De overblijfselen van een oorlog
Oorlog als subroutine
De aanstaande oorlog in Irak, en de gevolgen die zo’n oorlog mogelijkerwijs met zich mee brengen, zijn even onafwendbaar in hun waarschijnlijkheid (als dit ter perse gaat worden de eerste gewonden discreet achter de linies verpleegd, terwijl de communiqués misschien al spreken van een chemische oorlog) als onze dagelijkse uiteenzetting met die onafwendbaarheid. De oorlog is eigenlijk niet weggeweest. Zoals blijkt uit de extatische berichtgeving van bijvoorbeeld CNN, krijgt de moeder van alle veldslagen, de oorlog die de geschiedenis in zal gaan als de Eerste Golfoorlog, gaandeweg meer historische glans. De beelden van die oorlog worden nu met regelmaat gerecycled. Net als bij schaatsrecords die voor jaren de scoreborden stilzetten, heeft de lelijke nieuwheid van die oorlog en de definitieve herontdekking ervan door de media, gezorgd voor een collectief freeze frame. Virtueler dan de dreiging tijdens de koude oorlog, brachten de media vanuit een collectieve trance de oorlog in een verraderlijk verleidelijke close-up tot stilstand. Als uitbreiding van het totaalpakket van boodschappen doen, opvoedkundige gesprekken, dagelijkse planningen, schoonmaak- en onderhoudswerkzaamheden, lees- en schermtijd, is de oorlog de gemediatiseerde uiteenzetting met de waarschijnlijkheid van bruut, genadeloos toeslaand geweld geworden. Een inspirerende stilstand waar rekening mee te gehouden moet worden bij de planning. De oorlog komt er omdat hij niet is weggeweest. De oorlog is de subroutine geworden die we inmiddels dromen.
Oorlog als sick aesthetic
Het huwelijk tussen de technologie en de oorlog heeft de oorlog ooit definitief onderdeel gemaakt van onze esthetiek. Marinetti, de ideoloog van de Italiaanse futuristen, en inspirator van Mussolini, had het al voor het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog over de schoonheid van de oorlog. Oorlogen zouden reinigend zijn, een vorm van ‘wereldhygiëne’. Ze wilden hun aartsvijanden uitroeien, zoals ‘het moralisme, het feminisme en elke andere zwakheid’. Zijn futuristisch manifest uit 1909 is regelmatig in de kunsten opgedoken als een gerecyclde bron. Recent nog verklaarden de JungleAAA (Wilfried Hou Je Bek c.s.) half serieus: ‘Natuurlijk ken ik het nogal turbulente verleden van de futuristen, maar afgezien van het feit dat het oorlogszuchtig en fascistisch tuig was, waren ze ook ontzettend origineel en levenslustig. Vandaar ook mijn interesse in de groep als geheel. Overigens zijn vooral Marinetti’s jubelverklaringen over snelheid erg cool.’ Hoe studentikoos en weinig doordacht deze lollig bedoelde proto-fascistische, amoureuze bevlieging ook is, het is niet de eerste keer dat slecht geïnformeerd technofetisjisme gepaard gaat met de kritiekloze verheerlijking van geweld. Blijkbaar ligt aan de wortel van dergelijke totalitaire fantasieën de esthetische extase die gegenereerd wordt door de mogelijkheid van de verwoesting van al het bestaande. Een radicale vernieuwingsfantasie die niet zonder extreem geweld gedefinieerd kan worden. De vernieuwing bestaat alleen bij de gratie van de uitroeiing van al het andere met een zo efficiënt mogelijk gebruik van de technologie. Bij een gebrek aan een overtuigende opstelling die zorg kan dragen voor de sociale cohesie van de eigen club, zit er blijkbaar niets anders op dan de heilige oorlog te verklaren aan alles wat niet behoort tot die eigen club. Hoe kleiner de club hoe totalitairder de fantasie. Of je nu dj Spooky heet en vanuit de niche van de experimentele muziek vecht tegen de ‘one track mindness’ van ‘society at large’ en dat gekunsteld onderbouwt met rizomatisch gereutel, en opnieuw datzelfde futuristische manifest, of dat je een kansarme rapper bent uit de hood, die de biofusie bezingt van de stijve piemel en het semi-automatische handvuurwapen, dat de club uitroeit die net iets andere gymschoenen draagt. Het is vooral de overzichtelijke simpelheid van de opgevoerde tegenstellingen die het ongecontroleerde geweld als geile esthetica legitimeert, en de technologie is de slimme bliksemafleider van de overblijfselen van haar inzet.
Eenzelfde simpele vorm van maatschappijkritiek die uitmondt in sick aesthetics vond ik in een interview met Graham Harwood over zijn werk Perl routines to manipulate London 1. Als lid van het politiek correcte technokunstcollectief Mongrel, schreef Harwood vorig jaar in Perl dit gedicht, uitgaande van William Blakes’s gedicht London. Het is een stuk disfunctionele code dat zich solidair verklaart met het kinderleed van 1792 tot heden. De tekst handelt over de collectieve longcapaciteit van alle kinderen die misbruikt en getormenteerd zijn, die nodig is om een grote schreeuw te slaken tegen het geweld dat hun door de eeuwen heen trof. Hoe nobel en politiek correct (en zelfs deels autobiografisch) de motieven voor dit gedicht ook zijn, de achterliggende motivatie werd in dat interview op een bedenkelijke manier door Harwood verwoord. Het is natuurlijk zeer de vraag of zijn Perl gedichten daadwerkelijk zorgen voor een groter maatschappelijk bewustzijn. Misschien is daarvoor zijn revolutie net iets te esthetisch, net iets te symbolisch, net iets te strategisch en veel te weinig tactisch.
Nauwelijks menselijk
De eerste Golfoorlog heeft, naast de veel grotere hoeveelheden doden dan officieel is toegegeven, ook een substantieel leger veteranen opgeleverd die lijden aan het golfoorlogsyndroom, een moeilijk te diagnostiseren ziekte met veel verschillende uitingsvormen. Van open wonden die na jaren zelfs niet willen helen, tot vergroeiingen en psychologische ontreddering. Ook aan de kant van Irak zijn als gevolg van de Amerikaanse bombardementen op de opslag van chemische wapens en het gebruik van verarmd uranium in raketten nieuwe, mysterieuze ziektes ontstaan. Het meest schrijnende is misschien wel dat vroedvrouwen hun werk niet meer willen doen. Nog steeds worden er gedeformeerde baby’s geboren die in hun gruwelijkheid de fantasie tarten van alle horrorspecialisten in Hollywood. De beeldarchieven van deze nauwelijks nog menselijk te noemen overblijfselen van de oorlog doen je adem stokken en maken duidelijk dat de mensheid nog ver verwijderd is van intelligente oorlogsvoering, zoals Manuel de Landa in zijn War in the Age of Intelligent Machines (1991) beschreef. Want het is natuurlijk cynisch dat de Amerikaanse ‘slimme’ bommen voornamelijk de eigen manschappen hebben geraakt. Uiteraard om gezichtsverlies te voorkomen heeft het Pentagon, ondanks het bewijsmateriaal dat door veteranen gepubliceerd is, officieel ontkend dat er zoiets bestaat als een golfoorlogsyndroom. Laat staan dat ze zullen toegeven dat de misvormde baby’s het resultaat zijn van hun eigen zogenaamde intelligente wapentuig. Het is ontroerend dat de organisaties die onderzoek doen naar die gruwelijke resultaten van de oorlog net zo goed bewijsmateriaal archiveren van de Irakezen als van de Amerikanen. Misschien vormen die overblijfselen van een oorlog het kritische materiaal dat het tij kan keren en het gigantische monster kan stoppen.
Misschien kunnen we maar beter CNN even uitzetten en ons troosten met het Strijkkwartet no. 2 van Jacob ter Veldhuis dat hij de titel Postnuclear Winterscenario meegaf, en dat hij schreef kort na het uitbreken van de eerste Golfoorlog. We luisteren naar de sombere, uitgeklede noten en wachten met spanning op zijn volgende stuk.
1. Perl is een populaire programmeertaal, in 1987 ontwikkeld door Larry Wall.
verwijzingen
Graham Harwood: http://www.mongrelx.org/ en http://www.scotoma.org/
Gevolgen Golfoorlog: http://www.gulfweb.org/ en http://www.web-light.nl/VISIE/extremedeformities.html
Manuel de Landa, War in the Age of Intelligent Machines, Zone Books, 1991
Jacob ter Veldhuis, Three String Quartets, There must be some way out of here, Netherlands Quartet (Emergo classics, EC 3937-2)
Willem van Weelden