Ik ben Milica Tomic
De turbulente politieke situatie en de etnische conflicten op de Balkan vormen het conceptuele kader voor het werk van de Servische kunstenaar Milica Tomi? (Belgrado, 1960). Haar werk varieert van een expliciet commentaar op een gebeurtenis, tot ietwat gedragen universele statements over de complexiteit van onderwerpen als nationalisme en identiteit.
Milica Tomic’ uitverkiezing tot deelnemer aan het nationale paviljoen van Servië en Montenegro in de vijftigste Biënnale van Venetië, markeert een bijzonder historisch moment. Met de politieke verzelfstandiging van de republiek Montenegro en de republiek Servië in februari van dit jaar, verdwijnt na meer dan zestig jaar de naam Joegoslavë van de geopolitieke landkaart. Het Nationale Paviljoen is daarmee volgens Tomic officieel een monument voor ‘iets wat niet is’, een simulacrum. ‘Er bestaat niet één Joegoslavische natie’, vertelt ze, ‘hoogstens meerdere naties tegelijkertijd. Er bestaat ook niet één Joegoslavische identiteit, hoogstens een fictieve mythe van een nationale identiteit. De utopie van één Joegoslavië was een politiek project, waar beelden gebruikt werden om de kijker te laten geloven dat onware dingen waar zijn.’
Tomic werd in 1960 geboren in Belgrado, toentertijd hoofdstad van de Federale Republiek van Joegoslavië, tegenwoordig zetel van de sociaal-democratische regeringscoalitie van de Servische Republiek. Tomi? groeide op onder het socialistische regime van Tito, wat met terugwerkende kracht gezien kan worden als een voorbeeldige multiculturele samenleving. Ze was getuige van de revolutie en de machtsovername van Milosevic in 1987. Maar in tegenstelling tot collega-kunstenaars die zich na de val van het ancien régime in Londen, Berlijn, Wenen of Parijs vestigden, bleef Tomi? in Belgrado en maakte mee hoe de communistische staatsideologie werd vervangen door een nieuwe staatsideologie – die van het superieure Servische volk. En ze kon van nabij aanschouwen hoe nationalistische sentimenten, aangewakkerd door Milosevics demagogische propaganda praktijken, buren en naburige vrienden deed veranderen in vreemdelingen en vijanden.
Voor het paviljoen in Venetië produceerde ze een kritisch commentaar op de ideologische en politieke representatie van een Joegoslavische natie en de constructie van een nationale identiteit. Op de beschadigde en meerdere malen verbouwde façade van het paviljoen worden flitslichten aangebracht die met regelmatige intervals tegelijkertijd aan en uit gaan. De enorme lichtflits veroorzaakt een tijdelijke blindheid bij de bezoekers, waardoor het paviljoen voor één moment onzichtbaar wordt. Het gebouw dat als nationaal symbool één land, één volk, één cultuur en één collectieve identiteit representeert, verdwijnt in een flits. De illusionaire verdwijning van het paviljoen is niet alleen een symbolische deconstructie van een nationale monument dat een beladen en getraumatiseerde geschiedenis representeert, het symboliseert voor haar tevens een hoopvolle geste voor toekomst. Het maakt het mogelijk om in de afwezigheid van deze staatspolitiek en nationale geschiedenis – die altijd en overal problematisch is, tijdelijk afstand te nemen van de in onze westerse blik zwaar beschadigde reputatie – en in deze tijdelijke leegte alternatieven te formuleren voor de toekomst. Het verschijnsel van de blinde vlek heeft echter ook een keerzijde. Het suggereert collectieve amnesie, hetzij veroorzaakt door een trauma, hetzij ingegeven door een bewuste foutieve weergave van historische feiten. Misschien is het zinvol in dit verband Elias Canetti aan te halen, voor wie ‘de blinde vlek’ het punt in de tijd is waar voorbij ‘de dingen ophielden waar te zijn, de geschiedenis ophield te bestaan, zonder dat wij het merkten.’ Nationalistische doctrines varen over het algemeen wel bij het creëren en instant houden deze blinde vlekken. In de periode dat de omvang van de etnische zuiveringen door de Serviërs langzaam aan het licht kwam, maakte Tomic een werk over een andere gruweldaad. De videoinstallatie xy – ungelost uit 1997 memoreert de moord op etnische Albanezen in maart 1989. De Albanese slachtoffers waren indertijd staatsburgers van de Socialistische Federale Republiek van Joegoslavië die openlijk protesteerden tegen het verlies van hun politieke autonomie. Het indertijd controversiële werk verwijst niet alleen naar deze misdadige gebeurtenis, het bekritiseert tevens de evenzo misdadige ‘collectieve amnesie’ met betrekking tot de politieke moord. Of zoals Tomic zelf een keer schreef: ‘dit werk is een getuigenis van de niet aflatende verbijstering over de gewelddadige dood van wat we gewend waren werkelijkheid te noemen en over de ineenstorting van het referentiekader dat de garantie leek te bieden voor sterke identiteiten als natie, klasse, geslacht en ras.’ De behoefte om deze gebeurtenis te reconstrueren, en opnieuw onder de aandacht te brengen, is voor Tomi? ook een manier om haar persoonlijk trauma te verwerken. Haar persoonlijke schaamte en schuldgevoel en die van de kunstwereld die stil zaten en toekeken terwijl zich deze gruweldaden voltrokken.
De video I am Milica Tomi? (1998) is een persoonlijk commentaar op de wijze waarop de nationalistische staatsideologie doordringt tot in de essentie van iemands dagelijkse leven. Te zien is een vrouw in een witte jurk. Met haar hoofd trots opgeheven en haar ogen gefixeerd op een punt achter ons, stelt ze zich voor: ‘Ik ben Milica Tomic . Ik ben Nederlandse.’ De vrouw draait langzaam rond. ‘Jmenuji se Milica Tomic . Jsem ?eška.’ En draait opnieuw rond. ‘Io sono Milica Tomi? . Sono Italiana.’ Vol overtuiging verklaart ze keer op keer in een andere taal haar nationale herkomst. ‘Ich bin Milica Tomic . Ich bin Deutsch.’ De vrouw lijkt geobsedeerd door de mogelijkheid om zich bij iedere omwenteling een nieuwe nationale identiteit te kunnen toe-eigenen, alsof haar vorige nooit bestaan heeft. Maar met iedere verklaring, die zowel ware als onware informatie bevat, verschijnt ook geruisloos een bloedende wond. ‘Jestem Milica Tomic . Jestem Polka.’ Het geweld houdt aan. Meer en meer bloed, veroorzaakt door messteken en kogelwonden, bevlekt haar witte jurk en lichaam.’Ja fam Milica Tomic . Ja fam Sprinkja.’ Het bloed verwijst niet alleen naar de vele gewelddadige conflicten die er over de hele wereld uit naam de superioriteit van één volk of natie gevoerd zijn – en nog steeds worden – , de wonden symboliseren ook het geweld dat Tomic hiervan zélf heeft ondervonden en nog altijd ondervindt. I=Milica=Serbian=orthodox vhristian, tegen wil en dank draagt Tomi? de identiteit van een bevolkingsgroep die verantwoordelijk is voor rassenhaat, onderdrukking en genocide.
De ideologische Servische doctrine en retoriek claimde dat iemands persoonlijke identiteit biologisch bepaald was en dat de Serven die zich niet met hun Servische identiteit konden vereenzelvigen, bastaards waren met een genetisch defect. Zij dienden uitgeroeid te worden, omdat ze ‘een wond waren op het gezonde lichaam van de Servische gemeenschap’. In een periode van massahysterie omtrent een collectieve identiteit die geen ruimte liet voor mensen die zich niet Servisch of Orthodox Christelijk voelden, was Tomic gevangen in een weinig aantrekkelijk dilemma: de wond of het gezonde lichaam van een zieke natie. Tomi? verkoos om haar etnische en religieuze identiteit in het openbaar voor zich te houden maar het persoonlijk te blijven koesteren omdat het een essentieel deel is van haarzelf. ‘Deze paradoxale keuze om mijn nationale afkomst en religieuze identiteit publiekelijk te ontkennen, terwijl ik die privé beschouwde als een erg belangrijk deel van mijn persoonlijke identiteit is omgekeerd evenredig aan de paradox die schuilgaat binnen de nationale identiteit: het is een totaal artificieel product, maar op persoonlijk niveau wordt het ervaren als iets dat volstrekt natuurlijk is en noodzakelijk.’
Met het aannemen, en daarmee inwisselbaar maken van verschillende nationaliteiten, lijkt Tomic in de video I am Milica Tomic – tegen beter weten in – het belang van een nationale identiteit te willen ontkrachten en te pleiten voor een vorm van universalisme waarin het individu zich kan losmaken van de nationalistische ideologische superstructuren. Ik ben Milica Tomic, en het doet er verder niet toe of ik nu Nederlands, Duits, Kroaat, Bosnier of Servisch ben. Toch is I am Milica Tomi? volgens haar geen ode aan de global citizen en zeker niet aan het naïeve utopische idee van een nieuwe wereldorde, een neoliberale democratische wereld, waarin de natiestaat ondergeschikt zou zijn aan internationale en multinationale belangen. I am Milica Tomi? problematiseert de kunstmatigheid van een nationale identiteiten, impliciet refererend aan de mythe omtrent de Servische nationale identiteit en de paradoxale maar onvermijdelijke verstrengeling van het politieke en persoonlijke.
In tegenstelling tot haar vroegere werk waarin Tomic expliciete politieke statements vermeed, en het werk vaker ambigu en meerduidig is dan dat het een didactische, politieke of ideologische boodschap heeft, neemt Tomi? in haar bijdrage aan de biënnale een explicieter standpunt in. Maar een kritische kanttekening is hierbij wel op zijn plaats. Is Tomic’ bijdrage wel neutraal, is niet alleen de persoonlijke, maar ook de artistieke vrijheid altijd gevangen en ondergeschikt aan een politiek ideologisch programma? Tomi?’ bijdrage lijkt perfect te passen in de politieke agenda – en het imago – van de huidige Servische regering dat geheel in het teken staat van het zuiveren van blaam (die behoort tot het verleden) en het corrigeren van de beschadigde reputatie. Tomic’ interventie lijkt deze culturele en politieke boodschap goed uit te dragen. Ze is de personificatie van de wens van een jonge natie om zich te ontdoen van haar traumatische verleden.
Maar ook Tomic realiseert zich dat het simpel uitvlakken van een naam in een gevel en het onzichtbaar maken van een nationaal paviljoen slechts een symbolische ingreep is. Alsof er met één flits een hele geschiedenis uitgewist kan worden. Niets is natuurlijk minder waar. Wanneer de kijker zijn ogen aan het nieuwe licht aanpast, wordt ook de façade weer zichtbaar; beschadigd en gehavend. Er is meer voor nodig dan een verblindend licht – of een sloophamer – om een historisch zo diepgeworteld politiek en ideologisch conflict op te lossen. De recente ontwikkelingen in Servië lijken dit eens te meer te onderstrepen. Er was weer hoop en vertrouwen in de toekomst toen Milosevic werd verslagen door de gematigde nationalist Kostunica, en diens opvolger Zoran Djindjic. Maar met de brute moord op Djindjic in maart, lijkt het land opnieuw in een vacuüm beland te zijn en een periode van politieke en maatschappelijke instabiliteit tegemoet te gaan.
Vijftigste Biënnale van Venetië, nog tot en met 2 november.
Christel Vesters