Een archipel van lokale reacties
Een archipel van lokale reacties
Nicolas Bourriaud over het altermoderne
Dit voorjaar opent in Londen de Tate Triennial, dit keer samengesteld door de Nicolas Bourriaud. De Franse curator, die beroemd werd als bedenker van de term relationele esthetiek, grijpt de tentoonstelling aan als gelegenheid om zijn nieuwste kunsthistorische label uit te diepen: het altermodernisme.
De tentoonstelling die u aan het voorbereiden bent voor de Tate Triënnale ontvouwt zich rondom een nieuwe term die u heeft ontwikkeld, het ‘altermodernisme’. Vanuit de specifieke context waarin we ons vandaag de dag bevinden, introduceert U dit concept als een herlezing van ons huidige begrip van de moderniteit. Kunt u iets meer vertellen over de kenmerken van onze hedendaagse wereld die voor u aanleiding zijn het begrip moderniteit te herdefiniëren?
‘Het belangrijkste nieuwe kenmerk is volgens mij de allesomvattende culturele globalisering die we op dit moment ondervinden en die twee verstrekkende gevolgen heeft. Het eerste is uniformiteit als gevolg van de massaproductie. Er is sprake van een wereldwijde standaardisering die wordt gedomineerd door de vrijetijdsindustrie die lokale cultuur behandelt alsof het folklore is. Het tweede fenomeen, dat hieraan tegengesteld is, is het opkomende fundamentalisme, een terugtrekkende beweging in de cultuur via essentialistische standpunten die alleen over identiteit gaan. Deze twee tegenstrijdige bewegingen functioneren als de twee tegenpolen waartussen wij steeds meer beklemd raken. Enerzijds worden afkomst en specifieke eigenschappen als absolute waarden opgeëist, anderzijds is er sprake van een stilzwijgende acceptatie van een gestandaardiseerde cultuur, die iedere vorm van eigenzinnigheid vernietigd.’
Het gebied dat u met altermoderniteit onderzoekt zou een alternatief kunnen vormen voor deze twee tendensen?
‘Absoluut, er is een derde weg mogelijk die de obstakels van de andere twee vermijdt. Deze valt samen met de noodzaak om terug te keren naar de kern van het moderne leven. De essentie van de moderne tijd is volgens mij de uittocht; de onthechting van alle wortels en situaties die een identiteit verschaffen. De uittocht wordt versterkt door precies datgene dat het bestrijdt: de globalisering. Het “altermoderne” functioneert in de cultuur op eenzelfde wijze als het “alterglobalisme” in de politieke sfeer. Het “alterglobalisme” is niet tegen het globalisme, het biedt in plaats daarvan een alternatief dat niet eenduidig en totalitair is, maar bestaat uit een verzameling reacties op specifieke situaties. Het is een archipel van lokale reacties.’
De altermoderniteit die u omschrijft kent zowel ruimte als tijd. Tijd is volgens u het laatste dat er op aarde nog te exploreren valt. Kunt u dat toelichten?
‘Wat onze tijd bij uitstek bepaalt, is het gegeven dat we voor het eerst in de geschiedenis van de mensheid leven op een planeet die geen enkel terra incognita meer kent. Onze planeet is ge-earth-googled, bedekt met een satelietgrid waarmee zelfs het meest achterafgelegen gebied in kaart is gebracht. Het is de eerste keer dat wij beschikken over een absoluut totaalbeeld. Deze revolutionaire gebeurtenis is in overeenstemming met de economische globalisering: one world, one system. Tijd, het verleden en de geschiedenis zijn de drijvende krachten geworden omdat zij het laatste continent belichamen dat nog te exploreren valt. Hedendaagse kunstenaars beklimmen tegenwoordig met hetzelfde gemak de steile hellingen van de geschiedenis als die van een geografisch terrein. Op de een of andere manier lijkt de geografie de tijd geabsorbeerd te hebben. Kunstenaars werken op basis van een plattegrond in vier dimensies waarin ook de geschiedenis is opgenomen. Daarom spelen genealogie en archeologie zo’n belangrijke rol in de hedendaagse kunst. Hoe beter we het heden begrijpen, des te minder hebben we behoefte aan wortels, omdat tijd dan zal bestaan uit oneindig veel lagen zonder herkomst.’
Uw idee van het altermoderne lijkt in het verlengde te liggen van uw eerdere onderzoek rondom de begrippen relational easthetics en postproduction, in de zin dat het opnieuw over kunstenaarspraktijken gaat die gebaseerd zijn op de toe-eigening of het hergebruik van materiaal uit heden en verleden. Maar er zijn ook verschillen. Het altermoderne heeft meer betrekking op de sociale en politieke context. Hoe verhoudt het altermoderne zich volgens u tot de voorgaande begrippen?
‘Je zou kunnen zeggen dat het dezelfde werkelijkheid betreft die is vastgelegd vanuit verschillende standpunten. Het eerste standpunt – dat ik samenvat onder de noemer relational easthetics – kwam voort uit het verlangen om een gemeenschappelijke noemer te vinden voor een groep kunstenaars te midden van wie ik mezelf begin jaren negentig heb ontplooid. Die gemeenschappelijke noemer was een intermenselijke ruimte, zoals de consumptiemaatschappij het centrale uitgangspunt vormde voor de generatie pop-art kunstenaars. In Postproduction ontwikkelde ik een theorie over de productie van kunstwerken die vanuit een bepaalde relatie tot de geschiedenis ontstaan, die de kunstgeschiedenis als gereedschapskist gebruiken als het ware. En inderdaad, de ideeën die ik ontwikkel rondom de term altermodern zijn meer een weerspiegeling van politieke en geopolitieke zaken. Het gaat niet langer om het bepalen van een formele horizon of om theorievorming met betrekking tot het productieproces, maar om het vaststellen van een in opkomst zijnde state of mind, die niet te herleiden is tot een specifieke stijl. Deze term maakt een bepaalde relatie tot het heden duidelijk, tot het hier en nu, en is rechtstreeks afkomstig uit de politieke sfeer: wat is onze positie? Hebben we de moderniteit nodig, en zo ja, wat zijn dan de eigenschappen van deze moderniteit? Deze tentoonstelling is voor alles een debat.’
In de tekst die u als inleiding op de Tate Triennial heeft geschreven, wijst u op een onderscheid tussen het postmodernisme, dat is gebaseerd op een lineaire tijdsstructuur en het altermodernisme, dat uitgaat van een model gebaseerd op een labyrint. Hoe bedoelt u dat precies?
‘Het labyrint herinnert aan een anekdote uit het boek Donau van de Italiaanse denker en schrijver Claudio Magris. Hierin wordt de geschiedenis vergeleken met het idee dat we ons in een trein bevinden, reizend over de rails der tijd. Op het andere spoor nadert ons uit tegenovergestelde richting een trein en op het moment dat de treinen elkaar passeren, is het een moment onmogelijk om te bepalen of de trein nu vooruit of achteruit gaat. Sommige dingen komen weer terug; er bestaan loops in de tijd. Dit idee speelt op eenzelfde manier een belangrijke rol in het werk van de Argentijnse schrijver Jorge Luis Borges die tijd beschrijft als een tuin waarin de paden zich oneindig vertakken. Er is geen sprake van een lineaire opvatting van tijd, maar eerder in van een soort labyrint. Het postmodernisme is misschien de periode geweest waarin men niet precies wist hoe met dit labyrint om te gaan. Ik krijg de indruk dat het dwalen door het labyrint vandaag de dag juist een positieve waarde heeft. Dit dwalen lijkt mij het altermodernistische gebaar bij uitstek te zijn: om uiteindelijk iets anders te ontdekken dan waarnaar men op zoek was.’
De term altermodernisme ligt in het verlengde van het modernisme en het postmodernisme, twee begrippen waar recentelijk veel kanttekeningen bij geplaatst zijn, bijvoorbeeld door Jacques Rancière, die in zijn werk de traditioneel geaccepteerde continuïteit tussen het modernisme en het postmodernisme in twijfel trekt. Hoe ziet u uw eigen positie in dit debat?
‘Ik zie mijzelf meer als een volgeling van Bruno Latour, die stelt dat wij nooit modern zijn geweest, althans niet in epistemologische zin. En we moeten nog altijd een echte vorm van relativisme zien te bereiken, een die niet wordt afgemeten aan de dominante cultuur, noch zweeft in een postmodern ‘anything goes’. Het postmodernisme was een periode waarin verschillende culturele hiërarchieën opnieuw werden vastgesteld, gelijkgeschakeld en gehomogeniseerd. Hoe kun je verder gaan anders dan de dingen opnieuw te ordenen, en dit keer tussen het altermoderne en postmoderne in?’
Een belangrijk aspect van uw project is uw benadering van het multiculturalisme, waarin u afstand neemt van het voortdurend op eenzijdige wijze benadrukken van de culturele identiteit. In de hedendaagse kunst is er sprake van een manier van werken die overeenkomt met Edouard Glissants definitie van het proces van creolisatie: de nadruk ligt op het leggen van verbanden tussen verschillende culturen, het maken van vertaalslagen, het toe-eigenen, et cetera.
‘Volgens mij zijn wij op een historisch moment aan beland waarop kunstenaars niet langer vanuit hun eigen specifieke cultuur werken, maar vanuit een globale context. Kunstenaars zijn méér bezig met het proces om, vertrekkend vanuit een globale context uiteindelijk uit te komen bij de bijzondere eigenschappen, dan te werken vanuit de eigen identiteit of herkomst en zo een logo te worden voor zijn of haar cultuur. Er zijn veel kunstenaars, wiens werk mij weinig interesseert, omdat zij zichzelf tevreden stellen met het simpelweg presenteren van hun culturele herkomst of identiteit als de inhoud van hun werk. Ik denk dat de houding die gebaseerd is op het presenteren van jezelf als ‘anders’, niet langer werkt. Het anders-zijn is iets dat tot stand moet komen, niet iets dat men bij voorbaat vastkan stellen.’
Kunt u iets vertellen over de richting die u als curator heeft gekozen voor deze tentoonstelling? Welk type kunstenaarspraktijken en tentoonstellingsmodellen sluiten volgens u aan bij de ideeën die u aan het ontwikkelen bent?
‘Een tentoonstelling gaat uit van de vraag, niet van antwoorden die men al bij voorbaat geformuleerd heeft. De tentoonstelling Altermodern is het product van een serie ontmoetingen en discussies met kunstenaars en verschillende kunstprofessionals. Aangezien ik tegenwoordig in Londen woon, ben ik begonnen met het unieke karakter van Londen als wereldstad; een stad die door mensen uit de hele wereld bezocht wordt en waar men voor langere of kortere tijd verblijft. Een ander aspect van de tentoonstelling is de homogeniteit qua generatie in de selectie van de kunstenaars, een beetje zoals dat het geval was bij Traffic, de tentoonstelling die ik in 1996 in Bordeaux maakte rondom het begrip relational easthetics. De deelname van Gustav Metzger vormt hierop een uitzondering. Ik wilde hem als een soort epiloog opnemen in de tentoonstelling, omdat hij, in de context van het modernisme uit de jaren zestig, een belangrijk denker is over de ecologische catastrofe en duurzame ontwikkeling; twee ideeën die overduidelijk terugkomen bij de nieuwe generatie kunstenaars. Tot slot kwamen er, zij het bijna met terugwerkende kracht, uit de relaties tussen de werken overeenkomstige onderzoeksgebieden naar voren. Zo is er sprake van een tendens om tekens afkomstig uit zeer verschillende contexten, te manipuleren, en er wordt veelvuldig gewerkt in zwart en wit.’
De tentoonstelling zal ook samenvallen met het verschijnen van uw nieuwe boek. Kunt u daar misschien iets meer over vertellen?
‘Het boek heeft als titel The Radicant, en is een soort theoretisch logboek van deze tentoonstelling. In de meeste [Franse] woordenboeken staat de term ‘radicant’ [vertaling: van de wortel, radicans] direct na de term ‘radicaal’. ‘Radicant’ is het tegenovergestelde van radicaal, en betekent dat wat bij de wortel hoort. Het is een plantensoort die wortel schiet terwijl hij over de grond voortbeweegt. Dit beeld past perfect bij het soort modernisme dat volgens mij in opkomst is. We leven niet langer in het model van de tabula rasa. Het modernisme dat zich nu aandient is gebaseerd op deze geglobaliseerde staat van de verbeelding; op het vermogen van het individu om niet in als een vorm van ‘zijn’ te bestaan, maar als een vorm van ‘permanent worden’; op het vermogen van de kunstenaar om vormen te ontwikkelen die niet geïndexeerd zijn op een identiteit, maar op verplaatsing; op de voortdurende rotatie van tekens en op het formeren van paden in een quasi-oneindig landschap van tekens en beschikbare vormen, dat zover reikt als ons heelal.’
Altermodern, Tate Triennial 2009
Altermodern, Tate Triennial 2009
TATE Britain
TATE Britain
3 februari t/m 26 april
3 februari t/m 26 april
Nicolas Bourriaud, The Radicant, Sternberg Press, 2009.
Nicolas Bourriaud, The Radicant, Sternberg Press, 2009.
ISBN 978-1-933128-42-9
ISBN 978-1-933128-42-9
Christophe Gallois