldeconomie elkaar ook ontmoeten, steeds worden ze begroet door goed georganiseerde (en soms gewelddadige) demonstraties, waarbij de technocraten van de nieuwe economie in de spotlight worden gezet. Degenen die het doelwit zijn van deze demonstraties zullen waarschijnlijk nostalgisch terugblikken naar de dagen dat topconferenties van hun gelijken (zoals de Wereldbank of de Wereld Handels Organisatie) grotendeels onopgemerkt bleven. De enige krantenkoppen die zij toen wisten te behalen, waren vaak netjes weggestopt op de financiële pagina’s. De afgelopen twee jaar is dat allemaal veranderd. Het kapitalistische bolwerk wordt ter verantwoording geroepen voor de consequenties van haar handelen. En de organisaties die het systeem onderhouden worden continu en systematisch geconfronteerd met een mondiaal netwerk van verzet.

Eerder dit jaar publiceerde Time Magazine (het summum van Amerikaanse bekrompenheid en tendentieuze informatie) een serie artikelen waarin gepoogd werd het fenomeen van een wereldwijd antikapitalistisch netwerk uit te leggen aan haar verbijsterde lezers. Het is leerzaam (en ook behoorlijk grappig) om te zien hoe het goeie oude Time Magazine worstelt om deze uiterst effectieve vorm van burgerlijke ongehoorzaamheid zowel te verwerpen als te begrijpen. Wat te doen met een beweging die geen gecentraliseerde organisatie kent, geen leiders die verkeerd geciteerd of belasterd kunnen worden en – het allerergste – een beweging die nota bene het machtigste wapen van de nieuwe economie heeft gekaapt: het internet. ‘De ironie’, zo dreunt Time voort, ‘is bitter en waarschijnlijk razend makend voor de technocraten: het web werd verondersteld het belangrijkste instrument te zijn voor het globalisme en niet een platform voor haar vijanden. Het web zou verschillende markten samenvoegen tot één grote, wereldwijde handelsvloer – en niet duizenden verenigen tot stakers.’ Het gebruik van het woord ‘stakers’ is veelzeggend in deze context: het definieert het verzet in termen van de negentiende-eeuwse arbeidersbeweging. Maar het artikel gaat verder: ‘Het gevoel van solidariteit groeide on line [lang na Seattle]. Terwijl hun opponenten druk bezig waren met het bijhouden van de real time beursnoteringen voor Intel en GE, wisselden de anti-globalisten digitale foto’s uit van gewelddadige politie-optredens, lazen ze Naom Chomsky’s essays over hersenspoeling door de media en verzonden ze tips over bescherming tegen traangas.’ Naarmate het artikel vordert, wordt het steeds warriger, maar het bevat nog één treffende observatie: ‘De Mobilisatie voor Mondiale Rechtspraak is niet een van bovenaf opgelegde aangelegenheid. Net als het internet zelf (…) is de anti-globalisatiebeweging een lichaam dat in staat is te overleven zonder een hoofd.’ De vergelijking met het zelforganiserende of ecologische principe van het internet geeft aan dat de verzetsbeweging niet los gezien kan worden van haar fundamentele relatie met de milieubeweging.

De huidige protestbeweging is geen nieuwe versie van de burgerrechten- of antioorlog groeperingen uit de jaren zestig, laat staan een herhaling van de negentiende-eeuwse arbeidersbeweging. En al heeft het nog zo de schijn een chaotische verzameling van losse onderdelen te zijn, in werkelijkheid is het een coherente maar gedecentraliseerde beweging met een duidelijke doelstelling. Eén die is gefundeerd in een radicaal milieuactivisme, die de strijd voor mondiaal economisch recht en andere mensenrechten ziet als noodzakelijke voorwaarde voor het invoeren van een ‘groene’ politieke agenda. Belangrijk is dat de beweging niet alleen de krantenkoppen weet te halen, maar ook dat ze erin is geslaagd om kwesties die voorheen in de marge bleven – zoals de kwijtschelding van schulden voor de armste landen – op de politieke wereldagenda te zetten. Alhoewel deze verdienste nog bij lange na niet in de buurt komt van de werkelijke eisen van de activisten, dient ze in ieder geval die sceptici van repliek die de protesten nog steeds als zelfgenoegzame en irrelevante acties beschouwen.

Hackers en nieuwe activisten

De nieuwe generatie antikapitalistische activisten wordt in de ogen van het grote publiek vaak in verband gebracht met hackers en andere elektronische dissidenten die alternatieven proberen te creëren voor de toekomst die de grote computer- en media-industrieën voor ons uitstippelen. In feite gaat het hier om verschillende vormen van verzet, die soms aan tegengestelde zijden van het politieke veld staan. Zowel de nieuwe activisten als de elektronische dissidenten hebben hun wortels in de Californische tegencultuur van de jaren zestig, sindsdien zijn ze ieder een eigen weg ingeslagen.

Een voorbeeld van de laatstgenoemde groep is de vrije softwarebeweging, door Eric Raymond toepasselijk herdoopt tot de open source-beweging. Tot voor kort werd er, behalve in technische kringen, amper gediscussieerd over deze cultuur. Maar om het te begrijpen, hoef je enkel te weten dat er twee soorten software bestaan. De eerste is gebaseerd op het traditionele model van intellectueel eigendom, ook wel ‘proprietary software’ genoemd. Dit is wat de meeste van ons gebruiken. Voor deze software moeten we niet alleen betalen, ook is ervoor gezorgd dat de broncode ervan verborgen is. Dit betekent dat andere programmeurs er geen veranderingen of verbeteringen in kunnen aanbrengen, en dat als er iets misgaat alleen de oorspronkelijke ontwikkelaars het probleem kunnen verhelpen. Naast deze officiële industrie bestaat echter een tweede software-cultuur. Een rijke, gelaagde wereld waarin programmeurs het internet gebruiken om hun ontwikkelingen te delen met collega’s en – het belangrijkst – waarbij de broncode gedeeld wordt. Op deze manier kunnen projecten in samenwerking ontwikkeld worden, vaak door grote aantallen programmeurs tegelijk. En precies hier ligt de ware kracht van het internet. Hier blijkt dat vreemden over de hele wereld in staat zijn om gezamenlijk krachtige gereedschappen te bouwen. Het meest krachtige gereedschap dat tot nu toe ontwikkeld is, is het Linux besturingssysteem. Het enige systeem dat vandaag de dag een serieuze bedreiging vormt voor Microsoft. Denk eens in wat een bizarre triomf dit vertegenwoordigt: een besturingssysteem met een technische hoogwaardigheid die kan wedijveren met een ruimteraket. Tot Linux had niemand kunnen denken dat zo’n complexe technologie op een andere manier gecreëerd had kunnen worden dan via de klassieke hiërarchie. Niemand had in ieder geval geloofd dat zoiets zich geleidelijk kon ontwikkelen.

Bedenk eens in wat de beeldende kunst van deze prestatie zou kunnen leren. De afgelopen eeuw hebben kunstenaars en schrijvers al veelvuldig geëxperimenteerd met vormen van samenwerking. Het verlangen om creativiteit te delen zou de ‘dood van de auteur’ betekenen en van iedereen een kunstenaar maken. Het is de radicale vleugel van de programmeursgemeenschap die werkelijk een begin heeft gemaakt om deze utopische beloftes in te lossen.

Geletterde computerelite

Ondanks de ideologische verschillen is het belangrijk om te onderkennen wat de hackers en de nieuwe activisten met elkaar delen. Of ze het nu toegeven of niet, beiden delen een ‘ecologisch’ principe. De ecologische aanpak benadrukt het holistische karakter van alle vormen van materie en van alle verwerkte informatie. Een van de beste schrijvers over het creativiteitsproces binnen de open source beweging, Eric Raymond, wijst erop dat ‘het proces sterke analogieën lijkt te vertonen met ecologische systemen waarin een groep zelfzuchtige vertegenwoordigers een zichzelf corrigerende, spontane orde produceert die uitgebreider en efficiënter is dan centrale planning ooit heeft kunnen bereiken.’ Zoals al eerder aangetoond, kan de nieuwe beweging van activisten niet los gezien worden van een ‘groene’ politieke agenda. Hetzelfde geldt in zekere zin voor de alternatieve elektronische netwerken van de open source beweging. Ook daar sijpelt – alhoewel niet altijd bewust – de ecologische grondslag niet alleen door in hun overtuigingen, maar ook in hun organisatorische structuur.

Het is verleidelijk om tot slot de woorden van de politieke wetenschapper Manuel Castells te herhalen, die in 1997 het volgende verklaarde: ‘Het is in de achteraf steegjes van de maatschappij – of het nu alternatieve elektronische netwerken zijn of grassroots netwerken van gemeenschappelijk verzet – dat ik de embryo’s van een nieuwe samenleving heb gevoeld.’ Castells voorspelde hoe een ‘geletterde computerelite’ op zou staan als ‘de mondiaal coördinerende kern van milieuactivistische groeperingen over de hele wereld.’ In de korte tijd die is verstreken sinds het verschijnen van deze tekst, hebben de ‘embryonale cellen’ van Castells zich inderdaad ontwikkeld tot levensvatbare vormen. Maar Castells schakelt de twee verzetsculturen al te makkelijk aan elkaar gelijk, zich niet realiserend hoe verschillend ze nog zijn. Hoewel er hoopvolle tekens zijn, zijn we nog ver verwijderd van een synergie van de twee culturen. We hebben nog niet het flitslicht van wederzijdse herkenning gezien, die de katalysator zou kunnen zijn van een werkelijke synergie tussen enerzijds de radicale programmeurs, die met hun computersystemen de fundamenten van de industrie uitdagen, en anderzijds de activisten die de gehele maatschappij uitdagen om haar prioriteiten te veranderen. Maar deze synergie moet de hoofdprijs blijven! En al zijn de verbanden tussen de twee culturen op dit moment nog puur symbolisch, we weten allemaal dat in een gemediatiseerde wereld symbolen er wel degelijk toe doen.

http://www.freeb92.net

www.reclaimthestreets.net

www.linux.com

David Garcia

Recente artikelen