Guus Beumer
Guus Beumer
Sinds een jaar is Guus Beumer directeur van Marres. Centrum voor contemporaine cultuur in Maastricht. Hij krijgt twee jaar de tijd om nieuwe inhoud te geven aan de zeven jaar oude kunstinstelling. Wat het gaat worden is nog onzeker, maar de eerste presentaties laten zien dat Beumer de zaken grondig aanpakt.
Zijn benoeming tot directeur van het Maastrichtse Marres was voor velen een verrassing. Guus Beumer, de cultuurbeschouwer en –entrepreneur, op hoog niveau actief in de internationale modewereld, bekend van modehuis Orson & Bodil, befaamd om cultuurbeschouwende artikelen, vertrok naar Maastricht om baas te worden van een stil en straatarm kunstcentrum.
Een kwestie van toeval, zegt Beumer, als ik hem een jaar later spreek op een Maastrichts terras. Zijn benoeming was de uitkomst van een onoverzichtelijk moment in de geschiedenis van het kunstcentrum. De subsidie was ingetrokken en Marres leek spoedig te worden opgedoekt. Er kwam toch nog een doorstart, waarbij het bestuur Beumer vroeg of hij de positie van Frédérique Bergholtz, die Marres jarenlang vol overgave had geleid, wilde overnemen. Hij kreeg twee jaar de tijd om een nieuw beleid op het gebied van kunst en vormgeving te ontwikkelen.
Waarom heb je ja gezegd? ‘Een verlangen naar een ander platform’, zegt Beumer, ‘maar ook de wens me in te zetten voor dit soort presentatieplekken.’ Toen hij vorig jaar in de Raad voor Cultuur zat, gingen de discussies vaak over de verfijnde infrastructuur van kunstcentra, die Nederland dankzij het socialistisch verheffingsideaal had voortgebracht. Beumer vindt dat het niet goed gaat met die centra. De meeste staan onder druk omdat ze er niet in slagen zich te legitimeren tegenover een overheid die alleen geïnteresseerd is in publiekscijfers. Ze overleven met moeite, van jaar tot jaar, structureel onderbetaald en onderbemand.
Beumer is voor Marres op zoek naar andere, nieuwe vormen van legitimatie, die de overheid overtuigen en tegelijkertijd toch agenderend zijn waar het de kunst en vormgeving betreft. Welke dat zijn, weet hij nog niet. Maar hij vermoedt dat het geen eenvoudige opgave zal zijn in een bourgeois stad, zonder een sterke culturele achterban, in een regio waar bovendien al diverse centra actief zijn.
Beumer besloot het beleid van Marres over een andere boeg te gooien. Hij brak met het voornamelijk op individuele kunstenaars gerichte beleid van zijn voorganger, en richtte zich allereerst op de genius loci, de plek waar Marres gevestigd is, het oude patriciërshuis en de tuin. De eigenaar, een Maastrichtse tandarts, kreeg hij zo ver om fors te investeren in een opknapbeurt van het pand. Ook de gemeente investeerde geld, met gevolg dat er bijvoorbeeld een nieuwe vloer kon worden aangelegd. De ingang werd naar de tuinkant verlegd, er werd een boekhandel in gevestigd en er bestaan vergevorderde plannen voor een horecavoorziening in de tuin.
Het huis is weer huis, zou je kunnen zeggen, en niet langer de white cube die het in de afgelopen jaren geworden was. Dit werd nog eens benadrukt in de eerste presentatie die werd verzorgd door de ontwerper, decorateur, fotograaf en kunstenaar San Ming. Hij herstelde het interieur van Marres, door alle kamers compleet in te richten met meubels en attributen naar eigen ontwerp. Zelfs de kunst aan de muur was van zijn hand.
San Mings dandyachtige spel met sferen en disciplines, dat uitmondde in een extreem voorbeeld van huiselijke luxe en comfort, past bij het onderzoek naar artistieke posities uit de negentiende eeuw, waar Beumer dit jaar aan begonnen is. Hij keert terug naar de negentiende-eeuwse basis van het huis, de stad, de kunst, de kunstenaar en de tentoonstelling, en maakt presentaties waarin het interieur en de verzameling onderzocht wordt. Posities van kunstenaars worden verkend in uiteenzettingen over de dandy en de verzamelaar. Dit najaar volgt de dilettant, in een deels documentair verslag van Svetlana Kunitsina over een unieke verzameling van Russisch avant-gardistische kunst in Baku, verzameld door een mysterieuze geograaf ten tijde van Stalin. Hij besteedde het onderzoeksgeld, dat door de regering aan hem ter beschikking was gesteld, niet aan onderzoek, maar aan de aanschaf van kunst die Stalin nota bene verboden had.
Twee jaar zal Beumers onderzoek naar een alternatieve tentoonstellingspraktijk duren. Na de negentiende-eeuwse contemplatie is volgend jaar de aandacht gericht op de twintigste-eeuwse consumptie. Vervolgens wordt het definitieve model van Marres geformuleerd, dat van de eenentwintigste eeuw. Als het er van komt. Beumer sluit niet uit dat er voor een centrum voor contemporaine cultuur in Maastricht geen toekomst is weggelegd.
Uiteraard wil Beumer graag het tegendeel bewijzen. Weg van de actualiteit probeert hij een ruimte te creëren die in zijn onmodieuze reflectie op cultuur wel iets heeft van dat andere centrum van cultureel onderzoek in Maastricht, de Jan van Eyck Academie. Maar waar dit studiecentrum wel vaart bij de plechtige stilte van de academische reflectie, streeft Marres naar iets meer zichtbaarheid en rumoer. In het gesprek haalt hij Reve aan, die zei te schrijven voor ‘huisvrouw, buurman en intellectueel’. Met kunstige analyses alleen zal Marres het niet redden, zo is zijn overtuiging. De hedendaagse consument wenst meerdere posities tegelijkertijd aangeboden te krijgen, waaruit men vervolgens kan kiezen. Daarom ook de boekhandel, het binnenkort te openen theehuis, de nieuw leven ingeblazen tuin.
Aan het eind van het gesprek vertelt Beumer over zijn fascinatie voor het exclusieve museum Neue Galerie, dat Ronald Lauder (bestuursvoorzitter van cosmeticaconcern Estée Lauder) in New York begonnen is. Het is dagelijks open voor maar een beperkt aantal bezoekers. Voor Beumer is het een voorbeeld van hoe de markt meer openstaat voor variabelen dan de politiek, waar het publieksbereik het enige ijkpunt lijkt. Toch zal Marres niet snel een Lauder-Maastricht worden, maar dat maakt de uitkomst van wat het dan wel wordt alleen maar spannender.
Die Dinge (Gilbert & George, Martin Kippenberger, Jasper Johns, e.v.a.)
Marres. Centrum voor contemporaine cultuur, Maastricht
25 juni t/m 8 oktober
Domeniek Ruyters
is hoofdredacteur van Metropolis M