Het conflict van het dagelijks leven
Het conflict van het dagelijks leven
Een oorlogsstrategie voor de eenentwintigste eeuw
Wat is de invloed van de recente oorlogservaringen op de hedendaagse tactieken van verzet en revolte? Jamie King pleit voor een analyse die ‘het naakte leven’ en ‘het ornamentele leven’ erkent als de nieuwe sleutelbegrippen van de voortdurende strijd waarin wij leven. In een politiek-filosofisch betoog schetst hij het conflict dat onze alledaagse werkelijkheid definieert.
In hun recente Essay Addressed to the U.S. Anti-war Movement (Oproep aan de Amerikaanse vredesbeweging) beweert het marxistisch georiënteerde antiglobalistische Midnight Notes collectief, dat een van de strategische zwaktes van de buitenlandse politiek van de regering Bush de aanname is, dat er geen Amerikaanse slachtoffers zullen vallen in toekomstige neoliberale oorlogen.1 Het is erg onwaarschijnlijk dat die regering werkelijk zoiets denkt aangezien ze voor de campagne in Irak is geschoold door het Israëlische leger, dat gewend is aan de consequenties van een permanente bezetting van buitenlands gebied. Er zijn duizenden doden gevallen onder de Israëlische bezetters en, tot nu toe, honderden onder de Amerikaanse bezetters van Irak. Het is onwaarschijnlijk dat de Amerikanen zichzelf voor de gek houden met de gedachte, dat dit getal niet veel hoger zal zijn tegen de tijd dat hun taak er opzit.
Het probleem van de huidige Amerikaanse regering is niet dat zij het natuurlijke verloop van een voortdurende oorlog niet kan aanvaarden. Het probleem ligt in de noodzaak om de slachtoffers verborgen te houden voor haar electoraat. Het achterhouden van informatie van het slagveld en het manipuleren van statistieken is daarvoor niet voldoende. De ‘burgers’ die zullen sterven in de vrijheidstrijd voor het nieuwe ‘democratische’ regime in Irak zullen onvermijdelijk op dezelfde manier geclassificeerd worden als eerder de ‘wetteloze strijders’ (een categorie die niet bestaat in de Conventie van Genève en geen juridische basis heeft), die vanuit Afghanistan overgebracht zijn naar de marinebasis in Guatanamo Bay in Cuba. In dit Camp X-Ray werden soldaten gereduceerd tot wat Giorgio Agamben ‘het naakte leven’2 noemt: elke gevangene zit geboeid in een kooi van twee bij tweeënhalve meter, waarin rechtop staan nog net mogelijk is, hij is geschoren en overgeleverd aan de elementen, in een staat van fysieke onzekerheid die gelijk is aan zijn onzekere politiek-juridische status.
Volgens de regering van Bush hebben deze ‘wetteloze strijders’ geen enkel recht volgens de Conventie van Genève. Zij zijn personen die in een staat van absolute uitzondering leven, afhankelijk van bevelen en overgeleverd aan de genade van hun overmeesteraars. Daarom ook, zoals de wetgeving van de U.S. Patriot Act van afgelopen jaar suggereert, zijn hun rechtszaken niet onderworpen aan normale juridische bescherming van onafhankelijke rechters en juryleden, noch aan de normale processen van mediatoezicht. De Patriot Act staat toe om de beschuldigden en de advocaten bewijs te onthouden en bovendien om de doodstraf op te laten leggen door een simpele meerderheid van militaire officieren in het tribunaal. Als naakt leven, onbeschermd door enige internationale juridische conventie, kan dit nieuwe soort gevangenen tijdens de voortgang van hun proces ook het recht op raad van buitenaf ontzegd worden. Het zijn mensen die ontdaan zijn van hun meest basale grondrechten, zoals die sinds kort ‘gegarandeerd’ zijn door het Internationale Strafhof in Den Haag.
Vechtmachines
Dit is de manier waarop de Verenigde Staten degenen die vechten voor de ‘andere kant’ uit de weg ruimen. De ‘andere kant’ is een vrijelijk uit te breiden categorie. Bush’ levende wet beslist over de vraag wie wel en wie geen deel uitmaakt van het terreurnetwerk. Elke vorm van verzet wordt een mogelijke link in het netwerk. Niet elke vorm van verzet wordt tegenwoordig als terreur gezien, en niet iedere demonstrant als terrorist, maar er zijn aanwijzingen dat we niet veraf zijn van die gelijkstelling.
Het probleem van de militaire doden aan Amerikaanse zijde is niet zo gemakkelijk op te lossen. Maar het begin van een strategie valt te ontwaren in het controversiële plan dat Rumsfeld aan het begin van de campagne in Irak naar voren bracht: Shock and Awe, ofwel bommentapijten, inzet van special forces om de sleuteldoelen te veroveren, en (net als in Afghanistan) het inhuren van lokale milities om het echt smerige werk op te knappen. Dezelfde strategie begrijpt dat het noodzakelijk is om het militaire IT-bedrijf Dyncorp in te zetten bij het bewaren van de vrede in Irak. Gevechtspiloten worden zelden neergeschoten; de missies van de special forces vinden plaats in een gecontroleerde mediaomgeving en buiten het normale toezicht; de acties van de militaire privé-ondernemingen vallen ‘plausibel te ontkennen’ en beter nog, zij worden als niets anders dan economische actoren op de vrije markt beschouwd. Het lijkt onvermijdelijk dat dit proces tot zijn logische conclusie gevoerd zal worden. De Amerikaanse infanterie zal in toenemende mate alleen symbolisch op de grond vechten. Een nieuw model is nodig om de voortdurende oorlog te beschrijven: deels special force, deels onderneming van huurlingen. De tendens om deze krachten als machinaal voor te stellen zal verdubbelen, precies omdat ‘vechtmachines’ wegwerpartikelen zijn. Zij zijn een vorm van naakt leven. Het is acceptabel als het naakte leven vernietigd wordt tijdens een bezetting of wanneer het onder friendly fire komt te liggen. De aanbeveling van de Midnight Notes om verzet te baseren op het uiteenzetten van de redenen waarom er militairen gesneuveld zijn, is een ernstige misvatting. De Amerikaanse regering heeft al ingezien dat de ‘soldaten’ van Dyncorp geen onderdanen zijn die op hetzelfde niveau staan als de Amerikaanse infanterist. Deze huurlingen vervullen de rol van offer, zij zijn slechts een ruilartikel in termen van kapitaal.
Naakt leven ontmoet naakte arbeid
In zachte oorlogszones in Zuid-Amerika als Venezuela, Argentinië, Colombia wordt op dezelfde manier de orde gehandhaafd. In deze gebieden is de productie van de arbeidersklasse als naakt leven al enige tijd bezig: mensen dienen er louter als machine, ze zijn niets anders dan productieve technologie.
De recente tendens om regionale handelsafspraken te maken, zoals de North American Free Trade Agreement (NAFTA) en de Free Trade Area of the Americas (FTAA), hebben ertoe bijgedragen dat de zuidelijke arbeiders hun traditionele economie ontnomen is. Liberale economen noemen dit ‘creatieve destructie’, een proces dat beschouwd wordt als natuurlijk en effectief. Regionale handelsovereenkomsten vernietigen de lokale economie door vast te houden aan de invoer van goedkope, buitenlandse producten en ontwrichten hele gemeenschappen door ze te transformeren tot louter potentieel voor nieuwe investeringen. Door heel Latijns-Amerika heeft de arbeidersklasse zulke ontwrichtingen te verduren gekregen, toen de FTAA het toestond dat zwaar gesubsidieerd Amerikaans graan de lokale economie vernietigde.
Maar de manier waarop het Westen de arbeidskrachten reduceert tot naakt leven, is niet het enige probleem. De golf van wetten op het gebied van intellectueel eigendom die de informatisering van de samenleving begeleid, (het epicentrum daarvan is de Trade Related Aspects of Intellectual Property Rights (TRIPS) onderdeel van de World Trade Organization (WTO) heeft ook bijgedragen aan de verslechtering van de omstandigheden in niet-westerse economieën. In plaats van culturele productie en wetenschappelijke en technologische innovatie te beschermen, beperken ze de mogelijkheden ervan. De postindustriële staten dwingen nu andere landen om bepaalde wettelijke normen na te leven die effectief innovatie, productie en organisatie verbieden. Zij creëren copyrightmonopolies waardoor bezit geconcentreerd wordt, kosten opgedreven en de toegang tot markten beperkt. Ze maken het veel onafhankelijke instanties onmogelijk om activiteiten te ontplooien.
Deze heerschappij over het intellectueel eigendom scheidt materieel werk van de kennis over dat werk (het doel ervan, hoe het samenhangt met het werk van andere arbeiders, hoe het product tot stand komt, et cetera). Ze leidt ertoe dat de arbeider de macht uit handen genomen wordt. Immers, zouden de bedrijfsovernames door de arbeiders zelf, die we hebben zien gebeuren in Argentinië (bijvoorbeeld in de keramiekfabriek Zanon) hebben kunnen plaatsvinden als de arbeiders totaal vervreemd waren geraakt van hun arbeidspraktijk? De tendens van het kapitaal is om een black box te worden, met duidelijke input en output. De processen die zich in de black box afspelen worden volledig gemystificeerd en omsloten door een regime van intellectueel eigendom dat op zichzelf onkenbaar is. Het idee van een bedrijfsovername wordt onder zulke omstandigheden bijna onmogelijk. Arbeiders kunnen het zich niet voorstellen zonder een enorme inhaalslag in training en kennisverwerving.
Het ornamentele leven
Door het naakte leven te beschouwen als vaste waarde (als goederen met een permanent karakter die eigendom zijn van een onderneming) wordt duidelijk waarom de ideeën van de Italiaanse autonome theoretici cruciaal zijn.3 Het verklaart niet alleen de dominantie in het Westen van de kennis- en diensteneconomie die de arbeid vormgeven, in stand houden, dirigeren en gebruiken. Het stelt ons ook in staat om de belangrijkste observaties van de autonomen serieus te nemen, namelijk dat het intellect van de massa essentieel is voor het moderne kapitaal. Dit nieuwe kapitaal hoeft tegenover de eigen onderdanen niet te ontkennen dat het hen gebruikt bij het produceren van waarde, omdat de waarde die het produceert ook voor hen is. Ze zijn er niet van gescheiden. De gecombineerde ‘vrije’ en immateriële arbeid van honderdduizenden daghandelaren, privé-investeerders en speculanten heeft een uitzonderlijke kracht om markten in beweging te brengen, een kracht die wordt onderkend en ingezet door het kapitaal, wat ook openlijk wordt toegegeven.
Toch biedt de tirannieke ‘heiligheid’4 van het leven in het Westen niet de ‘overwinning van de Amerikaanse arbeidersklasse’ zoals het collectief Midnight Notes beweert. Een goed westers onderdaan ziet de wereld als een grote risicomachine, het eigen leven als ondraaglijk eindig en de grens tussen hem en de wereld als een fragiel vlies dat continu dreigt te scheuren. Een gescheiden, onafhankelijk leven, vrij van de productie van sociale betekenis is totaal ondenkbaar. Scheiding manifesteert zich als de kans op geïntensiveerde risicoblootstelling, wellicht resulterend in de opname in een zogenaamd terreurnetwerk. Het heilige subject, volledig gewend aan zijn ornamentaliteit, deinst daarvan terug. Als ornament kent het immers zijn pleziertjes en het is tevreden met zijn beloning. Zo wordt de westerse meerderheid van de revolte weggeleid, richting sociale aanpassing. Daarom ook is een herhaling van het verloop van de eerste twee wereldoorlogen onmogelijk. Offers op een dergelijk grote schaal, uitgevoerd op basis van een totalitair nationalisme, zouden rampzalig zijn voor het systeem, niet alleen vanwege het Vietnam-syndroom, maar ook omdat zo’n logica indruist tegen de georkestreerde formatie van het sociaal productieve, ornamentele westerse leven.
Kantoorwerk als rookgordijn
Misschien is het goed de grenzen van deze term ‘ornamentaliteit’ duidelijk te stellen. De ogenschijnlijke (dat wil zeggen publieke erkende) materiële arbeid die door deze klasse van het ornamentele leven verricht wordt voor het grootste deel niet-bestaand. Het werk dat gedaan wordt, is meest nutteloos of zelfs contraproductief. Neem de massale introductie van internet op de werkvloer. Onderzoek wijst uit dat de toename van informatietechnologie niet leidt tot stijging van de productiviteit. Sinds 1970 is de rekenkracht van computers en zijn aandeel in de economie van de Verenigde Staten meer dan exponentieel gestegen, maar de productiviteit is volledig gestagneerd, met name in de dienstensector. Dat het inzetten van informatietechnologie en netwerken in allerlei werkomgevingen, onder het mom van het vergroten van efficiëntie, productiviteit en creativiteit, niettemin enthousiast wordt voortgezet, doet hier niets aan af.5
Het inzicht van Robert Solow, Nobelprijswinnaar voor economie, dat computers overal zichtbaar zijn behalve in de productiviteitsstatistieken, is het inzicht dat het succes van internet op de werkvloer onder ogen ziet. De informatietechnologie heeft de crisis gelenigd van de niet-noodzakelijkheid van de productieve arbeid van de westerse middenklasse. Zonder het internet als afleidingsmachine zou de totale afwezigheid van enige vorm van werkelijk productieve arbeid op de meeste Europese en Amerikaanse werkvloeren inmiddels verbluffend duidelijk zijn geworden. Er hadden, tegen een enorme prijs, nieuwe vormen van sociale discipline uitgevonden moeten worden.
Ornamentele arbeid is het dagelijkse kantoorwerk, het rookgordijn waarachter de werkelijk productieve arbeid van het algemene intellect plaatsvindt. IT is niet enkel, en niet in de eerste plaats, een ‘massa-afleidingswapen’. Het internet is tegenwoordig daadwerkelijk, naast de arbeid en de spierkracht van het naakte leven, een van de essentiële onderdelen van het vaste kapitaal van een onderneming. In dit opzicht is het invoeren van internet op de werkvloer van de hoogste importantie. De Italiaanse filosoof Paolo Virno toonde uitvoerig aan dat de sociale arbeid dwars door de ornamentele arbeid van de professionele middenklasse heen schiet. De paden die deze sociale arbeid binnen en buiten de werkvloer neemt, lopen niet via televisie, radio of telefoon, ze lopen via het netwerk. Door het invoeren van het internet op de werkvloer kan sociale arbeid onverminderd voortgaan, belangrijk werk achter de dataface, continue arbeid aan de productie van betekenis, betekenis die bepaalt wat gekocht wordt, tegen welke waarde, via de onkenbaar complexe berekening van het verlangen die ons dagelijks leven uitmaakt.
Naar een nieuwe strategie van conflict
In Towards an Army of Ideas (2002) stelde ik een vorm van verzet en conflict van het algemene intellect tegen het kapitaal voor. Bij mijn voorstelling van een ‘oppositioneel intellect’, nam ik de praktijk van het Socialist Patients Collective (SPK, het socialistische patiëntencollectief) als model. De SPK was een klasse van arbeiders van immaterieel werk, die krankzinnigheid praktiseerden om een draai te geven aan het sociale weefsel. Zo’n intellectueel verzet, zo’n leger van ideeën, kon, zo bepleitte ik, disconnecties en afschuwwekkende structuren formuleren. Het zou dit kunnen doen onder het mom van ornamentele arbeid die tegenwoordig op de werkvloer de norm is en momenteel als rookgordijn voor echte sociale arbeid functioneert.
Verscheidene dingen zijn sinds de oorlog in Irak duidelijk geworden. Ten eerste heeft de Amerikaanse regering haar intenties om de Tweeling Totems, de Massavernietigingswapens en Terreur in te zetten, op niet mis te verstane wijze op tafel gelegd. Zij is er op uit koloniale oorlogen te voeren waar ze dat gepast vindt, met of zonder de ondersteuning van de traditionele, liberale machtsstructuren. Ten tweede kan men de oorlogssituatie waarin we nu verkeren het best opvatten als een staat van voortdurende oorlog. Want de vorm van de planetaire, industriële ontwikkeling, zoals ze wordt gedefinieerd door de Amerikaanse agenda, staat op het spel. Die zal niet stoppen voordat ‘dominantie van het volledige spectrum’ is bereikt. Ten derde verkeren we nu in een situatie waarin miljoenen en miljoenen demonstranten over de hele wereld publiekelijk de oorlog betreuren en vervolgens huiswaarts keren om het te laten gebeuren, misschien tevreden omdat het ‘niet in mijn naam’ gebeurt. Dit proces van grootse ornamentele protesten zal zeker binnenkort actief ondersteund worden door de Staat.
Om werkzaam te zijn binnen de huidige context moet het Leger van Ideeën ten eerste de naïeve ornamentele subjectiviteit ontmoedigen. Zijn eerste taak is het zichtbaar maken van zowel de rol van sociale productie, zoals deze uitgevoerd wordt door de westerse professionele middenklasse, als het onthullen van het feit dat ornamentele arbeid een voorwendsel is die de werkelijke arbeid aan het zicht onttrekt. Zijn tweede taak is om deze ornamentele klasse kennis te laten maken met de arbeidersklasse van het naakte leven die voor hen werkt en hun levens mogelijk maakt: onzichtbaar in de economieën van de eerste wereld als de illegale, irreguliere arbeid van vluchtelingen en in de ‘ontwikkelingslanden’ als het gedesubjectiveerde en gebrutaliseerde vaste kapitaal, de menselijke machines die gedisciplineerd worden door enorm machtsvertoon, zo gauw een sprankje van revolutionaire subjectiviteit in hen vaart. Ornamentele westerse subjecten mogen zichzelf niet langer als verschillend van dit machinale naakte leven zien: het begin van een strategie van alledaags conflict, het onder ogen zien van het feit dat de oorlog die menselijk vast kapitaal produceert, uitgerekend een oorlog is die ‘in mijn naam’ gevoerd wordt: een oorlog om het ornamentele ‘ik’ tevreden te stellen en te produceren, met al zijn afschuwelijke zelfgenoegzame fragiliteit en afkeer van risico’s.
De derde taak van het het Leger van Ideeën is het zich richten tot deze productie van het naakte leven zoals dat verbonden is met het uitroepen van de staat van beleg in harde en zachte oorlogszones, door de inzet van militaire macht en militaire privé-ondernemingen. Terwijl ik dit artikel schrijf worden bijvoorbeeld een groot deel van de door arbeiders bezette fabrieken en sociale centra in Buenos Aires ontruimd. Een bezette fabriek is aangevallen door de militaire politie die waterkanonnen, rubberkogels en traangasbommen inzette en zelfs met scherp schoot. Een andere menigte van Argentijnen en buitenlanders werd zonder waarschuwing beschoten. Het Leger van Ideeën moet zich direct richten tot deze ontwikkelingen. Het lijkt erop dat een ander Leger nodig is, een dat niet in de sociale ruimte opereert, maar in de ruimte van de werkelijke buitenwereld. Het voorbeeld van Argentinië toont dat de discipline die de markt oplegt in toenemende mate ontoereikend blijkt om de druk van arbeidersklasse, die streeft naar verandering, te weerstaan. Het kapitaal begrijpt nu de noodzaak om militaire macht direct toe te passen, in plaats van via de omweg van de marktwetten. Het IMF overweegt om het Argentijnse economische beleid en de economische politiek onder direct toezicht te plaatsen van een panel van buitenlandse experts, waaraan Argentinië dan haar economische soevereiniteit overdraagt, dat wil zeggen, haar hele soevereiniteit. Zo’n regime, een model voor de voortdurende oorlog, zal ondersteund worden door militaire macht. De derde taak van het Leger van Ideeën is om dit onder ogen te zien: welke ‘krijgsmacht’ moet ingezet worden om zo’n regime te verslaan?
2. Giorgio Agamben, Homo Sacer, Sovereign Power and the Bare Life, Stanford University Press, 1998.
3. Voor een populaire weergave zie Antonio Negri en Michael Hardt, Empire, Harvard University Press, 2000.
4. Hoewel ik de categorie ‘naakt leven’ ontleen aan Agamben, moet de term ‘heilig’ hier niet begrepen worden in de betekenis die de Italiaanse filosoof er aan geeft. Ik gebruik de term in informele zin.
5. De functie van het internet op de werkvloer is de volgende:
1. alle soorten professionele arbeiders de mogelijkheid geven om het feit te negeren dat er niets productiefs te doen valt, dat hun ‘echte’ werk nutteloos is, 2. de ‘superieuren’ op dezelfde werkvloer in staat stellen a. op dezelfde wijze afleiding te zoeken en b. zich te onttrekken aan het feit dat geen van hun ondergeschikten iets productiefs doet, aangezien niemand hogerop in de hiërarchie productieve taken te delegeren heeft, 3. de enorme hoeveelheid braakliggende arbeidstijd, een gevolg van de afwezigheid van productieve arbeidsvormen op de werkvloeren van de middenklasse, om te zetten in sociaal productieve subjectieve arbeid.
Jamie King