metropolis m

Kunsthistoricus Sandra Kisters, hoofd Collecties en Onderzoek bij Museum Boijmans Van Beuningen, onderzocht aan de hand van enkele voorbeelden de aantrekkingskracht van de biografische benadering in de kunst en stelt zich de vraag of die het begrip van kunst vergroot.

‘Goede kunst overstijgt het leven, maar hoe beter de kunst, des te groter de interesse voor de maker’. Kunstenaar Arnoud Holleman slaat met deze uitspraak de spijker op zijn kop tijdens de boekpresentatie van Sandra Kisters’ The Lure of the Biographical – On the (Self-) Representation of Modern Artists in Museum Boijmans Van Beuningen te Rotterdam. De publicatie gaat over de veronderstelde relatie tussen het artistieke werk en het persoonlijke leven van kunstenaars. Kennis over het leven van een kunstenaar kan het begrip van het werk, de stijl en de onderwerpkeuze vergroten, maar te veel nadruk op biografische details kan leiden tot stereotyperingen en de aandacht afleiden van het werk zelf. Op methodologische wijze onderzocht Kisters welke strategieën en mechanismen kunstenaars, critici, biografen, filmmakers en historici tot hun beschikking hebben om de beeldvorming te sturen.

Debbie Broekers

Wat is zo aantrekkelijk aan biografieën? Je spreekt over the lure of the biographical. Waar zit die aantrekkingskracht volgens jou in?

Sandra Kisters

‘Ik ben vooral geïnteresseerd in de aantrekkingskracht om leven en werk van kunstenaars met elkaar te verbinden, in de eerste plaats door het publiek, maar ook door anderen die bij het interpreteren van kunst kennis over het leven van de maker meenemen in hun interpretatie. Mensen zijn vaak geïnteresseerd in de persoon achter het werk. Als daar een bijzonder of dramatisch verhaal achter zit, dan wordt het extra spannend. Ik heb uitgezocht waar deze fascinatie vandaan komt, want het is niet altijd zo geweest dat de maker zo belangrijk was. In de middeleeuwen ging het bij de versiering van een kerk bijvoorbeeld veel meer om de boodschap van het geloof. Wie de maker was, was niet van belang.’

Debbie Broekers

Wat zijn de valkuilen van een biografische benadering bij het interpreteren van kunst?

Sandra Kisters

‘De valkuil is dat je te ver gaat met interpreteren of gaat psychologiseren. Dat gebeurt vaak op het gebied van stijl of vorm, zoals bij een schilder die met donkere kleuren werkt, of een grove, wilde penseelstreek heeft en daarom gezien wordt als een getormenteerde ziel. Dan wordt het gevoelsleven van een kunstenaar in zijn kunst gelegd, maar die vergelijking gaat niet automatisch op. Het is heel gevaarlijk om de conclusie te trekken dat een kunstenaar een wild karakter of problemen heeft, alleen maar omdat hij wild schildert. Je kunt ook prachtige bloemen of weilanden schilderen en het tegelijkertijd heel moeilijk hebben. Het zegt niets en dat is een risico. Tenzij een kunstenaar er bewust mee speelt.’

Debbie Broekers

In je boek besteed je expliciet aandacht aan kunstenaars die de beeldvorming zelf zijn gaan sturen, zoals Auguste Rodin, Georgia O’Keeffe en Francis Bacon. Waarom heb je voor dit type kunstenaar gekozen?

Sandra Kisters

‘Je hebt enerzijds kunstenaars die vanaf het begin van hun loopbaan bewust omgaan met beeldvorming, als een soort branding, zoals Andy Warhol of Joseph Beuys, die zichzelf heel centraal stelden in hun werk. Daarnaast heb je het soort kunstenaar dat ik heb gekozen als casestudies voor mijn onderzoek, dat er gaandeweg achter komt dat beeldvorming en representatie naar buiten toe belangrijk zijn. Deze kunstenaars reageren op de beeldvorming rond hun persoon en werk, ze hebben haar niet zelf gecreëerd. Bij Georgia O’Keeffe ontstond er wel een beeld waaraan ze zelf heeft meegewerkt, dat van een uit vrouwelijke seksualiteit scheppende kunstenaar. Maar ze kon zich daar uiteindelijk toch niet helemaal in vinden en heeft vervolgens geprobeerd daar een ander imago tegenover te stellen, zodat haar werk anders zou worden geïnterpreteerd. Toen ik met mijn onderzoek begon, had ik een beperkt aantal middelen tot mijn beschikking, maar gaandeweg groeide dat. Het leven van Georgia O’Keeffe werd verfilmd en er verschenen nieuwe boeken over Francis Bacon. Wat interessant is, is dat ze alle drie veel zijn gefotografeerd en een persoonlijk museum of atelier hebben achtergelaten dat toegankelijk is. Ook zijn er over alle drie veel biografieën geschreven. Tijdens mijn onderzoek kwam ik de documentaire Ceux de Chez Nous (1915) van Sacha Guitry op het spoor, de vroegste kunstenaarsdocumentaire die ik heb kunnen achterhalen. In de 22 minuten durende film gaat Guitry op bezoek bij tijdgenoten; beroemde musici, schrijvers en kunstenaars, waaronder Claude Monet, Pierre-Auguste Renoir en Auguste Rodin. Ik wilde graag iemand uit deze film bespreken, dat leek me een mooi startpunt.’

Debbie Broekers

Heb je overwogen om hedendaagse kunstenaars te behandelen?

Sandra Kisters

‘Ik heb het wel overwogen, maar uiteindelijk niet gedaan, omdat ik vooral de postume beeldvorming wilde bestuderen. Ik wilde onderzoeken wat er overblijft van een imago dat iemand met zorg creëert en van de interpretatie van een oeuvre, wanneer de kunstenaar er niet meer is om zich ermee te bemoeien.’

Debbie Broekers

Een biografie gaat over reputatie?

Sandra Kisters

‘Ja, het is een vraag die kunstenaars altijd al heeft beziggehouden. Je hebt een privéleven, je hebt een publiek leven en je hebt je loopbaan als kunstenaar; in hoeverre moet je daar iets mee doen naar buiten toe? Kun je het gebruiken in je werk of wil je juist niet dat mensen kennis over je leven gebruiken voor het interpreteren van je werk? Met dat spanningsveld hebben alle kunstenaars te maken, maar in deze tijd speelt dat nog meer. Iemand die hier heel slim mee omgaat is Ai Weiwei, die ook in gevangenschap of ballingschap zorgt voor een continue stroom aan informatie. Hij gebruikt dat als onderdeel van zijn werk.’

Debbie Broekers

Werken kunstenaars ook bewust een biografische interpretatie van hun werk in de hand?

Sandra Kisters

‘Iemand als Francis Bacon heeft daar bewust mee gespeeld en heeft er zijn voordeel mee gedaan om zijn levensstijl op bepaalde manieren aan zijn werk te koppelen. Hij hield erg van gokken, en het gokspel is één en al toeval en geluk. Wanneer hij het over zijn eigen werkwijze had, benadrukte hij altijd dat zijn werk “the element of chance” bevatte. Dat daar een heel gestructureerd systeem achter zat, liet hij achterwege. Dat ontdekte men pas na zijn dood. Het is grappig om te merken dat kunstenaars bepaalde mythes zelf gaan gebruiken om hun kunstenaarschap te legitimeren; verhalen als dat ze in hun jeugd hun eigen talent ontdekten, dat ze al konden tekenen voordat ze een pen konden vasthouden. Aan de ene kant doe je dat om je talent te legitimeren, maar aan de andere kant zal je dat zelf ook zo ervaren, als je terugkijkt op je leven. Het is heel menseigen om dat soort lijnen te zien, maar daarmee maak je gebruik van bestaande topoi waarmee je bedoeld of onbedoeld gebeurtenissen kracht bijzet. Daarnaast kun je een biografische interpretatie van je werk ook uitlokken door zelf voor te komen in je werk, zoals bij Frida Kahlo of Tracey Emin.’

Debbie Broekers

Waarom heb je niet gekozen voor kunstenaars bij wie het leven en werk innig door elkaar lopen, zoals Sophie Calle of Gilbert en George?

Sandra Kisters

‘Sophie Calle stond in het begin op mijn lijstje, maar het is echt een andere categorie. Als een kunstenaar zelf met dit spanningsveld gaat spelen in het werk, zoals Sophie Calle en Tracey Emin dat doen, dan gaat het meer over de vraag wat een feit is en wat fictie. Wat zijn echte herinneringen en welke zijn geconstrueerd? In een biografie spelen dit soort vragen op een bepaalde manier ook een rol, maar anders.’

Debbie Broekers

In de recente kunstgeschiedenis stond het werk zelf voorop en was het leven alleen in indirecte zin relevant. Is dat aan het veranderen?

Sandra Kisters

‘Ja, dat denk ik wel. Er zijn de laatste jaren enkele symposia gewijd aan dat thema en er zijn methodologische benaderingen zoals new historicism en new art history die focussen op de historische context en sociale omstandigheden waarin kunst wordt geproduceerd. Er wordt niet zozeer gekeken naar de biografie van een kunstenaar, maar naar de sociologische en economische context waarbinnen de kunstenaar zich begeeft. Bovendien maken onderzoekers steeds vaker gebruik van andere disciplines, zoals de sociologie en psychologie, wat leidt tot een nieuwe wetenschappelijke focus. Die verschillende benaderingen kunnen overigens goed naast elkaar bestaan. Er is daarbij sprake van een nieuwe opleving van de biografische benadering.’

Debbie Broekers

De opkomst van identity en genderstudies maakt ook dat het belangrijker wordt wie de maker is.

Sandra Kisters

‘Ja, dat klopt, maar daar wordt het lastiger. Om een voorbeeld uit mijn boek aan te halen, Georgia O’Keeffe wilde als kunstenaar beoordeeld worden op het werk dat ze maakte en niet op het feit dat ze een vrouwelijke kunstenaar is. Dat is vergelijkbaar met iemand die van Afrikaanse afkomst is, maar niet zo geprofileerd wil worden. Neem bijvoorbeeld Rasheed Araeen. Hij is van Pakistaanse afkomst, maar geschoold in Engeland en maakt onder andere abstracte kunst. Hij is vaak als oosterse kunstenaar neergezet, met oosterse motieven. Mensen gaan die afkomst in zijn werk zoeken. Hij heeft daar erg tegen geageerd. Wanneer je als vrouwelijke kunstenaar werk maakt dat ingaat op gender, is het niet vreemd om het ook zo te beoordelen. Maar andersom, als je als vrouw kunst maakt die daar niet over gaat, dan vind ik het eigenlijk vervelend wanneer het erbij gehaald wordt.’

Debbie Broekers

Met #MeToo en #NotSurprised krijgt het biografische nieuwe urgentie. The Guardian stelde recent de vraag of we het werk op de misstappen van de maker moeten beoordelen of zelfs helemaal moeten boycotten? Wat vind jij?

Sandra Kisters

‘Had Caravaggio niet iemand vermoord? Kunstenaars zijn natuurlijk niet per definitie aangename personen. Moet je het werk daarop beoordelen? Nee, ik denk dat je het werk los moet zien van de daden van de kunstenaar. Als het werk goed is, is het goed. Zolang het niet gaat over onderwerpen die aanstootgevend zijn in relatie tot wat iemand misdaan heeft, dan moet je die kunst op zichzelf beoordelen. De maker, die moet gewoon de gevangenis in. De publieke opinie speelt echter wel degelijk mee. Dat zie je nu bij Kevin Spacey. Hij werd enorm gewaardeerd als acteur, maar door #MeToo gaat zijn carrière naar de knoppen. Er heersen ontzettend veel vooroordelen en stereotiepe beelden over kunstenaars, zoals de bohemien of het gestoorde genie, en deze zijn ontzettend moeilijk te doorbreken. In films en boeken over kunstenaars worden deze stereotypen nog meer benadrukt. Ze hebben invloed op hoe mensen over een kunstenaar denken en op de manier waarop ze naar kunst kijken. Het is aan de vakmensen om dat beeld te nuanceren, denk ik.’

Debbie Broekers

In biopics wordt het leven van een kunstenaar onderdeel van brede, publieke waardering of verwerping. Een bijkomstig gevolg is dat er een nogal gekleurde beeldvorming wordt gepresenteerd. Hoe sta jij als wetenschapper tegenover deze films?

Sandra Kisters

‘Ik heb eerlijk gezegd heel weinig goede biopics over kunstenaars gezien en ik heb er heel veel bekeken voor mijn onderzoek. Ik weet bijvoorbeeld nog wel dat de film Modigliani (2004) in de bioscoop kwam. Daar zaten zulke clichématige scènes in, zoals dat hij stomdronken achter de schildersezel staat en slecht met zijn geliefde omgaat; echt één en al drama. Dat gaat storen, zeker omdat het verhaal helemaal niet meer over de kunst gaat. Dat is ook het heikel punt van deze films: het gaat zelden over de kunst. In een enkel geval vind ik dat de aandacht voor het werk zo goed is, dat de film iets toevoegt, bijvoorbeeld bij de film over Jackson Pollock. Ook daar is het geheel erg gedramatiseerd; er is veel aandacht voor zijn alcoholprobleem en zijn relatie met Lee Krasner, maar het gaat daarnaast ook over het creatieve proces en hoe hij zijn drippingtechniek ontdekt. Zo’n film draagt bij aan de beeldvorming van wat het inhoudt om kunstenaar te zijn.’

Debbie Broekers

Je spreekt in het boek uitgebreid over de studio’s en woningen van kunstenaars en de aantrekkingskracht van deze plekken voor het beeld van de kunstenaar. Bacon gebruikte zijn studio om bepaalde aspecten in zijn werk, zoals toeval en kans, te bevestigen. O’Keeffe’s huizen zeggen veel over haar werk en haar veranderende (zelf-)beeld als kunstenaar. Tegenwoordig lijkt de aantrekkingskracht van deze plekken van creatie alleen nog maar sterker te worden, met lifestyletijdschriften en websites als Freunde von Freunde en tijdschriften als Apartamento Magazine, waarin we een kijkje krijgen in het interieur van de ‘creatieve maker’. Wat is het toch dat ons aantrekt bij deze plekken?

Sandra Kisters

‘Dit is typerend voor de lifestylecultuur, waarin alles meewerkt aan het beeld dat je van jezelf creëert. Maar de interesse in de studio’s van specifieke makers heeft ook te maken met het romantische beeld van het genie of talent, dat iemand iets bijzonders kan en dat mensen denken dat dat zich uit in de persoon zelf. Mensen willen dichter bij dat artistieke proces raken, de persoon ontmoeten of ten minste de plaats bezoeken waar het allemaal is ontstaan. Het is inderdaad zo dat die plekken veel bezocht worden. Het is een hele opgave om ze te onderhouden. Bij de studio van Bacon is er kritiek, omdat die helemaal kunstmatig vanuit Londen naar Dublin is getransporteerd en daarom niet echt meer een atelier is. Hij zit achter glas en is een soort kijkdoos geworden. Het atelier wordt als een fetisj in het museum gepresenteerd. Rodin wilde zelf een museum voor zijn werk bouwen, als studiegelegenheid voor jonge kunstenaars. Hij hoopte dat zijn eigen verzameling antieke objecten studiewaardig zou zijn, hoewel dit postuum niet zo bleek te zijn. Hoe het museum er precies uit zou komen te zien, of dat zijn huis in Meudon een museum moest worden zoals nu het geval is, daar heeft hij zich nooit over uitgelaten. Het ging Rodin echt om zijn beeldencollectie en hij wilde een plaats creëren van studie, ter verheffing van het publiek. Bij Georgia O’Keeffe in Abiquiu is het huis ook min of meer bewaard gebleven zoals het was toen ze stierf op 98-jarige leeftijd. Ze schilderde toen al jaren niet meer. Haar atelier is daarom een kamer waar een bed staat voor de verpleegster en een kantoortje met prachtig uitzicht over de vallei. Het is niet langer de werkplaats van een kunstenaar. Wat doe je dan als museum? Ga je het atelier recreëren zoals het was in de jaren vijftig of zestig, of zeg je, nee, het moet authentiek zijn, we houden het huis zoals het was toen ze stierf. Dat soort keuzes zijn belangrijk.

Debbie Broekers

Zou de waardering voor de betekenis van de biografie in de kunst hoger kunnen zijn?

Sandra Kisters

‘Jazeker, het is heel zinvol om bepaalde biografische informatie te weten, en dat wordt gelukkig ook steeds meer erkend. We zijn nu bij Museum Boijmans Van Beuningen een studie over James Lee Byars aan het maken en dan is het heel interessant om te weten dat hij veel in Japan is geweest en dat dat enorme invloed heeft gehad op de ontwikkeling van zijn werk. De laatste jaren verschijnen er veel wetenschappelijke biografieën. Er is in Groningen het Biografie Instituut, dat verbonden is aan de Rijksuniversiteit Groningen. Maar dat neemt niet weg dat de biografie een moeilijk genre blijft. Hoe geef je een compleet en genuanceerd beeld van iemand, zonder dat je je lezer helemaal ondergraaft in feitjes en data? De mix tussen feitelijke juistheid en interpretatie, thema’s en een goed leesbaar verhaal is waanzinnig moeilijk. Om dan ook nog eens recht te doen aan een oeuvre, dus om de ontwikkelingen in een oeuvre in samenhang met de bronnen te bespreken, dat is erg lastig. Maar als het lukt, dan zijn het belangrijke publicaties.’

Sandra Kisters
The Lure of the Biographical. On the (self-)Representation of Modern Artists
Amsterdam: Valiz, 2017
ISBN 9789492095251

The Lure of the Biographical
Sandra Kisters’ interesse in biografieën begon tijdens haar afstuderen, toen ze zich boog over Frida Kahlo en Janet Frame, een Nieuw-Zeelandse schrijver. Kahlo’s oeuvre werd geduid als een geschilderde autobiografie en Frame’s romans zijn ook altijd autobiografisch geduid. Kisters raakte gefascineerd door de manier waarop de biografie en de receptie van het werk door de kunstenaars werden gestuurd. Later kwam daar een bredere belangstelling voor de waarde van biografisch onderzoek bij. Hoe zit dat vak in elkaar? Welke bronnen worden gebruikt? Haar promotieonderzoek mondde uit in het boek The Lure of the Biographical. On the (self-)Representation of Modern Artists. Aan de hand van drie casestudies naar het imago en het werk van de Franse beeldbouwer Auguste Rodin, de Amerikaanse schilder Georgia O’Keeffe en de Britse schilder Francis Bacon wordt bekeken welke mechanismen en strategieën een rol spelen in het creëren van het imago van de kunstenaar, van de negentiende tot de laat twintigste eeuw. Het boek is uitgegeven door Valiz in de serie vis-à-vis, met ondersteuning van het Prins Bernhard Cultuurfonds en De Gijselaar-Hintzenfonds.

Debbie Broekers

is kunstcriticus en kunsthistoricus

Gerelateerd

Recente artikelen