metropolis m

Jonathan Monk
From Horn of Plenty to Lowered Ceiling

Een verlaagd plafond, wat foto’s van een andere tentoonstelling, oude tentoonstellingscatalogi die door de ruimte verspreid liggen en een paar glimmende, zwarte pumps in een hoek. Dit is wat Jonathan Monk (1969) presenteerde in zijn tentoonstelling From Horn of Plenty to Lowered Ceiling in W139 in Amsterdam. Het plafond van de grote achterzaal is teruggebracht tot zijn eigen lichaamslengte, met de hakschoenen aan (ongeveer 180 cm). In de dusdanig samengeperste ruimte hangen documentatiefoto’s van de tentoonstelling Horn of Plenty, die in 1989 plaatsvond in het Stedelijk Museum in Amsterdam. De titel van Monks tentoonstelling is als een letterlijke weergave van de eerste indruk die je als bezoeker hebt.

Horn of Plenty toonde werk van Amerikaanse kunstenaars zoals Barbara Kruger en Jeff Koons. De tentoonstelling poogde bepaalde kunstenaarsopvattingen binnen de New Yorkse kunstscene van de late jaren tachtig in kaart te brengen, die schipperden tussen het veranderende stedelijke, artistieke landschap van New York en de twijfelachtige rol van de kunstmarkt in het vormgeven van die veranderingen. Jonathan Monk bezocht de tentoonstelling Horn of Plenty toen hij negentien was, en – zoals hij zich de avond herinnerde – rookte hij ‘een behoorlijk grote joint waarna het plafond de hele nacht rondtolde’.

Opvallend aan de tentoonstelling in W139 is niet alleen het verlaagde plafond die de ruimtelijke perceptie bepaalt, maar ook de ‘neutrale’ manier waarop de tentoonstelling Horn of Plenty wordt afgebeeld op de archieffoto’s. De droge documentatie maakt het lastig om voor te stellen dat het uitje en de tentoonstelling veel gevoelens losmaakten en het plafond van misschien wel het historische gebouw van het Stedelijk Museum ‘de hele nacht liet rondtollen’.

Als een rode draad in zijn oeuvre verwijst Monk naar kunstwerken van diverse conceptuele en postconceptuele kunstenaars zoals Sol LeWitt en David Lamelas. Niet alleen positioneert hij de kunstenaars opnieuw, maar ook hun artistieke strategieën, die ingegeven zijn door specifieke historische en politieke contexten. Net als de tentoonstelling Horn of Plenty in het Stedelijk Museum, die bepaalde momenten wilde vatten van de New Yorkse kunstgemeenschap, signaleert en bewerkt Monk vormen en strategieën van de conceptuele kunst en brengt ze zo in kaart.

Monk borduurt niet simpel voort op die kunstenaarspraktijken. Hij houdt zich niet braaf aan de dominante richtlijnen en strategieën van de conceptuele kunst. Zijn methode stelt de bevoorrechte positie van artistieke creativiteit en het belang van technische vaardigheden ter discussie. Monk deelt de macht die het kunstenaarschap hem geeft, door zich afhankelijk te maken van onvoorspelbaarheden en bijdragen van andere kunstenaars. Toch is Monks werk nooit volledig gedepersonaliseerd. Zelfs in zijn afhankelijkheid van de toevallige context integreert Monk de subjectiviteit van de kunstenaar in zijn kunstwerk. In interviews en persmateriaal laat hij zijn persoonlijke verhalen over de kunstwerken opnemen, waardoor ze deel worden van de situatie waaruit ze ontstaan. Op die manier ondermijnt noch kopieert Monk de strategieën van de conceptuele kunst, maar werkt hij binnen een selectieve en enigszins vervaagde erfenis van het conceptualisme.

Ondanks wat de titel suggereert, legt de tentoonstelling From Horn of Plenty to Lowered Ceiling niet simpelweg de gebeurtenissen bloot die bepalend zouden kunnen zijn geweest voor het kunstenaarschap van Jonathan Monk. De tentoonstelling maakt geen specifiek statement, maar creëert eerder ruimte voor een soort onbepaaldheid. Ze ontsnapt daardoor aan een dwingende interpretatie die gebaseerd is op het idee van ‘genealogie’, van lineaire afstamming. De onbepaaldheid wakkert twijfel aan over tijdelijkheid, continuïteit en artistieke narrativiteit, en maakt het Monk mogelijk om te werken binnen de aanhoudende invloed van een grootse stroming zoals het conceptualisme, zonder verstrikt te raken in zijn deterministische macht. De tentoonstelling reflecteert op het vermogen van het kunstwerk of van de tentoonstelling zelf, als een medium om kunsthistorische genealogieën vorm te geven.

Nguyen Vu Thuc Linh is student Cultural Analysis aan de Universiteit van Amsterdam

Vertaald uit het Engels door Anne Ruygt

Nguyen Vu Thuc Linh

Recente artikelen