Franz Ackermann
Franz Ackermann
Alles ligt open
Voor de Berlijnse schilder Franz Ackermann is een schilderij nooit af. Gewapend met kwast en tube reist hij de wereld af om bij gelegenheid zijn tentoongestelde werken nog eens flink onderhanden te nemen. Een interview met de man voor wie reizen een tweede natuur is geworden.
In de Kunsthalle Basel wordt half januari een tentoonstelling van je geopend. Wat is het concept van de tentoonstelling?
‘De hele tentoonstelling in Basel gaat over het toerisme in de zin van de toe-eigening van het vreemde en gewelddadige, en de daarbij horende misverstanden. De tentoonstelling is een zoekplaatje over de verschillen tussen de illusie van de schilderkunst en zogenaamd werkelijke constructies. In de grootste van de zeven zalen, een zaal van bijna twintig bij tien meter, wordt bijvoorbeeld een grote ruimte gebouwd, een een-op-een weergave van een kamer uit Prora, het reusachtige “Kraft durch Freude – Seebad” dat de Nazi’s in 1936 in Rügen hebben gebouwd. Met zijn lengte van vier kilometer is deze aaneenschakeling van gebouwen het langste gebouw van Europa is. Ik ben daar geruime tijd geweest en heb ter plekke onderzoek gedaan. Er komt ook een billboard te hangen met de afbeelding van een waterval, bij wijze van suggestie van iets dat ergens anders is. Misschien ga ik in een muurschildering gewoon verder op dat beeld van de waterval. Elke ruimte in Basel krijgt zijn eigen betekenis, maar het geheel wordt thematisch bij elkaar gehouden. Er zullen zes nieuwe grote olieverfschilderijen te zien zijn die voor een deel met sculptuur en voor een deel met fotografie gecombineerd worden.’
Het is je grootste tentoonstelling tot op heden. Wordt de catalogus wederom een kunstenaarsboek, zoals al je huidige publicaties?
‘Ik heb het altijd onzin gevonden om een gewone tentoonstellingscatalogus te produceren. Je kent het wel: de catalogus die vier weken na de opening met installatiefoto’s wordt afgeleverd. Daarom opteer ik ook in Basel voor een conceptuele catalogus, die je moet zien als de achtste zaal van de tentoonstelling. Het boek gaat over Mallorca, over de huizen daar, die heel bescheiden, heel sober zijn. Bij het doorbladeren moet men twijfelen of het nu om een boek uit de Becher Schule gaat of om Amerikaanse fotografie. Na een aantal bladzijdes ga ik in de foto’s tekenen. Het wordt steeds amorfer en aan het eind veranderen de foto’s in tekeningen. Het begin werkt totaal chaotisch en tegen het eind gaat het over in een Mental Map. Het hele boek is in zwart-wit.’
Die Mental Maps ontstaan bij jou altijd alleen tijdens de reis, als een soort gedachteschets of visueel dagboek. De omzetting in olieschilderijen ontstaat daarentegen uitsluitend in het atelier.
‘De Mental Maps ontstaan inderdaad op locatie, maar ze kunnen in feite overal elders ontstaan. Het kan zijn dat ik in Los Angeles begin met een aquarel, hem in Buenos Aires bekijk om hem dan in München af te ronden. De plek zelf is de katalysator en nooit de afbeelding. Schilderkunst is daarentegen zeer honkvast. In het atelier begin je ook niet met het zicht op de wereld. Schilderkunst functioneert werkelijk heel lichamelijk. Ik plaats me voor het linnen en boven de herinnering.’
Maar dienen de Mental Maps dan niet op z’n minst als bron van ideeën.
‘Zo eenvoudig ligt dat niet. Lange tijd was het de vraag of ze gedachtesteun zijn en of ze daarbij hun zelfstandigheid verliezen. Het zijn in ieder geval geen schetsen, zoals August Macke of Paul Klee ze op hun reizen aan het begin van de twintigste eeuw maakten. Bij mij zijn de tekeningen kleine vellen papier die door de dichte tekening een zekere schilderachtige schoonheid bezitten. Daarbij duiken natuurlijk schilderachtige vragen op, bijvoorbeeld naar het formaat, of ik overweeg de ene of andere kleur meer volume te geven, hem sterker te laten werken.’
Maak je momenteel in Berlijn ook tekeningen?
‘Niet veel, en die paar die ik maak zijn op groot formaat. Ik ontwerp grote lineaire, ornamentele structuren die via het schetsboek in de grote tekeningen belanden. Vaak neem ik deze dan mee als basismateriaal voor de opbouw van een installatie. In Basel heb ik de mappen met grote tekeningen na laten sturen. Ze zijn een brug tussen de kleine tekeningen, de genoemde Mental Maps, de schilderkunst en de installaties. In feite werk ik in zo’n tentoonstelling met drie media: de schilderijen, de tekeningen en de installatie. Deze media geven mij de gelegenheid formeel en inhoudelijk te reageren op de situatie ter plekke. Maar het komt ook voor dat ik terugkeer naar mijn hotel en met zwarte stift de schetsboeken nog eens ga bewerken.’
Je kunt dus flexibel reageren op alle mogelijke situaties tijdens de opbouw?
‘Schilderkunst is altijd verweten dat ze onflexibel is en gefixeerd. Maar dat is onzin. De vraag die mij altijd heeft geïnteresseerd is: hoe actueel kan een beeld zijn in verhouding tot een fysieke of mentale uiting? Hoe zichtbaar kan zoiets worden? Denk aan een performance, een happening, aan dans en muziek. Met het instrumentarium dat ik me verworven heb, kan ik quasi-actueel reageren. Bij de opbouw van een tentoonstelling heb ik bijvoorbeeld altijd een houten koffertje bij me met olietubes in de vier grondkleuren, een flesje terpentine en een paar penselen. Dat geeft me gelegenheid in de tentoonstellingen nog aan de schilderijen te werken. Op de olieverfschilderijen die ik in mijn atelier maak, laat ik met opzet plekken leeg, een soort gereserveerde plaatsen, waar ik bijvoorbeeld een toeristische locatie uit de omgeving van Basel, door de bezoekers direct te herkennen, kan invoegen. En als zich dan ook nog een actuele politieke gebeurtenis voordoet, wordt het geheel nog sterker geactualiseerd. Ik heb daarmee een soort tijdsbegrip ingevoerd voor de schilderkunst, die haar starheid enigszins ondergraaft.’
Je werk is sinds twee jaar meer installatieachtig. Waarom?
‘Dat is een direct gevolg van de wandschilderkunst waarmee ik in 1995 in Nordhorn ben begonnen. Ik bracht de wand naar het beeld in plaats van andersom. Ik bedoel dat ik het beeld schilder en de wand erbij denk. En ineens bevindt men zich in een ervaringsruimte, wat in het begin van de jaren negentig bijna verboden was. Dit soort werk riep natuurlijk direct het probleem van decoratie op, waar ik echter direct op reageerde door me er inhoudelijk mee bezig te gaan houden. Hoe kan men schilderkunst op een nieuwe manier inzetten en hoe kan men met kleur handelend optreden, zonder direct de klassieke vraag naar de autonomie van kunst op te werpen en abstracte kunst te maken? Met mijn schilderkunst zit ik wat dat betreft in een ambivalente positie. Men kan haar inhoudelijk lezen en tegelijkertijd laat ze zich uiteraard ook alleen op kleur en contrast duiden. Beide zijn voor mij belangrijk.’
Om nog een keer op de Mental Maps terug te komen. Ik begreep dat ze voor het eerst in Hongkong zijn ontstaan?
‘Precies. Dat had een pragmatische reden. Mijn eerste tekenblok was een Chinees tekenblok van dertien bij negentien centimeter. Toen ik een half jaar in Hongkong zat waar ik voornamelijk fotografeerde, kwam mijn natuurlijke behoefte om te schilderen en te tekenen weer boven. De eerste tekeningen waren abstract en dat vond ik op de een of andere manier erg spannend. De kamers waarin ik toen woonde, waren nooit groter dan 1.20 bij 2 meter, met een soort wc-raampje. Ik moest er erg aan wennen maar na een tijdje ging het wel. Eigenlijk had en heb ik niet eens een lichamelijke behoefte aan meer ruimte.’
De Metal Maps ontstaan dus met een zekere distantie ten aanzien van hun motief, namelijk in de kamer en niet ter plekke?
‘Distantie is voor mij geen doel op zich, behalve dat er natuurlijk wel wat afstand moet zijn om creatief te kunnen zijn. Het gaat mij meer om distantie als katalysator van verbeelding. Volgend jaar zal ik zes weken in Tokio zitten, een stad waar ik nooit eerder ben geweest. Ik zal daar gaan tekenen en het resultaat wordt geëxposeerd in de Tomio Koyama Gallery. Ik zet echter geen druk op mezelf. Als er in die weken slechts twee aquarellen ontstaan zullen er slechts twee geëxposeerd worden. Als het er dertig zijn, worden die geëxposeerd.’
Dus alles ontstaat daar. Dat is een vrij romantische voorstelling van artistieke vrijheid.
‘Alleen als die romantische voorstelling zich op emotionele wijze in de aquarellen zou manifesteren. Maar dat gebeurt niet. Ik ga er naartoe en dan zie ik wel. Ik houd gewoon niet van het idee een lading schilderijenkisten mee naar Japan te nemen en zodra ze aan de muur hangen op vakantie te gaan. Het is vooral ook een andere manier om me ertoe te verhouden. Wat je vroeger in drie jaar reizen opdeed aan ervaring, kun je nu in twee weken meemaken. Ik kan niet meer zeggen dat ik morgen naar Bangkok reis en daarom nerveus ben. Door de overdaad aan informatie waarover men dankzij allerlei media kan beschikken, ontwikkelt ieder al een bepaald beeld van het reisdoel, dat niet eens zoveel verschilt van wat men er aantreft. Ik moet er ook aan toevoegen dat mijn behoefte om me te verplaatsen sterk is afgenomen. Ik verplaats me inmiddels voornamelijk door mijn tekenblok en probeer de rest tot een minimum te beperken, want dat soort van verplaatsing zie ik niet als “beweging”. Daar komt bij dat het reizen in het kader van tentoonstellingen niets te maken heeft met dat wat eigenlijk tussen het “zien” en de “aquarel” gebeurt. Om deze reden vlieg ik ook nooit meer dan acht uur aan een stuk. Ik houd niet van het tempo, de stress en verkies liever een tussenstop in Istanbul op weg naar Beiroet dan het snelle doorkruizen van culturen in een jumbojet. Een reis naar Tokio voltrekt zich dan ook in drie etappes. Vanuit Hongkong ben ik destijds over land naar Europa teruggekeerd, wat voor mij het mooiste deel van mijn reis was.’
Maar voor zulke reizen heb je tegenwoordig toch geen tijd meer.
‘…met de consequentie dat er minder tekeningen ontstaan. Maar dat zal zich wel weer een keer corrigeren. Mijn werk eist iedere dag weer harde arbeid. Ik kan uiteindelijk niet berusten in het succes van de afgelopen vijf jaar. Daarom probeer ik voor elke nieuwe tentoonstelling nieuw werk te maken en grijp ik zeer zelden terug op bestaand werk. Momenteel heb ik geen zin in de stad, in urbane structuren. Interessanter vind ik de vraag wat er gebeurt als een kleurenruimte plotseling verandert. Een interessant en misschien ook in eerste instantie eigenaardig idee. Het gaat mij daarbij niet om culturele verschillen maar om optische verschijnselen. Mij interesseert wat er gebeurt in de verzegende hitte in de woestijn in Damascus, in bergdalen, bergen, het beloofde land, Jordanië, schrale grond, doodse stilte en oude tempels en de ongelooflijk schaarste, Amman en louter betonnen huizen. In aquarellen kun je zoiets heel eenvoudig met bruintinten, grijs en oker uitbeelden. Daar waar het penseel zich in Hongkong of Londen of Los Angeles nooit in deze richting begeven had, daar waren ineens deze kleuren.’
Je exposeert binnenkort in Kunstmuseum Wolfsburg, in Stedelijk Museum Amsterdam en Reina Sofia in Madrid. Richt je je in deze tentoonstellingen net als in Basel op een bepaald thema?
‘Nee, eigenlijk niet. In Amsterdam zal uiteraard de schilderkunst zelf veel meer met elkaar in contact worden gebracht. Mijn huidige gedachte is om werk uit de tentoonstelling Dream City uit 1999 in München en uit de tentoonstelling in de Neuen Aachener Kunstverein uit 1998, beide grote installaties, te tonen. In deze samenhang krijgen ze ongetwijfeld een andere betekenis. Ik verheug me er al op verder te werken aan beide werken. Het zou me ook interesseren een Hollands zeilschip uit de zeventiende eeuw ernaast te hangen en daarmee de vraag op te roepen rond schilderkunst op zichzelf en kwesties van kolonialisme. Ik ben nooit erg studieus in mijn omgang met de achtergronden van een locatie, maar als men in de directe nabijheid van de tentoonstelling een heleboel Vermeers en Rembrandts kan zien, dan moet je er wel een beetje op ingaan.’
Jan Winkelmann