Idealism
Idealism
Een populair label
De kunst lijkt de laatste tijd vol te zijn van haar eigen idealisme en engagement. Of misschien zijn het wel vooral haar woordvoerders, de critici en curatoren, die in de staart van de ontwikkelingen van de jaren negentig de kunst op straat zien paraderen terwijl zij zelf al bezig is zich weer meer op zichzelf te bezinnen. Hoe dan ook, vooralsnog lijkt het een discussie te zijn die vooral de onmacht van de kunst tot werkelijk engagement predikt. De tentoonstelling Idealism die gastcurator Theo Tegelaers in De Appel maakte lijkt onder eenzelfde geforceerdheid te lijden. In het persbericht schrijft Tegelaers dat idealisme tegenwoordig alleen met een flinke dosis ironie beoefend kan worden. Hij stelt voor om verouderde idealistische waarden opnieuw op hun relevantie voor het heden te beoordelen. In theorie zou dit een interessante invalshoek kunnen zijn, in de praktijk lijkt het hier echter allemaal bar weinig mee van te maken te hebben. De titel Idealism lijkt vooral een populair label die achteraf op een tentoonstelling is geplakt die daar nauwelijks een uitspraak over lijkt te doen. Alleen Lara Almarcequi’s archivarische tekst-fotopresentaties van individuele bouwconstructies op braakliggende terreinen, die als een pleidooi voor het ongereguleerde bouwen kunnen worden beschouwd, bevatten een duidelijke verwijzing naar het thema. Maar het ombouwen van een bouwvallige hut in een volkstuin tot openluchtcafé, op zichzelf misschien een sympathiek project, levert in De Appel niet meer op dan een diashow met kiekjes van vrolijk drinkende en lachende mensen.
Van een totale nietszeggendheid en platheid is Dafna Moscati’s project Crazy, waarin zij iedereen oproept via de website van De Appel zijn meest gekke idee op te sturen. Al deze ideeën waren in de bovenzaal van De Appel in de installatie van Jan de Cock te lezen op A4-tjes en te horen door een luidspreker, terwijl citaten van Foucault, Proust, Beckett en andere beroemdheden, uitspraken over de creativiteit en waarachtigheid van de gekte, op de muren geplakt werden. De voorstellen werden beoordeeld door een jury en de winnaar wordt in de gelegenheid gesteld zijn idee uit te voeren. Men kan zich afvragen waar wij hier het idealisme moeten vinden: in het ideaal van de kunstenaar om in ons allemaal creativiteit los te maken en ons tot participanten van de kunst te maken, of in de idealen van al die mensen die de wereld rond willen reizen om goed te doen, een onderzeeër door de grachten van Amsterdam willen laten varen, of het geld de wereld uit willen bannen. Voornamelijk worden we hier verveeld met banale idealen of voorstellen voor mogelijke kunstprojecten. Een discussie met een verlichte boeddha die Moscati in De Appel als deel van haar project organiseerde zou dan als een heel gek idee het ultieme idealisme zijn. Zijn we dan niet echt het spoor kwijt in enige serieuze discussie naar artistiek idealisme?
Gelukkig kunnen kunstwerken ook altijd los van een concept beschouwd worden. Het is vooral het werk van William Speakman en van Parasite Films, bestaande uit de Israëlische kunstenaars Sagi Groner en Sami Kallinen die hier ieder hun eigen videowerk vertonen, die de tentoonstelling de moeite waard maken. Kallinen’s Juggler, over een man die na een mislukte zelfmoordpoging de communicatie met de wereld opgegeven heeft en voortaan elke dag op straat jongleert, kan nauwelijks idealisme aangewreven worden. Het is een erg mooi geschoten en gemonteerd filmpje, waarin beelden van zwevende ballen en handen, schoenen, close-ups van een gezicht, elkaar afwisselen terwijl een stem, begeleid door een bas, het verhaal van onthechting en onmacht van deze jongleur vertelt. Vertelling, beeld en geluid versterken elkaar hier in een visueel verhaal over de creatie van een eigen, op zichzelf betrokken, manier van zijn.
Sagi Groners video 04.11.02, waarin de kunstenaar samen met drie vrienden een Israëlisch winkelcentrum bezoekt waar eerder die dag een zelfmoordaanslag heeft plaats gevonden, staat al even ver af van enig idealisme. Evenals Kallinen’s video gaat 04.11.02 over de omgang van het individu met een keiharde werkelijkheid. In schokkende en korrelige beelden (er is vanuit de hand in het donker gefilmd) zoomt de camera eerst in op mannen die, zo wordt ons later verteld, lichaamsdelen verzamelen, waarop we de gesprekken van de drie vrienden volgen als ze terug naar huis lopen en in het appartement bij elkaar zitten. Ze praten over de bedoelingen van de terrorist, de schoenen die ze in het winkelcentrum gekocht hebben, de aarzeling van een zelfmoordenaar, de onmogelijkheid van het voorkomen van zo’n daad van geweld. Op een indringende manier zijn we getuige van een moment, waarin een groep mensen samen zoekt naar woorden om hun gevoelens over een extreme en in wezen onbevattelijke gebeurtenis een plek te geven. De kracht van dit werk ligt in de directheid en intimiteit ervan, die samenhangt met de relatie van de maker tot zijn onderwerp. Zo begint de video met een close-up van de kunstenaar die ons vertelt dat het de dag van zijn verjaardag is en hij ons mee gaat nemen om met zijn vrienden te gaan kijken naar iets dat net gebeurd is. Tegelijk buitenstaander (als cameraman) en insider (in de relatie tot zijn vrienden), maar ook als iemand die zijn land verlaten heeft maar daar onlosmakelijk bij betrokken blijft, maakt Groner de kijker getuige van een persoonlijke zoektocht naar een houding tot het onvoorstelbare. De ruwe esthetiek van het beeld draagt bij aan deze kwetsbaarheid van het voorgestelde.
In het licht van het concept van de tentoonstelling vond ik de enige interessante keuze de installaties van William Speakman. Zijn werk gaat veeleer op een metaforisch, abstract niveau over idealisme. National Geographic bestaat uit een decoratieve en suggestieve opening in de muur, omrand door een houten lijst waar de toeschouwer doorheen kan stappen. Erachter bevindt zich een houtwerkplaats waar deze frames gemaakt worden. Dezelfde houten frames staan tegen de muur, er bevindt zich een zaagmachine, en zaagsel vermengd met popcorn ligt verspreid over de vloer. Op een plankje ligt een stapel tijdschriften van National Geographic, een verwijzing naar de wereld en tegelijk naar de gemediatiseerde versie ervan. Al onze zintuigen worden bespeeld om een ervaring te creëren van een grensgebied tussen verschillende niveaus van realiteit, terwijl de fases die de kunstenaar doorwerkt transparant blijven en zo de cognitie aanspreken. Ook zijn tweede installatie is zo’n mengvorm van architectuur, decor en sculptuur. Ditmaal stappen we een zelfgebouwde ruimte binnen die bestaat uit een halfdonkere kamer waarin meubels opgeslagen zijn, waarachter zich, verbonden door een smal gangetje, een tweede helverlichte ruimte bevindt die leeg is. Hier, in de verbeelding van een grensruimte die de mogelijkheid van de kunst tot transformatie en betekenisgeving zelf aanspreekt, kan reflectie op artistiek idealisme een aanvang vinden.
Alice Smits
curator Zone 2 Source Amsterdam en kunstcriticus