Heimelijke rebellie
Heimelijk rebellie
Een gesprek met Dan Perjovschi
Bijna elke week opent ergens ter wereld wel een tentoonstelling met zijn werk, en bijna elke tentoonstelling wordt door hem ter plekke bij elkaar verzonnen en getekend. Dan Perjovschi, Roemeens kunstenaar en cartoonist is bezig met de drukste jaren uit zijn loopbaan. Otto Berchem, kunstenaar te Amsterdam en groot liefhebber van cartoons, wist Perjovschi te verleiden tot een conversatie over diens even zwijgzame als luidruchtige oeuvre.
Hebben je ouders je niet geleerd niet op de muren te tekenen?
‘Dat was niet nodig. Ik was als kind zo braaf, echt zo een dat alles keurig achterlaat op de plek waar hij het gevonden heeft. Er was geen enkele noodzaak mij te corrigeren. Ik had simpelweg het lef niet iets uitzonderlijks te doen. Dit veranderde pas later in mijn leven, toen ik ver in de twintig was. Maar toen ik eindelijk bereid was ondeugende dingen te doen, brak de meest verschrikkelijke periode van het dictatorschap van Ceauşescu aan in Roemenië en juist toen kon niemand iets doen. Ik kropte alles op en was compleet gefrustreerd, ik was bezig me voor te bereiden op een uitbarsting, denk ik. En dat is ook wat ik sindsdien aan het doen ben: alles eruit gooien.’
Kun je me iets vertellen over het soort werk dat je deed voordat Ceauşescu was afgezet?
‘Op de kunstacademie en de eerste jaren daarna maakte ik veel slechte kunst. Ze hebben me op school vrijwel kapot gemaakt met hun stillevens en postsocialistisch-realistische composities (waarin de figuren altijd verplicht gelukkig waren). Ik studeerde schilderkunst, maar haatte het. Volkomen ongelukkig met wat ik deed, zocht ik naar een uitweg en herinnerde me toen dat ik ooit een paar cartoons had gemaakt over een leraar op de middelbare school, waarmee ik destijds veel succes had. Het kostte me dus eigenlijk tien jaar om naar dat moment terug te keren.
Tijdens de laatste jaren van het regime van Ceauşescu begon ik, mede op initiatief van mijn vrouw Lia die een veel dapperder kunstenaar is dan ik, met een groep jonge kunstenaars die toevallig in dezelfde stad woonden als ik, performances op te voeren, zonder dat we wisten dat zoiets bestond of een geschiedenis had. We gebruikten ons huis als plek voor kunstactiviteiten. Het was pathetisch, maar tenminste een begin. Omdat we geen idee hadden hoe de politiek zich zou ontwikkelen, probeerden we ons een manier voor te stellen om te overleven met een acceptabele, geestelijke conditie. Dit resulteerde in een milde vorm van ingehouden rebellie.’
Tijdens de laatste jaren van het regime van Ceauşescu begon ik, mede op initiatief van mijn vrouw Lia die een veel dapperder kunstenaar is dan ik, met een groep jonge kunstenaars die toevallig in dezelfde stad woonden als ik, performances op te voeren, zonder dat we wisten dat zoiets bestond of een geschiedenis had. We gebruikten ons huis als plek voor kunstactiviteiten. Het was pathetisch, maar tenminste een begin. Omdat we geen idee hadden hoe de politiek zich zou ontwikkelen, probeerden we ons een manier voor te stellen om te overleven met een acceptabele, geestelijke conditie. Dit resulteerde in een milde vorm van ingehouden rebellie.’
Dus jij en je vrouw Lia en je collega’s rebelleerden heimelijk tegen het establishment, toen in 1989 dingen plotseling radicaal veranderden. Een jaar later teken je cartoons voor de politieke krant in Roemenië en doe je nog steeds performances. Is dit een geval van Toto we’re not in Kansas anymore?
‘Absoluut. We waren niet meer in Kansas, maar ook niet in Wonderland. Het probleem was dat de eerlijke en oprechte kunstenaars weerstand boden en de oplichters juist voordeel hadden van de nieuwe situatie. Vrijheid kan je net zo hard raken als dictatorschap. Lia was ten tijde van de omslag student in Boekarest en betrokken bij allerlei gebeurtenissen. Nadat het communistische regime was ingestort werden de studentenvakbond en zijn afdeling op de kunstacademie (waarvan zij de leider was) een krachtige, politieke kracht. Ik werd verzocht om vanuit het westen van het land, waar ik toen woonde, een baan aan te nemen op het ministerie van Cultuur op de nieuwe jeugdafdeling. Deze afdeling had geen andere missie dan oude gewoontes te vernietigen en een nieuwe revolutionaire, democratische manier van denken te verspreiden onder de culturele bonzen. In het begin zag het eruit alsof we erin zouden slagen, maar uiteindelijk faalden we. Wij zijn inmiddels allemaal weer bij het ministerie vertrokken, maar de cultuurbonzen zitten er nog, in Armani-pakken.
Probeer je een week in december 1989 voor te stellen, terwijl iedereen op straat staat te kussen vanwege ONZE revolutie, een maand later echter is het land in tweeën gespleten, waarbij beide partijen elkaar haten om wie de macht heeft en wie niet. We hadden ons eigen mini-Tiananmen plein; het universiteitsplein, waar studentenprotesten tegen het neocommunistische leiderschap neergeslagen werden door lokale milities en paramilitaire krachten. Bataljons van mijnwerkers werden vanuit het zuidwesten naar de stad vervoerd, en man, wat konden die erop los slaan! Iedereen die een bril of spijkerbroek droeg of lang haar had was vogelvrij verklaard. Het was een complete puinhoop. De laatste stuiptrekking van het communisme, gewoon barbaars. Ik besloot toen politieke tekeningen te gaan maken. Voor mij was schilderkunst niet langer een optie, ik moest iets doen in de publieke ruimte en die vond ik op de pagina’s van een weekblad, 22, waar ik tot op heden werk.’ (www.revista22.ro)
Probeer je een week in december 1989 voor te stellen, terwijl iedereen op straat staat te kussen vanwege ONZE revolutie, een maand later echter is het land in tweeën gespleten, waarbij beide partijen elkaar haten om wie de macht heeft en wie niet. We hadden ons eigen mini-Tiananmen plein; het universiteitsplein, waar studentenprotesten tegen het neocommunistische leiderschap neergeslagen werden door lokale milities en paramilitaire krachten. Bataljons van mijnwerkers werden vanuit het zuidwesten naar de stad vervoerd, en man, wat konden die erop los slaan! Iedereen die een bril of spijkerbroek droeg of lang haar had was vogelvrij verklaard. Het was een complete puinhoop. De laatste stuiptrekking van het communisme, gewoon barbaars. Ik besloot toen politieke tekeningen te gaan maken. Voor mij was schilderkunst niet langer een optie, ik moest iets doen in de publieke ruimte en die vond ik op de pagina’s van een weekblad, 22, waar ik tot op heden werk.’ (www.revista22.ro)
Heb je de cartoons in 22 destijds beschouwd als onderdeel van je artistieke praktijk of zag je ze als iets dat los staat van je werk als kunstenaar?
‘Het was de Amerikaanse kunsthistoricus Kristine Stiles, die als eerste mijn werk voor de krant als een onderdeel van mijn artistieke praktijk beschouwde. Voor mij lag dat in het begin anders, kunst was kunst en pers was pers. Mijn vrije werk bestond destijds uit wand- en vloertekeningen gebaseerd op de herhaling van menselijke gezichten, een soort conceptuele, decoratieve werken. De cartoonachtige verhalen deden hun intrede in 1999 tijdens de Biënnale van Venetië, toen ik met een marker op de vloer van het Roemeense paviljoen een tekening maakte. De belangrijkste reden dat ik dat deed was omdat het ministerie van Cultuur de beslissing om mij het gevraagde budget te geven, bleef uitstellen en ik gedwongen werd iets snels en goedkoops te bedenken. Goedkoop was het wel inderdaad, het was alleen niet snel. Ik heb drie volle weken op mijn knieën zitten tekenen. Venetië bestond voor mij uit één enorme, betonnen vloer. Ik laat dit soort ongelukken en gebeurtenissen toe binnen mijn artistieke loopbaan.
In je tentoonstelling in het Van Abbemuseum was een van de werken op de muur: ‘don’t worry, this is not a cartoon’. Ik neem aan dat het een referentie was naar de controverse over de Deense cartoons van Mohammed, en de daaropvolgende discussie over vrije meningsuiting. Ik moest zelf ook denken aan een zekere snobberigheid van de kunstwereld ten aanzien van cartoons. Denk aan de moeilijkheden van David Shrigley in het begin van zijn carrière, toen velen alleen een cartoonist in hem meenden te zien en niet een kunstenaar, terwijl de cartoonscene zijn werk evenmin begreep. Misschien staar ik me een beetje blind op dit punt, maar vind jij dat de zogenaamde kunstwereld eraan herinnerd zou moeten worden dat je werk kunst is?
‘Op een lange vraag een kort antwoord: ja! Even serieus: ik kon me niet voorstellen dat Shrigley problemen gehad heeft. Zijn werk ziet er meer als tekening uit dan dat van mij. Maar je hebt gelijk over het statement op de muren in het Van Abbe. Het refereerde aan de free-speech-no-muslim situatie, en aan de cartoon als ondergeschoven kindje in de kunstwereld. Dat is de reden dat ik soms cartoons met graffiti vermeng, om de genres door elkaar te gooien en het moeilijk te maken ze goed in te schatten. Soms houd ik er niet van als cartoonist te worden aangezien, en soms niet als museumkunstenaar. Dat is ook de reden dat ik doorgaans op de raarste plekken opduik. Men geeft mij niet de white cubes maar de tussenruimtes. Aan mij wordt geen catalogus gewijd, maar een reader. Ik word een soort lobby- kunstenaar.’
Laat me eens de advocaat van de duivel spelen: wat is er nu zo erg aan cartoonist of museumkunstenaar zijn?
‘Wat de cartoonist betreft, het bevalt me als mensen om die reden het werk als slecht beoordelen, alsof je een curiosum bent. Een museumkunstenaar wordt daarentegen als snel als een celebrity beschouwt. In mijn geval zijn mensen vaak lui. Als het eruit ziet als een cartoon, zegt men doodgewoon dat het een cartoon is. Maar eigenlijk maak ik een soort intellectuele cartoons, indoor graffiti, een tekening.’
Je hebt gewerkt in Zuid-Amerika, de Verenigde Staten en in heel Europa. Humor is een belangrijk onderdeel van jouw werk – de fluwelen handschoen over de ijzeren vuist. Hoe goed reist deze humor mee over de grens? Kan een Turks publiek iets waarderen dat een Duits publiek in het geheel niet oppikt? Of experimenteer je met een soort geglobaliseerde vorm van humor?
‘Ik probeer mezelf te globaliseren. Er zijn veel plaats- en tijdgebonden tekeningen van mij, waarvan zelfs ik na een jaar of twee de context niet goed meer kan reconstrueren. Maar er bestaan ook meer universele tekeningen. Een voorbeeld is een tekening over verschoten en versneden jeans die meer kosten toen ze nog heel waren. Deze tekening werkte overal waar ik haar uitvoerde. Hetzelfde geldt voor de non-smoking tank. Er zijn natuurlijk verschillen. Ik heb bijvoorbeeld problemen gehad met een verwijzing naar Cypriotische problemen. Ik wist niet hoe de mensen zouden reageren, wat hen tegen het hoofd zou stoten, wat voor humor ze hebben. En tijdens de Istanbul Biënnale was de eerste vraag van de Turkse CNN: waarom houd je niet van Istanbul? En dat terwijl ik er zeker van was dat de tekeningen juist mijn interesse in de stad toonden. Ik geloof dat ik moet concluderen dat ik me het beste thuis voel in puur westerse, kapitalistische landen.
Ik heb geen serieus onderzoek gedaan, maar ik denk dat er geen etnische of leeftijdsgrenzen zijn. Hoewel, toen ik in Museum Ludwig in Keulen tekende, wat openbaar toegankelijk was, betrokken Amerikaanse bezoekers mij in een gesprek terwijl ik vier meter hoog aan het plafond stond te werken. De Duitsers durfden niet eens naar me te kijken uit angst om me te storen. Ik zag oude mensen die lachten en jonge, punks die helemaal niets van mijn tekeningen snapten. Sommige mensen herkennen zichzelf in wat ik teken, anderen niet.’
Ik heb geen serieus onderzoek gedaan, maar ik denk dat er geen etnische of leeftijdsgrenzen zijn. Hoewel, toen ik in Museum Ludwig in Keulen tekende, wat openbaar toegankelijk was, betrokken Amerikaanse bezoekers mij in een gesprek terwijl ik vier meter hoog aan het plafond stond te werken. De Duitsers durfden niet eens naar me te kijken uit angst om me te storen. Ik zag oude mensen die lachten en jonge, punks die helemaal niets van mijn tekeningen snapten. Sommige mensen herkennen zichzelf in wat ik teken, anderen niet.’
Hoe zit het met het gebruik van tekst in de tekeningen? Tot nu toe heb ik ze alleen in het Engels gezien, die, ik hoop dat je het niet erg vind dat ik het zeg, vol zitten met spelfouten. Ik vind het wel charmant, het zet de directheid kracht bij. Je zit duidelijk niet te werken met een woordenboek op schoot. Is je werk altijd in Perjovschi-Engels?
‘Ja! Ik voel me heel comfortabel in deze taal omdat het toegestaan is fouten te maken (waag dat niet in het Frans). De spelfouten zitten er mede in omdat de eerste keer dat ik ze maakte en ze wilde verbeteren mensen die eromheen stonden zeiden dat ik ze moest laten staan, omdat ze zo veel grappiger waren. Ik gebruik simpel, gebroken Engels, zoals uit een film. Ik probeer zoveel mogelijk publiek te bereiken, en op dit moment lukt dat het beste met Engels. Maar ik ben ook Spaans aan het leren en heb onlangs wat Chinese vrienden gemaakt.’
Hopelijk zal Rita Verdonk er niet op staan dat er alleen Nederlands gebruikt wordt in de publieke ruimtes, wanneer je werk in het Stedelijk Museum in Amsterdam wordt getoond. Nu ik het daar toch over heb, weet je al of je zoals gewoonlijk weer in de lobby terecht komt, of mag je hopen op een echte zaal? Je hebt al enige competitie in de hal en lift want er is op dit moment heel slechte graffiti te zien.
‘Wat is er toch aan de hand met Nederland de laatste tijd? Wij, Zuid-Europeanen, zeg maar de bad boys van Europa, dachten dat de Nederlanders tolerant waren, en dat wij, zwart schaap als we zijn, jullie zouden moeten volgen en prijzen. Jullie vermoorden onze droom, man! Wat betreft het Stedelijk: ik heb de organisatoren gezegd dat de vier andere kunstenaars de ruimte mogen nemen die ze willen en dat ik me wel red met de restjes. Het kan dus heel goed de lobby worden, ook al zit die al vol. Wat maakt het uit. Soms zie ik iemand anders tekening op straat en denk ik: jee, zoiets goeds heb ik nog niet gedaan. Global competition man, daar gaat het om, en niet alleen met Pettibon.’
Dan Perjovschi is genomineerd voor The Vincent 2006 en exposeert in het kader van de prijs van 15 september 2006 tot en met 14 januari 2007 tot in het SMCS in Amsterdam.
Dan Perjovschi is genomineerd voor The Vincent 2006 en exposeert in het kader van de prijs van 15 september 2006 tot en met 14 januari 2007 tot in het SMCS in Amsterdam.
1. Concerning Public Art and Messianic Time, in Marius Babias en Achim Konneke (red), Art & Public Spaces, Verlag der Kunst, Dresden 1998, herdruk in manifesta 2, Luxemburg 1998.
1. Concerning Public Art and Messianic Time, in Marius Babias en Achim Konneke (red), Art & Public Spaces, Verlag der Kunst, Dresden 1998, herdruk in manifesta 2, Luxemburg 1998.
Otto Berchem