Het Jeruzalem Syndroom
Het Jeruzalem Syndroom
Een tentoonstelling organiseren in de oude stad van Jeruzalem is geen eenvoudige opgave. Zeker niet als er Palestijnse kunstenaars uit de bezette gebieden aan meedoen.
Een tentoonstelling maken in Jeruzalem betekent een tentoonstelling maken vanuit een crisissituatie. In oktober 2009, het moment waarop ik in Israël arriveerde om aan de tentoonstelling Jerusalem Show 2009: Jerusalem Syndrom te gaan werken, smeulden er twee conflicten nog na in de stad: de gewelddadige onlusten ontstaan na de provocatieve gebeden van joodse gelovigen op de Tempelberg dichtbij de Al-Aqsa moskee, die eigenlijk alleen is toegestaan voor moslims; en het in beslag nemen van Palestijnse huizen in de wijk Sheikh Jarrah. Jeruzalem is normaalgesproken al een hoogst conflictueuze en competitieve stad, maar als gevolg van deze incidenten waren er nog meer politieagenten en militairen op straat, en was de spanning nog sterker voelbaar. Op de trappen van het Oostenrijkse gastenverblijf in de Oude Stad waar ik logeerde, hingen dag en nacht Israëlische soldaten rond die de ingang blokkeerden. Het gebouw was gelegen in de hoofdstraat richting de Tempelberg en de West Muur, waar nieuwe onlusten werden verwacht.
In deze situatie was het maken van een grote tentoonstelling in de Oude Stad, geïnitieerd door een Palestijnse instelling, Al-Ma’mal, een bijna onmogelijke opgave. Tegelijkertijd kan het beschouwd worden als een grote geste van emancipatie. Een van onze uitgangspunten van de Jerusalem Show was om de Palestijnse gebieden, en dan met name de stad Jeruzalem, samen te brengen met de kunstwereld uit het Midden-Oosten. Vanwege de korte tijdspanne van tien dagen, hield het concept van de tentoonstelling het midden tussen een biënnale en een festival, met een dagelijks programma van screenings, performances, rondleidingen en events.
De eerste twee edities van de Jerusalem Show werden samengesteld door de Israëlische curator Jack Persekian die het project in 2007 lanceerde. Toen hij me dit jaar uitnodigde als medecurator voor Jerusalem Show, was dit vanuit de gedachte ook ander een perspectief van buitenaf te integreren. Mijn eigen ervaringen in Israël en de Palestijnse gebieden – ik was deelnemer aan het project Liminal Space, docent aan de kunstacademie van Ramallah en reisde meermalen naar Tel Aviv en Ramallah voor lezingen, conferenties en een residency – waren daarbij enorm behulpzaam. Het heeft me bewust gemaakt van het feit hoezeer de parameters van het maken van een tentoonstelling veranderen als je werkt in een bezet gebied. Ik leerde al meteen dat een tentoonstelling in een Palestijns kunstinstituut in Jeruzalem staat of valt bij het aanboren van informele contacten. Het gebruik van contacten die gebaseerd zijn op vertrouwen en verwantschap is een belangrijk onderdeel van het proces van totstandkoming van elk project. Het vinden van de acht verschillende locaties voor de Jerusalem Show, maar ook de beveiliging van de locaties en de kunstwerken in de openbare ruimte zou bijvoorbeeld niet mogelijk zijn geweest zonder dit soort persoonlijke netwerken.
Bijna alle lokale kunstenaars in de Palestijnse gebieden reageren in meerdere of mindere mate op de dagelijkse ontberingen van de bezetting. Daarom ging mijn interesse met name uit naar de verschillen en overeenkomsten tussen de artistieke strategieën in de Palestijnse gebieden en de regio, naar kunstwerken die de bezetting vanuit een ander perspectief belichten, en naar de blik van de buitenstaander op Jeruzalem en de Palestijnse gebieden. Raouf Haj-Yahia’s video Cinderella Zero (2009) gaat bijvoorbeeld over de verwevenheid van basale, menselijke behoeften met de politiek en de rol die de media spelen in de bezette Palestijnse gebieden. De video-installatie Case Sensitive America (2008/2009) van Ayreen Anastas & René Gabri gaat daarentegen over de toestand van de mensenrechten en individuele vrijheid in het Amerika van Guantánamo Bay. Het werk van Kajsa Dahlberg, Greetings from Jerusalem 22/4/1911 – 18/8/ 2007 (2009), bestaat uit een collectie ansichtkaarten uit 1911, die Zweedse toeristen vanuit Jeruzalem naar Zweden stuurden. Uit deze persoonlijke, geschreven kaarten blijkt eens te meer hoe de politieke, territoriale en religieuze conflicten van Jeruzalem het moeten opnemen tegen de overweldigende schoonheid van de stad en zijn ontzagwekkende geschiedenis.
De titel van de tentoonstelling Jerusalem Syndrome functioneerde voor ons als een metafoor voor het benaderen van de vele facetten van een stad die onder hoogspanning staat en wordt verdeeld door bezetting en een etnische en religieuze segregatie. De stad Jeruzalem wordt gekarakteriseerd door de concentratie en diversiteit van haar interne conflicten, die tegelijkertijd zowel van spirituele, politieke als territoriale aard zijn. Nergens anders vind je zo’n unieke samenkomst van geschiedenis en spirituele locaties dan in de Heilige Stad. Elk jaar worden tussen de vijftig en tweehonderd reizigers overmand door het zogenaamde Jeruzalem Syndroom. Ze geloven dat ze de Heilige Maagd Maria of de Messias zijn, en lopen door de stad het nieuws van hun geestelijke wedergeboorte of een aanstaande Apocalyps te verspreiden, totdat ze door een psychiatrische dienst worden opgenomen. Het Jeruzalem Syndroom staat tegelijkertijd symbool voor verlichting als voor ineenstorting: het is het sterkste effect dat de stad kan hebben op de persoonlijkheid van een bezoeker. De gekte en illusie van uitverkoren zijn karakteriseert ook de relatie tussen religie en macht, met name op die momenten dat het historische belang van religieuze locaties de inzet wordt van een strijd over territoriale claims over de stad. Voor ons functioneerde het begrip Jerusalem Syndrome als een ingang naar het ontdekken van de enclaves in de Oude Stad; het gaf aanleiding om door zijn labyrint te struinen en zijn geschiedenissen vanuit allerlei verschillende gezichtspunten te vertellen.
De bezetting was in de tentoonstelling zeer aanwezig, niet alleen in de tentoongestelde werken, niet alllen in de tentoongestelde werken, maar zeker ook tijdens het productieproces: kunstenaars raakten verstrikt bij de checkpoints, en een enkel kunstwerk bleef zelfs steken bij de grens: we moesten Tarek Atoui’s performance Un-drum/Strategies of Surviving Noise live uitzenden via een videoverbinding omdat hij vanuit Libanon geen toegang kreeg tot Israël.
De indruk die mij het meest bij bleef na het project, was dat de strategie van de informele economie een steeds groter onderdeel zal gaan uitmaken van het maken van een tentoonstelling in de vele regio’s die nu ook tot de globale kunstwereld zijn gaan behoren. Crisissen bestaan immers in veel gedaanten of het nu bezetting is, maatschappelijke controle, corruptie van de staat, neoliberale politiek of aanstaande bezuinigingen op kunst en cultuur.
Nina Möntmann is curator en Professor kunsttheorie en ideeëngeschiedenis aan de Royal University College for Fine Arts in Stockholm
Nina Möntmann