
If I Can’t Dance
Sinds de performances van de jaren zestig en zeventig zijn we in de beeldende kunst gewend aan het spel met de codes en matrices van dans, muziek en theater. Allan Kaprow noemde zijn happenings ‘pan-artistic-phenomena’. De overeenkomsten tussen de afzonderlijke disciplines werden van groter belang geacht dan de verschillen. De mogelijkheid de grenzen te overschrijden werd als een vrijheid ervaren te experimenteren buiten de regels van het eigen vakgebied om.
In het performanceprogramma If I Can’t Dance, I Don’t Want To Be Part Of Your Revolution, dat dit jaar is gestart, wordt het ‘performatieve’ in relatie tot het ‘theatrale’ verder onderzocht. De titel van het performanceprogramma is strijdvaardig, een leus die tegelijkertijd uitdaagt en afschrikt. Hij is ontleend aan een uitspraak van de Amerikaanse anarchiste Emma Goldman (1869-1940). If I Can’t Dance… is een samenwerkingsverband tussen drie curatoren, Frederique Bergholtz, Annie Fletcher en Tanja Elstgeest, en wordt drie jaar lang gehouden in mei, augustus en november binnen de theatrale omgeving van respectievelijk Festival a/d Werf (Utrecht), Theaterfestival Boulevard (Den Bosch) en De Veenfabriek (Leiden). Het stelt de deelnemende kunstenaars in staat een concept in meerdere fasen uit te werken.
Niet alleen dit model is ontleend aan de theaterwereld, ook het ceremoniële, bijna rituele karakter van festivals is bij uitstek theatraal.
Tijdens de proloog van If I Can’t Dance… in mei presenteerden de kunstenaars hun projecten. Sommigen van hen hebben inmiddels in Den Bosch opgetreden, anderen keren terug in Leiden en de latere edities van volgende jaren, die elk een ander thema zullen krijgen. In 2006 staat bijvoorbeeld hedendaags feminisme centraal. Matti Braun toonde in het kader van If I Can’t Dance… zijn project The Alien. Hij bewerkte het nooit verfilmde script van de vermaarde Bengalese cineast Satyajit Ray (1921-1992). Op het Festival a/d Werf in Utrecht werd dit eerste deel, een improvisatie door drie kinderen, een nieuwe, theatrale ‘schets’.
Gerard Byrne, die eerder al uiting gaf aan zijn interesse voor het transcriberen van teksten en toneel, gaf op geheel eigen wijze uitdrukking aan zijn idee van de verhouding tussen performance en theater. In Excercise for Two Actors dwaalde de toeschouwer met een koptelefoon over een bomvol Neude op zoek naar de personen achter de dialoog die hem ingefluisterd werd. Muren bestonden niet in dit theater. Taal en tekst waren tegelijkertijd onvermijdelijk en achtergrondgeluid. Door de alledaagsheid van het gesprek dat je te horen kreeg, maar ook door het geconcentreerd luisteren door de koptelefoon naar deze banaliteiten, werd je jezelf bewust van je rol als deelnemer en publiek.
In het project van Byrne komt de vraagstelling van If I Can’t Dance…, de verhouding tussen het performatieve en het theatrale, goed naar voren. De curatoren formuleren in het programmaboekje het performatieve als een act van ‘empowerment’, als een vorm van ‘aanwezigheid’ (presence), een moment waarop je jezelf, zoals in het project van Byrne, los kunt denken van de context waarin je tot dan opereerde. Een persoon is geen stabiele entiteit, zeggen Bergholtz, Fletcher en Elstgeest. Je hebt vele rollen te vervullen.
Gelukkig boden sommige kunstenaars de nodige uitleg bij de ietwat mysterieuze introductie van de curatoren. In End on Mouth. Work in progress van Yael Davids loopt het publiek door de zaal terwijl het podium ‘spreekt’. Het is een houten constructie waarin acteurs verscholen zijn. Op bepaalde momenten wordt een tweede podium opgetild en weer neergezet, als een choreografie. Uit dit laatste podium klinken fluitmuziek en gezang. Alle facetten van de theatrale ruimte worden hier bevraagd, onderzocht, herschapen en opnieuw vormgegeven. Ook de toeschouwer wordt niet buiten beschouwing gelaten: deze is een integraal onderdeel van de performance.
De kunstenaars die zich bewust zijn van de theatrale context, als Byrne en Davids, en wier projecten in staat zijn ook het publiek daarin te betrekken, behoren tot de meest geslaagde van het festival. Waren deze werken er niet, dan was If I Can’t Dance….verzandt in een vrijblijvende introductie tot een losse verzameling ideeën rondom een op zichzelf vrij ingewikkeld vraagstuk. Ook Heather Allen droeg bij aan een beter begrip van de bedoelingen van If I Can’t Dance…. In een geënsceneerde tienerkamer speelde zij, dansend op de muziek van Patti Smith, in op haar eigen en ons jeugdsentiment. Wil niet iedereen zijn eigen tien minuten van roem?, zo lijkt het meisje dromend van bekendheid en glorieuze tijden te zeggen. Op ontroerende wijze balanceerde Allen in haar optreden tussen de verschillende definities van performance en performativiteit. Is het niet de herinnering die beide bindt? Zonder herinnering geen performance, zonder erkenning van de slapende context, geen basis voor performativiteit.
‘Presence’ is al lang niet meer iets wat bij voorkeur met de almachtige ‘star quality’ verbonden is. Iets wat bevlogen kunstenaars als Cage en Kaprow al wisten. Veel van de performances van het If I Can’t Dance-programma zijn prachtig. Schitterende optredens zijn inmiddels al in Utrecht en Den Bosch de revue gepasseerd. Maar juist dit doet me twijfelen. Want bij al dat goed georganiseerde en zorgvuldig geplande en geregisseerde theatrale spektakel dreigt het onverwachte, het verrassende en de verknooptheid met het dagelijkse leven, die traditioneel zo eigen zijn aan de performances uit de beeldende kunst, verloren te gaan. Mis je nu niet de ‘selective inattention’ en vervreemding die zo charmant en verontrustend, ontluisterend, maar o zo kenmerkend zijn voor wat de beeldende kunst ons over performance heeft geleerd? Ontbreekt niet juist wat Bergholtz, Fletcher en Elstgeest in hun inleiding ‘presence’ noemen? Een gevolg is dat ik niet anders kan concluderen dat hoe vernieuwend en intiem de setting van het programma ook is, de vraag blijft of de kunstenaar wel raad weet met het theatrale kader dat geboden wordt en in staat is de performance als zodanig te laten werken. Bij alle kanttekeningen geldt dat If I Can’t Dance… de complexe discussie rondom performance en theater op geheel eigen wijze aanzwengeld heeft. Elke editie roept zelfs zoveel vragen op dat het programma met gemak nog jaren door kan gaan.
If I Can’t Dance, I Don’t Want To Be Part Of Your RevolutionFestival a/d Werf, Utrecht, 19 tot en met 28 mei 2005
Theaterfestival Boulevard, Den Bosch, 4 tot en met 15 augustus 2005,
De Veenfabriek, Leiden, 18 tot en met 27 november 2005
Ilse van Rijn
is kunsthistoricus