metropolis m

Het zal weinigen zijn ontgaan:de feestelijke opening van het nieuwe Depot van Museum Boijmans Van Beuningen aan het Museumpark te Rotterdam. Het Depot (in Rotterdam ‘dePot’ genoemd) biedt volgens het museum een nieuw definitie van museumopslag: het kijkdepot. Laura van den Bergh liet zich rondleiden door Sandra Kisters, hoofd Collecties en Onderzoek van het museum en bespreekt de belangrijkste kenmerken van dit type depot.

In het najaar van 2017 nam ik deel aan een workshop op de bovenste verdieping van Het Nieuwe Instituut in Rotterdam. Mijn medestudenten en ik stonden lange tijd vastgeplakt aan het raam van waaruit we neerkeken op een enorm rond leeg gat. De eerste vormen van het nieuwe Depot van Museum Boijmans Van Beuningen waren al afgetekend en geleidelijk, als bij het vlechten van een mand, rezen in de daaropvolgende maanden de wanden op. Het gebouw kreeg vorm, kleurde van wit naar zwart en begon daarna glinsterend de omgeving te weerspiegelen. De Zwaan, de Kuip en de Koopgoot maakten voor mij als vanzelfsprekend deel uit van Rotterdam maar aan deze nieuwe ‘Bloempot’ heb ik steeds opnieuw moeten wennen. Al vanaf de eerste glimp in dat enorme gat blijft de vraag door mijn hoofd spoken waarom het Depot er in deze voyante vorm moest komen, in deze arbeidersstad waar het gewone altijd demonstratief goed genoeg is. Hoe kon ik deze grote glinsterende schatkist middenin de stad rijmen met het doorgaans zo onopvallende kunstdepot?

Begin november 2021 opende het Depot de deuren voor bezoekers en kon het publiek eindelijk een blik werpen aan de andere kant van de spiegel. Er is een ontvangsthal met ruimte voor kaartverkoop en kluisjes, een verzamelpunt voor regelmatig vertrekkende rondleidingen, een trappenstelsel dat doet denken aan een schets van Piranesi, meerdere expositieruimtes, veertien geklimatiseerde depots, vier restauratieateliers en een openbaar toegankelijke daktuin met fancy restaurant. Voor een kunstdepot is deze combinatie van faciliteiten uitzonderlijk. Zó uitzonderlijk dat door het Boijmans wordt gesproken van ‘een wereldprimeur’: het nieuwe depot is, zo lees ik op de website, ‘het eerste toegankelijke kunstdepot ter wereld’. Sandra Kisters, Hoofd Collecties en Onderzoek, spreekt zelfs over een ‘nieuwe museumtypologie’.

Schitterend

Op een zonnige ochtend, enkele maanden voor de opening, nam Kisters me mee in het nog onbevolkte Depot. De allerlaatste vrachtwagen met objecten was net aangekomen. De schilderijen hingen al aan verrijdbare rekken, de sculpturen en de designcollectie waren neergezet in grote stellages. Er was pas een nieuwe vloer gegoten in een van de presentatieruimtes, en in de ateliers was een enkele restaurateur al bezig met een schilderij. Af en toe zoefde een forklift voorbij; in de lucht hing een enthousiaste spanning. We begonnen de rondleiding helemaal bovenin, op het dakterras, naast het restaurant, waar de speciaal gekweekte en pas aangeplante bomen in de loop der jaren zullen uitgroeien tot volwaardige daktuin. Het uitzicht op de Rotterdamse skyline, met op de voorgrond het Museum Boijmans zelf, is er fenomenaal.

Tegen de wind in somt Kisters de vier belangrijkste kenmerken op van het nieuwe depot, waarmee gestreefd wordt naar het openstellen van het gebouw en het zichtbaar maken van de collectie. Er wordt gebruik gemaakt van (1) visible storage, door middel van vitrines, ramen of glazen wanden; en (2) visitable storage, waarbij de depotruimtes tijdens rondleidingen toegankelijk zullen zijn voor het publiek. Daarnaast zijn er (3) studieruimtes en filmzalen, en (4) worden er regelmatig demonstraties en presentaties gegeven over conservatie, restauratie en collectiebeheer.

Onderweg naar beneden valt me vooral op hoeveel licht er door de ramen van het toch grotendeels betonnen gebouw valt. Met de glazen trappen, vloeren en wanden lijkt het soms of je dwars door het gebouw kan kijken. Langs de trappen zweven grote, doorzichtige dozen, waarvan sommige al zijn ingericht met objecten uit de collectie. Ze maken onderdeel uit van The Maze, legt Kisters uit, een driedimensionaal doolhof van glazen vitrines ontworpen door Marieke van Diemen in samenwerking met MVRDV. De vitrines zijn zo geplaatst dat bezoekers ook vanuit de lift naar objecten kunnen kijken en dat ze er soms overheen moeten lopen om van depot naar depot te komen. Op deze plekken kijk je zelfs door de vloer heen.

Zichtbaarheid

In 1935 opende in het westen van Rotterdam een nieuw museumgebouw voor wat toen nog Museum Boymans heette, naar ontwerp van architect Ad van der Steur. Het bakstenen gebouw, destijds gelegen in een nog grotendeels onbebouwde omgeving, vormt nog altijd de kern van het museum. In de loop der jaren is het museum door meerdere uitbouwen,  nieuwe tentoonstellingsvleugels en een tuinpaviljoen in omvang verdubbeld. Toch is het museum ‘beetje bij beetje uit zijn jasje gegroeid’.1 Directeur Sjarel Ex zette de redenen hiervoor nog eens onder elkaar tijdens een TedxTalk in 2018. Ten eerste is de museumcollectie door de jaren heen aangevuld met een constante aanwas van nieuwe aankopen en particuliere schenkingen, waardoor ze simpelweg te groot is geworden voor de kelders van het gebouw. Bovendien bleken de kelders niet opgewassen tegen de toenemende natheid van Nederland, die enerzijds veroorzaakt wordt door steeds heviger regenval en anderzijds door het gestaag stijgende grondwater. In 2013 waren de kelders voor een vijfde keer overstroomd, Ex stond wederom met zijn voeten in plastic zakken te sjouwen met boeken en dozen. Het water was weer vlak voor de kunstdepots tegengehouden. ‘We vragen al twaalf jaar om een nieuw depot’, verzuchtte Ex toentertijd tegen de NOS. ‘Dit is niet te doen.’

Datzelfde jaar begonnen de ideeën voor een nieuw collectiegebouw vorm te krijgen. Er werd een Programma van Eisen (PvE) opgesteld, dat ook als leidraad zou dienen voor de architectenopdracht. Het PvE is tegelijk een contract, toetsingskader, kostenraming en handleiding, waarin alle eisen voor een nieuw gebouw beschreven worden. Er staat bijvoorbeeld dat het aanstaande Depot moet functioneren als een klassiek kunstdepot wat betreft veiligheid en conservatiefuncties zoals klimaat en licht. Er moet ruimte geschapen worden voor de eigen collectie en die van externe particuliere verzamelaars. Ook wordt benadrukt dat er geen gebruik gemaakt mag worden van ondergrondse depots, daar lagen immers de problemen bij het oude gebouw. Verder moet het Depot ruimte bieden aan activiteiten zoals transport, administratie, restauratie, conservatie en documentatie van objecten uit de eigen en uit particuliere collecties.

Het gebouw moet ook openbaar toegankelijk zijn. In het PvE wordt benadrukt dat minstens twintig procent van het gebouw toegankelijk moet zijn voor publiek – maar dat bezoekers dat moeten ervaren als veertig procent. Aanvankelijk is rekening gehouden met 50.000 bezoekers per jaar, die zich niet alleen relatief vrij door het gebouw zouden moeten kunnen bewegen, maar ook moeten kunnen neerstrijken voor een kop koffie, een borrel of een maaltijd. Het gebouw moet een expliciet educatieve functie hebben en ruimte bieden aan zowel onderzoekers als schoolklassen. Bovendien moet het gebouw spektakelwaarde hebben, een nieuw icoon worden en zowel indrukwekkend als uitnodigend zijn.

Als je een nieuw museumdepot wilt bouwen kan je twee kanten op, stelde Ex: je kunt de collectie op een industrieterrein verbergen in een soort Fort Knox aan de rand van de stad, zoals doorgaans gebeurt bij kunstdepots, of je kunt er echt iets bijzonders van maken, iets waar de hele stad wat aan heeft.2 Voor dat laatste is in Rotterdam gekozen. Het kijkdepot volgt het model van het Schaulager dat in 2003 opende in Bazel. Ook hier worden onderzoek, opslag en expositie van beeldende kunst samengebracht in één openbaar toegankelijk gebouw. Volgens Kisters is het Rotterdamse Depot wezenlijk anders, niet alleen omdat het Schaulager enkel toegankelijk is op afspraak maar ook omdat de Boijmans collectie vele malen groter is dan die van het Schaulager.

Het Rotterdamse Depot met zijn spiegelende, ronde vormen heeft bovendien meer spektakelwaarde. Het opzienbarende ontwerp komt uit de koker van het Rotterdamse bureau MVRDV, dat koos voor de controversiële spiegelende pot. Na een reeks bezwaarprocedures (onder andere van de aangrenzende afdeling kinderpsychiatrie van het Erasmus MC) en daaropvolgende aanpassingen van het ontwerp – waaronder een verdubbeling van het beoogde bezoekersaantal naar 100.000 – werd in maart 2017 de eerste paal geslagen. Met de oplevering van het nieuwe Depot is de gehele collectie, die ruim 152.000 objecten telt, vanuit vijf externe opslaglocaties in Nederland en België teruggebracht naar het Museumpark.

Schatkist

Ondanks zijn ambitie anders te zijn, is het Depot bovenal een depot. Het heeft dan ook veel overeenkomsten met het hypermoderne maar verder ‘traditionele’ depot dat recentelijk opende op een industrieterrein nabij Amersfoort. In dit nieuwe Collectie Centrum Nederland (CCNL) worden de rijkscollecties van het Nederlands Openluchtmuseum, Museum Paleis het Loo, het Rijksmuseum en de Rijksdienst voor Cultureel Erfgoed gezamenlijk bewaard, geconserveerd en gerestaureerd. Zowel in Rotterdam als in Amersfoort wordt het gebouw vooral bepaald door zijn opslagfunctie. Maar waar die functies zich in Amersfoort achter gesloten deuren bevinden, in een anoniem, vierkant gebouw dat alleen op afspraak toegankelijk is voor studenten en specialisten, communiceert Rotterdam totale transparantie, alsof het er vooral op uit is zijn functies en inhoud te etaleren voor een zo breed mogelijk publiek. Dit verschil blijkt al binnenkomst, in Amersfoort doet de entree met haar rolluiken en kale wanden verre van gastvriendelijk aan. Binnen zijn zelfs de meest uitzonderlijke objecten netjes ingepakt of opgestapeld, en het koffiezetapparaat is de enige vorm van horeca. In Rotterdam lonkt het gebouw van verre en heeft John Körmeling van de hal een heel theater gemaakt; overal zijn objecten te zien en het restaurant heeft een chefkok en een wachtlijst.

Passend bij die publieke ambitie sluit het exterieur in Rotterdam aan bij een traditie van hedendaagse museumnieuwbouw, waarbij het gebouw middenin de stad wordt geplaatst als een opvallende publiekstrekker die met zijn ontwerp een stralende toekomst uitdraagt. Zo deelt het Depot zijn vorm met de kom van het Guggenheim in New York; met zijn ronde vormen en overdaad aan zilveren spiegels lijkt het zich te willen meten aan de spiegelende golven van Frank Gehry’s Guggenheim Museum in Bilbao, en doet zijn algehele verschijningsvorm, net als het Kunsthaus Graz (Oostenrijk, Colin Fournier en Peter Cook) en het Bonnefanten in Maastricht (Aldo Rossi) haast buitenaards aan. In de woorden van Fokke Moerel van MVRDV, lijkt het Depot te zijn ‘geland’ in Rotterdam.3 Bovendien doet het gebouw in zijn opulentie niet onder voor de gouden torens van Rem Koolhaas (Fondazione Prada, Milaan) of Alessandro Mendini (Groninger Museum, Groningen). Niet voor niets wordt het gebouw dikwijls liefkozend een schatkist genoemd.

Het Depot houdt echter niet alleen het midden tussen een depot en een museum vanuit architectonisch oogpunt, maar ook in zijn functioneren als publiekstrekker en educatiecentrum. Ik vraag Kisters naar de verhouding tussen het nieuwe Depot en het museumgebouw, als het Museum Boijmans in 2026 na een grondige renovatie weer de deuren opent. Kisters legt uit dat hier, ook binnen het museum zelf, nog altijd over wordt nagedacht. Om in ieder geval een semantisch onderscheid te bewaken, wordt in het Depot niet gesproken over tentoonstellingen maar over ‘verhalen’ en ‘presentaties’. Het is dan ook niet de bedoeling dat er tentoonstellingen getoond zullen worden die ook in het museumgebouw hadden kunnen staan. Volgens Kisters vormt het kijkdepot een toevoeging op het museum. Door in het Depot licht te schijnen op de achterkant van het museum, waar de werkzaamheden plaatsvinden, wordt het onderzoek naar en de zorg voor de collectie zichtbaar gemaakt. Het Depot past hiermee in een trend die in opkomst is sinds de jaren zeventig, waarbij de wetenschappelijke functie van het museum nadrukkelijk wordt gepresenteerd als waardebepalend. Er zou dus een interessante wisselwerking kunnen ontstaan tussen het Depot en het museum, waarbij bezoekers aan de ene kant van het Museumpark de werkzaamheden en aan de overkant de resultaten daarvan zouden kunnen zien.

Uiteindelijk lijkt de functie van het Depot vooral gelegen in het bieden van een schitterende illusie: het Boijmans als museum van je dromen, waar je alles kunt vinden en zien wat je wilt, waar iedereen zichzelf in kan zien. De spiegelende gevels van het Depot, die openheid en lichtheid suggereren maar nog altijd een zwaarbeveiligde bunker van beton verhullen, lijken dan ook vooral symbolisch bedoeld, evenals het transparante interieur. Hoewel het idee van transparantie op alle niveaus in dit gebouw wordt uitgedragen, is de beloofde zichtbaarheid niet te realiseren. Daarvoor is de collectie van het Boijmans simpelweg te groot. Veel van de inmiddels 152.419 objecten zullen, zelfs met behulp van glazen vitrines, opengewerkte muren en wisselende rondleidingen, verborgen blijven in de lades, kisten en stellages van het Depot.4

Misschien wel meer dan zichtbaarheid communiceert dit gebouw oneindigheid. Hoog boven het Museumpark gaan de spiegelende wanden op in de lucht. Wat kan een museum nog meer wensen dan een depot waar plek lijkt voor alles en iedereen? Dat de potentie uitdraagt nooit vol te raken, waar the sky the limit is? Het Depot is een bovenal een uitnodiging naar iedereen om, zo niet alles, dan wel zoveel mogelijk te komen bekijken. Het is een alomvattend spiegelpaleis, waaraan de gehele stad zich kan spiegelen, zo niet de hele wereld.

  1. Jan Pieter Ekker, ‘Depot Boijmans Van Beuningen nu al een geliefd spiegelpaleis’, Het Parool, 25 september 2020.
  2. ‘Het hart van de stad krijgt er een kamer bij’, website Museum Boijmans.
  3. ‘Het ontwerp in 9 stappen’, website Museum Boijmans.
  4. Metropolis M Collectiebijlage 2021.

Laura van den Bergh

is eindredacteur van Metropolis M

Recente artikelen