Fade in
Fade in
Preludes op een verhaal, het filmwerk van Josef Dabernig
De transformatie van het Utrechtse kunstenaarsinitiatief Begane Grond tot BAK, basis voor actuele kunst, heeft uiterlijk vorm gekregen in drie verdiepingen spierwitte tentoonstellingszalen, verbonden door een multifunctioneel trappenhuis, met een balie van gaatjesmetaal en een glazen overloop. De twee stoelen die in de huidige tentoonstelling voor een openstaand raam geplaatst zijn, zouden kunnen worden opgevat als een metafoor voor de intenties van BAK: de kunst huist hier met een blik naar buiten. Natuurlijk geeft een mooi gebouw geen garantie voor een interessante inhoud, maar BAK’s eerste tentoonstelling is veelbelovend.
Fade In heet de tentoonstelling waarmee BAK op 18 mei 2003 haar deuren opende. Ze toont vijf films die de Weense kunstenaar Josef Dabernig tussen 1996 en 2002 heeft gemaakt. De films worden helaas niet in hun oorspronkelijke 16mm-formaat getoond, maar als video op de muur geprojecteerd. Achter elkaar getoond, in plaats van tegelijk op verschillende muren, kunnen ze met de aandacht van een narratieve film worden bekeken, en is men niet geneigd, zoals bij een video-installatie de blik van de ene video naar de andere te bewegen. Het zijn uiterst nauwkeurig geënsceneerde films waarin de maker zelf vaak als acteur optreedt, en waarin meer gerefereerd wordt aan de geschiedenis van moderne cinema dan aan die van de kunstfilm-en video. Automatic (16mm, zwart-wit, 2002) lijkt wel een film noir: mannen die alleen in hun auto’s wachten en onduidelijke handelingen uitvoeren, en die surveillerende agenten of spiedende bankovervallers zouden kunnen zijn. In deze zeven minuten durende film richt de camera zich op drie verschillende mannen in drie verschillende oude auto’s. De een heeft een koptelefoon op en luistert zichtbaar genietend; een tweede man bevestigt een lens op een fototoestel terwijl een derde een abstracte houtskooltekening met spray fixeert. Dabernig toont zich een meester van de suspense. Deze wordt bereikt door een parallelle montage, waarbij de camera op en neer beweegt tussen gelijksoortige situaties. Door vrijwel uitsluitend close-ups te filmen, is het niet mogelijk om overzicht te krijgen, de beelden worden aaneengeregen: zoekende handen, een gezicht door een voorruit, een reflectie in een spiegel, een slot in een sleutel. Het enige dat de scènes verbindt is de opzwepende technojazz die uit een autoradio lijkt te komen. Dit is ook de enige aanwijzing voor de onthulling in het laatste shot: eindelijk zoomt de camera uit en de auto’s blijken vlak naast elkaar in een garage te staan, wachtend op hun reparatie.
Dabernigs films hebben gemeen dat ze veel suggereren maar weinig onthullen. In de films vindt geen communicatie tussen mensen plaats, monologen en dialogen ontbreken, banale gebeurtenissen ontvouwen zich in een narratieve structuur. De systematische uiteenzetting verleent de alledaagse observaties bijzonderheid. Dabernig bereikt dit door het snel afwisselende monteren van close-ups en door geluid een cruciale rol te laten spelen in de betekenisgeving.
Mijn favoriete film is Timau (1998, 16mm, zwart-wit), gerealiseerd in samenwerking met Markus Scherer, en met twintig minuten de langste film en de enige die vertoond wordt op een monitor. Hier zien we een rijdende auto met daarin drie mannen, begeleid door de stem van een vrouw en het geluid van een typemachine. Wanneer de auto stopt, verlaten de mannen de auto met ieder een koffer in de hand en beginnen zij een berg te beklimmen zonder onderling een woord te wisselen. Na verloop van tijd wordt het aanvankelijk schijnbaar directe geluid steeds abstracter, alsof het vervormd uit een versterker komt. Op de top van een heuvel openen zij een deur, waarachter zich een telefoon bevindt die zij uit elkaar halen en vermoedelijk repareren. Vervolgens gaan de mannen een nabijgelegen huis binnen, waar zij een man en vrouw een formulier voor reparatiekosten laten ondertekenen. In elk van Dabernigs films herinnert de montage aan momenten uit de moderne cinema. De lange trage shots in Timau die continuïteit willen suggereren, lijken zo uit een film van Tarkovsky te komen.
Dabernig heeft een achtergrond in de architectuur en maakt ook formalistische, abstracte sculpturen à la Sol LeWitt. Zijn films kunnen misschien begrepen worden vanuit datzelfde formalistisch modernisme, waarin een rigide structuur door middel van specifieke film- en montagestrategieën tot het uiterste worden doorgevoerd. Dabernig bouwt zijn films op vanuit een exact bepaalde structuur waarbinnen alles zich volgens een eigen logica ontvouwt, om te leiden tot het laatste shot; niets in de films leidt daarvan af.
In zijn films onderzoekt Dabernig uiteenlopende situaties waarin hij steeds weer de blik richt op de structurering van handelingen, waarmee mensen zich verhouden tot elkaar en hun omgeving. Hij verbeeldt de structuren van oorzaken en verbanden waarbinnen wij handelen. De films zijn preludes op een verhaal dat niet verder verteld wordt, maar het is die keuze die de observaties van gewone handelingen en situaties levensgroot uitvergroot en betekenisvol maakt.
Alice Smits
curator Zone 2 Source Amsterdam en kunstcriticus