Interview Defne Ayas
Interview Defne Ayas
Een mooie tentoonstelling is niet genoeg
Defne Ayas volgt Nicolaus Schafhausen op die na zes jaar directeurschap Witte de With verlaat. Afgelopen jaren werkte Ayas in New York en Shanghai. Een gesprek over het curatorschap als een politieke missie.
Kun je jezelf even voorstellen? Je bent opgegroeid in Turkije?
‘Ja, in Istanbul. Mijn stamboom gaat terug naar Thessaloniki, Kreta en Ayas – een voormalige Cilicische haven, langs de kust van de Middellandse Zee, waarvandaan Marco Polo zijn reis naar China begon. Het is tegenwoordig een van de belangrijkste aanvoerwegen voor de regionale distributie van olie. Ik stam af van ambtenaren (ministers uit het tijdperk van de republiek) en intellectuelen uit de Trabzonregio langs de kust van de Zwarte Zee. Het uiteenvallen van het Ottomaanse Rijk maakt onmiskenbaar deel uit van mijn familiegeschiedenis.
Mijn middelbare school was een Oostenrijks gymnasium in Istanbul, waar katholieke nonnen en priesters (volgens Turkse wetgeving als burgers gekleed) afkomstig uit een andere cultuur, in dit geval de Oostenrijks-Hongaarse, ons voorzagen van een uitvoerig, acht jaar durend studieprogramma: van filosofie en biologie tot logica, Latijn en stijldansen. En alles in het Duits! De school lag op een steenworp afstand van de Gouden Hoorn en te midden van alle Ottomaanse, Byzantijnse, Levantijnse, Genuase, Armeense, Griekse en Joodse cultuur. In de late jaren tachtig zaten in dit gebied fabrikanten, zwarte-marktvolk, missionarissen, immigranten en prostituees. Destijds vond ik het niet exotisch en ook nu ben ik er niet nostalgisch over. Maar stel je eens voor om daar acht jaar lang doorheen te wandelen, deel te zijn van deze atmosfeer! Het heeft me gemaakt tot wie ik ben, in positieve zin, en mijn interesses bepaald. Istanbul is een geliefde stad, die voor iedereen geldt als “zijn” stad. Voor mij is het mijn eeuwige, spirituele deken.’
Waarom koos je voor de kunst?
‘Ik was er niet de persoon naar om warm te lopen voor spectaculaire zaken of politieke headlines. Ik voelde me meer aangetrokken tot de drijvende krachten achter de schermen. Misschien was dit wel omdat ik opgroeide in de coulissen van een krant, een kindertheater en zelfs een politieke partij, waar ik constant gadesloeg hoe de dingen met elkaar vervlochten waren en waarom. Ons huis was vol politiek en mijn dromen waren gevuld met politieke figuren. Ik studeerde politicologie, met uitstapjes naar internationale betrekkingen en kunst, niet wetende dat kunstgeschiedenis ook een legitieme beroepskeuze kon zijn. Ik kwam erachter dat kunst in essentie gaat over leven, politiek, al het menselijke. Als je je positioneert als curator of kunstenaar, realiseerde ik me, is dat ook een vorm van activisme, een manier om de wereld te veranderen. Kunst is steeds meer een katalysator om aan te zetten tot zelfstandig denken, en stelt ons in staat heden en verleden bloot te leggen en kennis opnieuw uit te vinden. En kunstenaars zijn zulke krachtige mensen. Ik vraag me wel eens af waarom kunstenaars niet meer respect krijgen, maar ik denk dat dit aan het veranderen is en nog meer moet veranderen.’
In 2005-2006 deed je mee aan het Curatorial Programme van De Appel. Waarom?
‘Na tien jaar in de Verenigde Staten te hebben gewoond was het tijd om te vertrekken. Ik wilde een beeld krijgen van Europa achter de façades van de media, van e-flux enzovoorts. Dus kwam ik naar Nederland voor een zeven maanden durende opfriscursus in Europese cultuurpolitiek via het Curatorial Training Programme. Het was het laatste jaar onder Saskia Bos en iedereen in de groep was eigenlijk al zeer ervaren. Een van ons was zelfs boven de veertig. We benaderen het CTP als een gemeenschap en vormden de aanleiding om de T uit CTP weg te laten. Nu heet het Curatorial Programme. De Appel gaf een ingang tot het Nederlandse landschap en ecologie van de kunst. Het ging mij er niet om aansluiting te vinden, maar eerder om dieper in te gaan op de vele en vaak overlappende geschiedenissen van Nederland.’
Kun je me iets vertellen over je achtergrond als curator? Hoe zullen we deze ervaring terugzien in het programma van Witte de With?
‘Het maken van tentoonstellingen heeft altijd te maken gehad met samenspannen, samenwerken en als het door de beugel kan dit te zeggen, over het faciliteren van een zekere culturele diplomatie. Het gaat om prikkelende en provocerende vragen met een politieke urgentie. Wanneer ik het over politiek heb, bedoel ik dat algemeen. Het gaat om communicatie. Recentelijk zie je een terugkeer naar een zuivere tentoonstellingspraktijk, wat ik natuurlijk toejuich – wie wil er nou niet naar mooie tentoonstellingen kijken? Ik denk echter niet dat we met het organiseren van mooie tentoonstellingen een grote invloed op de wereld kunnen hebben. Dat is een verantwoordelijkheid die iedere burger heeft, en kan niet als vanzelfsprekend worden beschouwd. Naar mijn mening gaat het curatorschap over het hebben van een sterke politieke missie en de overtuiging om ontwikkeling van kennis en bewustzijn mogelijk te maken.’
Wat vind je leuk aan de Nederlandse kunst?
‘Die is altijd als een laboratorium geweest. De kunstwereld heeft zichzelf bijzonder geïnternationaliseerd door middel van residencies en academies die in handen waren van visionairs, waarvan sommigen afkomstig uit Nederland waren en anderen van elders. Het is de thuisbasis en kweekvijver van een aantal van de beste kunstenaars en curatoren van de wereld. Maar aan de andere kant hebben alle risiconemende spelers het land verlaten of zijn dit van plan. Waarom gebeurt dat? Ik denk dat dit het juiste moment is om in Nederland te zijn en zulke vragen te stellen. Dat is wat burgerlijke verantwoordelijkheid van ons eist.’
Domeniek Ruyters
is hoofdredacteur van Metropolis M