metropolis m

Juliette Jongma, Maxine Kopsa en Roos Gortzak kennen elkaar sinds hun studietijd. Ze trokken jarenlang met elkaar op in de Amsterdamse galeriewereld. Hoewel ze inmiddels alledrie hun eigen richting hebben gevonden, gaan ze nog steeds elk jaar samen op vakantie en bespreken ze even gemakkelijk hun plannen voor nieuwe tentoonstellingen als hun persoonlijke sores. Hoe hou je zo’n persoonlijke werkrelatie gezond? Hoe voorkom je vriendjespolitiek?

In zijn boekje How To Be An Artist (2020) noemt kunstcriticus Jerry Saltz pas bij nummer 46 van de in totaal 63 tips het netwerk dat je als kunstenaar nodig hebt. Volgens hem heb je genoeg aan hooguit twaalf mensen: een paar verzamelaars, een of twee kunstcritici die weten waar je mee bezig bent en een curator van je eigen leeftijd die je werk af en toe in een tentoonstelling opneemt.

Naast de betreffende tip heeft Saltz een foto van een verjaardagsfeestje van een galeriehouder in de jaren tachtig afgedrukt. Een groep witte mannen en een paar vrouwen ーprecies twaalf in totaal ー staan rokend en drinkend in een galerie. Alle aanwezigen worden met naam genoemd en die namen blijken, na even googelen, allemaal prominenten uit de kunstwereld van die tijd. Het blijft een open vraag: op welke manier hielpen zij elkaar toen?

Kunstenaars mogen dan in sommige (uitzonderlijke) gevallen ook in eenzaamheid floreren ー al is de kans dan wel groter dat ze hun eerste grote tentoonstelling pas krijgen na hun dood ー voor andere partijen in de kunstwereld is het hebben van een netwerk iets waar je niet omheen kunt. Die netwerken ontstaan doordat je samen studeert, collega’s bent of dezelfde (kunst-)vrienden hebt, en ze blijven in de rest van je leven doorwerken.

De kennismaking

Een illustratief voorbeeld is de vriendschap van Maxine Kopsa, Roos Gortzak en Juliette Jongma. Ze kennen elkaar nu bijna dertig jaar en gaan nog steeds met elkaar op vakantie én werken alledrie in de kunstwereld. In een Amsterdams café vertellen ze over de voor- en nadelen die dat met zich meebrengt.

In 1993 begonnen Kopsa en Gortzak allebei hun studie kunstgeschiedenis aan de Universiteit van Amsterdam. Wat ze ermee wilden, wisten ze nog niet. Van hun carrièremogelijkheden moesten ze vooral niet te veel verwachten, zo hoorden ze van een vrouwelijke docent. Kopsa: ‘Op de eerste introductiedag zei ze: jullie gaan heel goed leren kijken, maar allemaal geen banen krijgen.’ Juliette Jongma zat op de kunstacademie. Ze voegt toe: ‘Bij mij zei de leraar er ook nog bij: want jullie gaan kinderen krijgen.’ Daar heeft hij later overigens wel zijn excuses voor aangeboden, vertelt ze erbij.

Jongma leerde de andere twee pas iets later kennen, toen ze assistent was in de galerie van Diana Stigter. Gortzak herinnert zich het moment nog goed dat de vonk oversloeg: ‘Jij gaf een rondleiding bij de tentoonstelling van Martha Colburn, Iris van Dongen en Alisa Margolis in jullie galerie. Daarvan was ik erg onder de indruk.’

Jongma: ‘Van die kunstenaars?’

Gortzak: ‘Nee, van jou! Toen begreep ik: zo kan het dus ook.’

Gortzak werkte op dat moment voor Annet Gelink die tussen 1992 en 1999 samen met Diana Stigter Galerie Bloom had, daarna begonnen ze elk hun eigen galerie. Jongma vertelt: ‘Galerie Bloom was hot toen wij studeerden.’

Kopsa: ‘Ik vond Bloom heel eng. Als je binnenkwam was het stil en keek iedereen je aan.’

Jongma: ‘Ik kende Diana van een kunstproject, en toen vroeg ze of ik bij haar wilde werken. Ik dacht: een galerie? Wie koopt er dan kunst? Wisten jullie wel al wat het betekende?’

Kopsa: ‘Ik werkte tijdens mijn studie als productie-assistent voor Aernout Mik, dus ik wist het wel. Ik wilde ook alleen maar bij Fons Welters werken. Hij had een heel duidelijk profiel in de academies. Hij kwam overal scouten, onvermoeibaar.’

Door hun werk als assistent van de galerie trokken de drie al snel veel samen op. Kopsa: ‘Assistenten gingen veel met elkaar om.’

Jongma: ‘Er was een heel dwingend avondprogramma bij die beurzen. Ik ben bevriend geraakt met vrienden van Roos uit Engeland, en met vrienden van Maxine uit Duitsland. Zo ontstond een internationale groep mensen van dezelfde generatie, een soort rondreizend circus. Van Venetië naar Bazel naar Berlijn, naar New York en Miami. En die mensen gingen ook weer verder in de kunstwereld.’

Netwerken

Tijdens de studie, zowel op de universiteit als op de kunstacademie, was er nauwelijks aandacht voor het leven ná de opleiding. Gortzak en Kopsa leerden veel dankzij het schrijven voor studentenkunstblad Simulacrum. Gortzak: ‘Dan kon je opeens met een kunstenaar gaan praten, doodeng vond ik dat in het begin.’ Later ontdekte Jongma ook dat ze pas na haar afstuderen de mensen leerde kennen die haar latere netwerk zouden vormen.

Vooral Gortzak legde connecties naar het buitenland. Ze had van 2000 tot 2002 in Londen de master Curating Contemporary Art gedaan, in 2007 vertrok ze naar Bazel om daar als curator te werken bij de Kunsthalle. Jongma had in 2004 haar eigen galerie geopend in de Amsterdamse Pijp, Kopsa begon in 2009 samen met Krist Gruijthuijsen de kunstruimte Kunstverein. Gortzak: ‘Dat betekende niet dat we elkaar niet meer zagen, iedereen kwam ten minste eens per jaar, tijdens Art Basel, wel bij me langs.’

Soms konden ze direct met elkaar samenwerken. Gortzak: ‘In 2008 viel ik in voor Adam Szymczyk [toen directeur van de Kunsthalle in Bazel, red.] die toen een jaar in Berlijn was voor de Biënnale daar. Toen op het laatste moment een tentoonstelling uitviel, wist ik dat Maxine een heel mooi plan had liggen. Dus toen heb ik haar gevraagd om daarmee samen met mij een groepstentoonstelling te maken.’ Tijdens haar studie in Londen was het ook al vaak gegaan over de vraag of je vrienden mag programmeren. Gortzak: ‘Het was een erg competitieve opleiding. Dan ging het bijvoorbeeld over Bruce, en als je dan niet wist om welke Bruce het ging, dan lag je er uit. Maxine heeft in 2002 ook een tentoonstelling gemaakt met een titel die daar naar verwijst, in Stedelijk Museum Bureau Amsterdam: ‘Jim, Jonathan, Kenny, Francis and Sol’. Omdat voornamen ook te maken hebben met how much you’re in it, over inclusief en exclusief. En dat je niet durft te vragen: “Oh, maar welke Bruce bedoel je?”’

Kopsa: ‘Frances Stark heeft daar een mooi boek over geschreven, The Architect & The Housewife uit 1999. Dat gaat over cirkels van ondersteuning. Je moet weten wat je aan elkaar hebt, juist als vrienden. We wisten al dat we goed konden samenwerken uit onze studietijd. Daarom zijn we misschien ook wel vrienden.

Jongma: ‘Je zegt op die leeftijd ook overal ja op. Pas achteraf zie je wat je netwerk was, dat er vanuit die constructies vrienden ontstaan. Vaak ontstond er uit de samenwerking met een kunstenaar weer een nieuwe vriendschap.’

Kunstenaars worden zelden bewust van de één naar de ander doorgespeeld.

Gortzak: ‘Ik kies niet voor een kunstenaar alleen omdat die bijvoorbeeld eerder iets met Maxine heeft gedaan.’ Tegelijk kan die connectie ook omslaan naar overdreven voorzichtigheid, iets dat Gortzak óók wil vermijden: ‘Als je er bewust mee bezig bent, kun je het juist wél doen. Hetzelfde gebeurt als je tegenover elkaar komt te zitten bij een commissie of een sollicitatiegesprek.’

Zo solliciteerde Gortzak eens bij Metropolis M toen Kopsa in de redactie zat. Kopsa: ‘Dat was ongemakkelijk. Ik vroeg natuurlijk niets. Maar tegelijk zijn er in deze sector in Nederland zo weinig banen, je kunt het ook niet vermijden.’

Soms werkt het verfrissend iets juist buiten het eigen netwerk op te lossen. Gortzak: ‘Bij de Vleeshal hebben we nu nomadische curatoren, die op andere plekken projecten voor ons ontwikkelen. Dat is spannend. Maar het is ook belangrijk om zo andere kunstenaars een podium te geven, kunstenaars die uit een ander netwerk of een andere generatie komen.’

Tegelijk is soms de tijd die je hebt maar beperkt, dan is het prettig om met mensen te werken die je kent. Gortzak: ‘Niet alleen maar uit gemak, maar ook uit geloof.’ Jongma vindt dat er niet te veel nadruk moet liggen op zulke connecties. ‘Netwerken komen soms als een elastiekje steeds strakker te staan. Dan is het goed als dat zo af en toe wordt opengebroken. Ook dat gaat vaak vanzelf: je ontmoet elkaar, je werkt met elkaars kunstenaars, en dan gebeurt er iets ー een kind, een nieuwe baan, een ander land ー en dan breekt het weer open. Daarom is het wisselen van positie ook belangrijk. Als je te statisch blijft zie je het dichtslibben. Dat hebben mensen misschien ook met ons gezien, maar dat hebben wij ook bij andere curatoren en directeuren gehad, dat je dacht: werk nou ook eens met mijn kunstenaars. In die zin is het goed dat er soms even wat verandert. En natuurlijk ook dat er meer vrouwen op prominentere posities komen.’

De financiële kant van de kunst

Een van de complexe aspecten van een vriendschap waarin de vrienden bij commerciële en publieke instellingen werken, is het financiële aspect. Gortzak is heel bewust uit de commerciële kunstwereld gestapt: ‘Ik vond die macht van het geld ingewikkeld. Dan had je mensen in de galerie die je het werk heel erg gunde, maar voor wie het te duur was. En dan kwam er later iemand die het kocht als investering. Tegelijk heb je als galerie een veel langduriger relatie met de kunstenaar, dat vond ik wel bijzonder.’

Over het idee dat ze kunstenaars aan elkaar zouden doorspelen, om daarmee hun succes, en dus hun financiële waarde te vergroten, geloven ze geen van drieën. De naam Guido van der Werve valt, die wel bij alle drie heeft geëxposeerd en toen is doorgebroken.

Jongma: ‘Dat is niet door ons gebeurd. We zijn allemaal radertjes in het systeem. Mijn ex-schoonvader schilderde best aardig, en hij bladerde ooit in Artforum en vroeg mij: “Hoe komen deze kunstenaars nou in dit blad, en andere niet?” Dat komt gewoon omdat ze in het systeem zitten. En dat is het hele idee van waardebepaling, denk ik. Je hebt de biënnales, de markt, er zijn veel lagen. Er zijn veel kunstenaars die in elke biënnale exposeren maar die niets verkopen. En andersom. Dat kan soms ineens omslaan, dat is zo mooi van de kunstwereld.’

Kopsa: ‘Vriendschap is gewoon niet strategisch. En als het dat wel is, voel je dat meteen.’

Een frisse wind

Jongma: ‘Als ik bij Maxine op school ben [het Sandberg Instituut, waar Kopsa hoofd van de afdeling Fine Arts is, red.], hoor ik een heel ander jargon dan toen wij studeerden. Tegelijkertijd moet je ook niet continu naar jong en nieuw verlangen.’ Jongma stopte in 2018 met haar galerie en werkt nu weer zelfstandig. Ze leest veelal boeken van oudere vrouwen. ‘Die miste ik in de kunstwereld, ze zijn er wel in de literatuur. Dat was als galerie heel moeilijk om mee te werken, want daar is gewoon geen markt voor.’

Kopsa en Jongma werken nu samen in een lopende serie Special Appearances, waarbij ze afhankelijk van de context een project bedenken, zoals nu met de Colombiaanse kunstenaar Adriana Lozano die op basis van een aantal gegevens op afstand een portret tekent. Hun vriendschap is in die dertig jaar niet veel veranderd.

Gortzak: ‘Onze gesprekken gingen altijd afwisselend over persoonlijke dingen en dan weer iets zakelijks, en dan had je alles in een keer weer gehad.’ Niet eerder spraken ze zo lang over hun vriendschap, het wordt ‘een beetje awkward’. De vakantie samen is alweer geboekt, en die heeft weinig met kunst te maken: ze gaan op surfvakantie.

Joke de Wolf

is kunsthistoricus

Recente artikelen