Ik publiceer, dus ik besta.
Ik publiceer, dus ik besta.
Publiceren is manifesteren; een adagium dat voorheen vooral voor journalisten en toegewijde kunstcritici gold. Inmiddels hebben jonge kunstenaars en andere creatieven de weg naar het tijdschrift gevonden. Er wordt al jaren naar hartelust geëxperimenteerd. Sinds de late jaren negentig wisselen nieuwe, kleine kunstenaarstijdschriften elkaar snel af en zijn er meer titels dan ooit. Opmerkelijk is de wijze waarin dit oude medium verknoopt is geraakt met nieuwe media als internet en de razend populaire weblog.
Publish or Perish!, wat zoveel betekent als ‘publiceer, of verga!’ was de titel van een tekst die onlangs in frieze stond. De tekst ging over de grote hoeveelheid nieuwe kunstbladen die de internationale markt betreden. Het is een passend motto voor de grote experimenteerlust op het gebied van publiceren en distribueren onder jonge kunstenaars en vormgevers. Wie van bijzonder drukwerk houdt kon afgelopen april zijn hart ophalen in de reizende Kiosk van Christoph Keller van uitgeverij Revolver (Frankfurt). Die was voor twee weken neergestreken in Witte de With in Rotterdam en doet daarna nog andere kunstinstellingen als het ICA in Londen en KW in Berlijn aan. Waar zit ‘m dat nou in, de huidige opleving binnen het tijdschriftenbestel zo vraag je je af, snuffelend door de enthousiastmerende hoeveelheid en diversiteit experimentele kunstbladen?
Christoph Keller beschreef tijdens de manifestatie Printing Matters de hausse aan publicaties en boeken vreemd genoeg zelf als ‘a bubble that soon will burst. To much printed matter, not enough public’. Volgens curator Maria Lind, spreker op een conferentie in het kader van Kiosk, heeft het te maken met de crisis in de presentatie en representatie van kunst. Curatoren hebben deels de rol van de critici overgenomen en zowel bij de gevestigde internationale kunstpers als binnen het tentoonstellingscircuit is de praktijk te veel gebaseerd op routine, aldus Lind. De gevestigde formats volgen de nieuwe ontwikkelingen in de kunstpraktijk onvoldoende en dus nemen kunstenaars en vormgevers het heft in eigen hand en maken gretig gebruik van de braakliggende niche.
Wie denkt dat nieuwe ontwikkelingen op het gebied van publicatie en distributie alleen te vinden zijn bij de nieuwe media, dat wel zeggen de weblog-, blog- en dvd-cultuur, vergist zich. Toegegeven, weblogs hebben een belangrijke impuls gegeven aan een nieuwe, directe en persoonlijke manieren van schrijven. Ze hebben meer open en interactieve communicatievormen gegenereerd, verknoopt aan de directe openbaarheid van het internet, er zijn specifieke gemeenschappen en subculturen van naar elkaar verwijzende bloggers ontstaan en inmiddels is op internet ook een indrukwekkende literatuurlijst te vinden van boeken die het fenomeen in alle breedte en complexiteit beschrijft.1
Stencilesthetiek en e-zine
Het papier, misschien door sommigen als een traag medium bestempelt, doet niet onder voor de digitale publicatiewoede. Het eerste teken dat hierop wijst is dat kunstenaars het stencil- en kopieerwerk herontdekt hebben. De undergroundcultuur van het zelf eenvoudig een blaadje in elkaar draaien, bestond natuurlijk altijd al, maar nu lijkt er sprake van een lichte opleving. Low budget uitgaven als Tubelight en The HTV blijken in allerlei verschillende varianten in diverse steden over de wereld te vinden, zoals Kellers Kiosk aantoont. Ook in Nederland zijn er de afgelopen tijd een paar bijgekomen: Fucking Good Art van kunstenaar Rob Hamelijnck en vormgever Nienke Terpsma, het net gelanceerde ‘fanzine’ OCD van curator Annie Fletcher en kunstenaar Otto Berchem en Open Issues van kunstenaar S.R. Kucharski.
Open Issues is een eenvoudig gekopieerd blaadje dat interviews publiceert met kunstenaars die tijdelijk verblijven of wonen in Rotterdam. Open Issues, de titel zegt het al, concentreert zich op de weergave van persoonlijke gesprekken waarin de praktijk en overwegingen van de kunstenaars centraal staan en probeert daarmee te schuren langs meer algemene vraagstukken die kunstenaars raken. Dat geldt, hoewel anders van opzet en insteek, ook voor Fucking Good Art en OCD die respectievelijk de motto’s ‘in selfless service of the community’ (FGA) en ‘The addicts guide to what’s going on in the art’ (OCD) voeren. De teksten in deze ‘fanzines’ zijn losser en persoonlijker van toon en daarmee voorzien ze in de behoefte aan een discours, dat dicht op de huid zit van wat kunstenaars bezighoudt. De eenvoudige productie- en distributiewijze en het persoonlijke netwerk van schrijvers en kunstenaars die zich om het blad heen verzamelen, dragen hiertoe bij. Beide bladen worden verspreid via een klein cultureel netwerk, maar Open Issues en Fucking Good Art worden ook integraal op internet gepubliceerd.
Dit heen en weer laveren tussen verschillende media (internet, fanzine, e-zine, poster) is inmiddels heel gebruikelijk. Maar er lijkt ook nog iets anders aan de hand te zijn. Niet alleen hebben curatoren en tentoonstellingen gedeeltelijk de rol van de criticus overgenomen, met name jonge kunstenaars maken ook gretig gebruik van het tijdschrift als nieuw model om hun werk te presenteren, buiten het institutionele circuit om. Het gaat daarbij om bladen waarin tekstuele bijdragen een kleinere rol spelen. Het beeld staat centraal en de bedoeling is dat een zich uitbreidend netwerk van kunstenaars en vormgevers hun foto’s, tekeningen, collage’s et cetera. tonen als een nerveuze, levendige aaneenschakeling van impressies. De opzet van deze bladen is open, experimenteel en interdisciplinair en met enige verbeeldingskracht zou je het een alternatieve vorm van tentoonstellen kunnen noemen.
Het Rotterdamse Stereo Publications is een aardig Nederlands voorbeeld hiervan. Stereo is het initiatief van een kleine groep illustratoren, vormgevers en kunstenaars uit Rotterdam. De titel verwijst naar het interdisciplinaire karakter van de publicatie en het feit dat ook kunstenaars en vormgevers buiten Nederland mee kunnen werken. Op de website van Stereo kunnen deelnemers samen een spread uitwerken en zo groeit het blad deels interactief via internet, waarbij op inhoudelijk niveau een centraal thema wordt gehanteerd. Daarnaast vindt er een vloeiende overgang plaats tussen de publicaties en presentaties van Stereo. Iets van vergelijkbare opzet is het Amerikaanse WORK Magazine, een gratis e-zine opgezet door twee jonge kunstenaars uit Philadelphia. Op uitnodiging van hen worden spreads ingevuld door een interdisciplinair netwerk van jonge kunstenaars.
Ook gericht op de presentatie van werk van verschillende kunstenaars en vormgevers is het Zwitserse Our Magazine. Net als Stereo werken ze met thema’s, maar wel meer ludieke op beeld gerichte, dan inhoudelijke thema’s. Tot dus ver waren dat ‘Hond’ en ‘Landschap’. Het meest radicaal in dit opzicht is misschien nog wel het Zwitserse Miuze (een papieren magazine). In Miuze wordt slechts het werk van een kunstenaar getoond, heel puur en met opzet zonder enige conceptuele of theoretische begeleiding. Een tekstueel gedeelte, de Miuze letter, is dan weer wel toegankelijk via de website. Van deze tijdschriften komen Stereo en Our Magazine duidelijk het beste uit de bus. Stereo vanwege de verzorgde vormgeving en een mooie spanning tussen tekst en beeld en Our Magazine omdat het beeldthema uitnodigt tot het maken van vergelijkingen waarmee het vanzelf een inhoudelijke laag krijgt.
Collectief redigeren
Ook een belangrijk aspect van het tijdschrift als platform voor kunstenaars is dat ze de suggestie wekt directer en eigentijdser te zijn, dichter op ‘het leven van alledag’, dat wordt gedirigeerd door de media, markt en cultuur. RE-Magazine van Jop van Bennekom en Arnoud Holleman, bijvoorbeeld heeft naam gemaakt als persoonsgebonden glossy, naar model van het vrouwenblad, maar dan met een twist. De formule, gewijd aan een persoon die in semi-documentaire stijl wordt geportretteerd is een internationaal succes gebleken. Tegelijk met RE-Magazine zijn ook andere kunstenaars gedoken op het tijdschrift als specifieke representant van de beeldcultuur. Regina is bijvoorbeeld een aantal jaren geleden in het leven geroepen door de Berlijnse kunstenaar Regina Möller. Er zijn slechts enkele nummers van verschenen. Met een centraal thema als uitgangspunt werkte Regina maanden aan de samenstelling van elk nummer waarbij ze, op de haar eigen wijze, de grenzen aftastte tussen kunst, media, design, mode en journalistiek. Regina is inmiddels gestopt maar er is weer een nieuwe opgedoken: Karen Magazine uit Londen, dat op de ICA-site wordt aangeprezen als ‘a little collection of quirky, offbeat, bizarre and downright hilarious observations and quotes from ordinary folk’. Het doet niets anders dan het publiceren van portretten van ‘gewone’ mensen.
Je zou voorzichtig kunnen stellen dat de persoonsgebonden glossy alweer op zijn retour is. Andere formules dringen zich op, echte kunstenaarsbladen, die meer dan bijvoorbeeld RE-Magazine, met het beeld begaan zijn, dat in al zijn hoedanigheden, als tekening, schets en foto naast elkaar wordt getoond in een afgewogen totaalcompositie. Het zappen tussen de diverse beelden doet denken aan Permanent Food van Maurizio Cattelans en Dominique Gonzales Foersters, maar het grote verschil is de wijze waarop ze samengesteld zijn. Geen sterrenteam als redacteur, maar jonge kunstenaars en vormgevers die zich presenteren als collectief.
Een markant voorbeeld daarvan is Antistrot. Antistrot is een Rotterdams collectief bestaande uit zeven kunstenaars die in hun magazine werk van zichzelf en bevriende kunstenaars ‘publiceren’. Publiceren is misschien iets te formeel gesteld, immers het gezamenlijk maken van tekeningen, schilderijen en collages is het centrale uitgangspunt van Antistrot. Paul Börchers van Antistrot: ‘Voor de leden van Antistrot zijn deze sessies een visueel klankbord voor hun reflectie op ons voortdurende, veranderende moderne wereld. Hun eclectische, chaotische en ogenschijnlijk onsamenhangende werken weerspiegelen de stroom van beelden, indrukken en verleidingen waaraan zij dagelijks blootgesteld worden.’ Dit beschrijft ook aardig hoe Antistrot als magazine eruit ziet: een grote aangesloten tekening en assemblage, hier en daar provocerend, maar nooit platvloers, dat in zal zijn simpelheid een bepaalde energie en kracht uitstraalt.
Uiteraard zijn er op de bladenmarkt altijd slimme artdirectors die snel en handig op ontwikkelingen als zojuist beschreven inhaken en iets van deze nieuwe ‘zap’-esthetiek doorgeven aan hun nieuwste titels. LOOK-LOOK, een jongerenblad, biedt een ‘wervelende’ aaneenschakeling van creatieve bijdragen van jongeren over de hele wereld. Ook het net gelanceerde blad Influence van de New Yorkse Art director Jan-Willem Dikkers haakt er handig op in. ‘We hebben de flow van het magazine opzettelijk zo opgebouwd dat ze het tempo en het gefragmenteerde patroon van het dagelijkse leven weerspiegelt’, aldus Dikkers. Zelfs inhoudelijk gezien wil Influence, deze ‘trend’ volgend, zich niet meer vastpinnen op één discipline.
Het is nog maar afwachten wat Influence te brengen heeft. Vooralsnog is het spannender om te kijken naar kunstenaarsbladen, die zonder grootschalige marketingcampanes hun weg naar het publiek proberen te vinden. De kenmerken daarvan zijn, zo zou je concluderend kunnen stellen: persoonlijke netwerken, eenvoudige low budget productiewijzen – dat wil zeggen zwart-wit krantachtige formules enerzijds en interactieve productiemethoden via internet anderzijds – en ten slotte redactieformules die een open samenwerking en ideeënuitwisseling centraal stellen. Al deze creatieve tussenvormen die tussen papieren en digitale magazines zijn ontstaan doen zeker afvragen of het gemak waarmee iedereen op internet zijn of haar eigen publicatie kan beginnen, niet evengoed heeft geleid tot de ‘papieren opleving’. Daar lijkt het wel sterk op. Schatplichtig aan de weblogcultuur of niet, de door kunstenaars en vormgevers opgezette kunsttijdschriften zijn als geheel een fascinerend cultureel verschijnsel dat los van het gevestigde, culturele circuit weet te functioneren, deze infiltreert enerzijds, maar anderzijds ook in staat is andere, lokale of juist internationale netwerken te genereren of markten te bespelen, op een toegankelijke, creatieve en inventieve manier.
Ingrid Commandeur