metropolis m

Roger M. Buergel over Documenta 12

Afgelopen zomer sprak Roger M. Buergel in Gent en Antwerpen over documenta 12, die juni 2007 in Kassel van start gaat. Zonder namen van de kunstenaars te noemen, lichtte hij een tipje van de sluier.

Je hoort het vaak: de twee laatste documenta’s waren op het intellectuele en politieke front bevredigend, maar qua visuele stimuli vielen ze tegen. Het ziet ernaar uit dat Roger M. Buergel (Berlijn, 1962, woont in Wenen) daar een mouw zal aan passen. Volgens Gregory Williams (‘Heir Unapparent’, Artforum, 2004) suggereert de komst van Buergel een lichte koerswijziging. Als professor visuele theorie aan de universiteit van Lüneburg, voormalig secretaris van de Actionist Hermann Nitsch en bescheiden kunstenaar, zou hij theorie en praktijk met elkaar in verband kunnen brengen, waardoor hij de gepaste man for the job heet te zijn. Tot nog toe leek het erop dat Buergel sterk de klemtoon zou gaan leggen op de esthetische reflectie, maar het zou wel eens kunnen dat zijn visie verder reikt. Of dat ze in verband met de documenta complexer uitpakt. Een ding staat vast: een modieus feestje wordt de komende documenta niet. Zoals het een professor betaamt, draagt Buergel de aloude klassiekers – geschiedenis, esthetica, perceptie – hoog in het vaandel. Maar tegelijk wil hij ook een publieksvriendelijk en niet al te academische tentoonstelling afleveren.

Soms lijkt het alsof hij twee uitersten met elkaar in overeenstemming hoopt te brengen, al denkt hij daar zelf anders over. ‘Ik tracht logische tentoonstellingen te maken’, zei hij bij een bijeenkomst in Antwerpen. ‘Ik wil niet alleen kunst tonen maar ook ruimtes scheppen waar mensen op elkaar en op de kunst kunnen reageren.’ En ook: ‘Ik wil een vorm die een publiek mobiliseert buiten de kennis om. Kunst gaat immers niet over kennis. Sterker nog, een kunstwerk willen begrijpen kan ook iets sadistisch hebben.’ Over biënnales en de gekte rondom de documenta blijft hij doorgaans opmerkelijk koeltjes, het is voor hem geen competitief territorium, ‘maar een gedeelde en deelbare ruimte, waar je mensen niet de waarheid over geopolitieke en andere algemene ontwikkelingen moet proberen te vertellen maar contemplatie moet bieden.’

Talloze krijtlijnen

Een internationale beroemdheid op het vlak van tentoonstellingen maken was Buergel tot voor kort niet. Sinds een jaar of zes is hij met relatief grote projecten in de weer, waaronder de van Europa tot Miami reizende en steeds veranderende groepstentoonstelling How Do We Want To Be Governed (2004-2005). ‘How Do We Want To Be Governed ging in de eerste plaats over de vraag wat het betekent om een gemeenschap te vormen’, zei hij in Gent. Hij lichtte het belang toe van het wisselende karakter en de niet altijd evidente locaties van de tentoonstelling (wegens een wat moeilijke verhouding met het lokale publiek was de tentoonstelling in Barcelona bijvoorbeeld niet in het MACBA maar in een alternatieve ruimte). Met andere woorden: ook met politieke of maatschappelijke invalshoeken kan Buergel wel overweg. Hoewel Die Zeit hem een paar jaar geleden als romanticus met een voorliefde voor schilderkunst presenteerde, lijkt hij het in werkelijkheid toch iets genuanceerder te zien. ‘We moeten andere manieren zoeken om kunst te ervaren. Kunst construeert, vormt en toont bepaalde relaties, zoals bijvoorbeeld machtsrelaties in hun naaktheid en essentie.’ Of hij schoonheid zoekt? ‘Schoonheid is niet noodzakelijk met kunst verbonden. Het is een moeilijk gegeven waar verschillende definities voor zijn. Maar er is wel een verband tussen het engagement van mensen en schoonheid.’

En toch. Wie op de twee Belgische lezingen de moeite nam om Buergels talloze krijtlijnen te volgen, kwam buiten met een beginnende migraine. Op dit moment klinkt de intellectuele input van documenta 12 zo veelkantig dat het hele gedachtegoed verdacht veel op een sessie mist optrekken begint te lijken – om niet te zeggen: alsmaar bijsturen en op safe spelen. Dat werd ook bevestigd door een van de laatste persteksten, waarin ‘een gelukkige combinatie van intuïtie en intellect’ op stapel heet te staan. Mooi, maar wat betekent het?

Buergel lichtte een tipje van de sluier en meldde dat er naast hedendaagse kunst en etnische kunst ook kunst getoond gaat worden die teruggaat tot de vijftiende eeuw. Belangrijk daarbij ‘is niet dát kunstwerken met elkaar communiceren, wel wát ze met elkaar communiceren’. Tijdens de lezing in Gent zag hij allerlei overeenkomsten tussen renaissance- en actuele kunst, tussen architectuur en fotografie, enzovoort. Veel kans dat dergelijke associaties – hoe vergezocht soms ook – ruim aan bod zullen komen in Kassel. Het is bekend terrein voor wie ooit kunstgeschiedenis heeft gestudeerd maar het documentapakket is zo vol, dat ik me afvraag of de leraar Buergel zijn leerlingen niet een beetje overschat.

Drie leidmotieven

Inhoudelijk rust documenta 12 op drie leidmotieven, of beter, vragen. Allereerst: ‘Is moderniteit onze oudheid?’ Ze leidt de politieke en historische dimensie van Buergels concept in en beschouwt tevens de context en de tijd waarin we leven. ‘Wat is het naakte leven?’ is nummer twee. Onder deze noemer wordt verwezen naar ‘het Zijn’, hoe we denken en voelen en in bredere termen naar een filosofische verbinding met de realiteit van elke dag. Vraag drie is: ‘wat staat ons te doen?’, en mikt op artistiek-esthetische inzichten in en op de rol van de kunst. Hoe dat vertaald zal worden naar een tentoonstelling is niet echt duidelijk, maar het historische aspect lichtte Buergel alvast toe: ‘Ik wil hedendaagse kunst niet enkel op een synchroon niveau tonen, maar ook in een genealogische diepte. We moeten terug naar de geschiedenis om de kunst van nu te begrijpen. De definitie van hedendaagse kunst hebben we immers te smal gemaakt.’ Over moderniteit zei hij: ‘Moderniteit is dood. Toch zoeken mensen nog steeds naar de beloftes ervan. Vraag is dan ook: hoe gaan we nu verder? Een optie is het definiëren van een postwesterse moderniteit.’ Dat laatste is intrigerend, eventueel om de juistheid ervan, maar vooral omdat Buergel een nieuw soort tijdsgewricht lijkt te willen vatten. Je kan dat overdreven vinden, maar het stemt wel tot nadenken. En het klinkt in ieder geval interessanter dan nog maar eens een round up van wie in is en wie uit.

Meer dan anders krijgt documenta 12 een lokale dimensie. ‘De laatste vier, vijf edities negeerden de stad’, vond Buergel. ‘In Kassel worden vijftig talen gesproken en zijn er veel migranten. Jeugdwerk, werkgelegenheid en dergelijke zijn momenteel het belangrijkste aspect.’ Om wille van de lokale relevantie is intussen een adviserend orgaan opgericht met mensen van allerlei slag uit de stad. Ze worden bij het hele project betrokken en buigen zich over uiteenlopende aspecten. Die betrokkenheid vindt Buergel opvallend betekenisvoller dan het etaleren van kunst in de bestaande gebouwen.

In Antwerpen keek het publiek vreemd op van Buergels idee over de komende inrichting. ‘We gebruiken het Museum Fridericianum, maar eigenlijk is die ruimte niet echt geschikt. Wellicht zal het benut worden als archief en plaats voor workshops. Er komt ook een totaal nieuwe ruimte, onder meer omdat ik niet langer tegen postindustriële tentoonstellingsruimtes kan. De documentahal is compleet ongeschikt om kunst te tonen. Daar komt het restaurant en de bookshop. In het restaurant zetten we een goede, zo niet de beste kok van de wereld aan het werk. Want het is erg belangrijk dat mensen zich goed voelen.’

Ook komt er geen catalogus, alleen een bezoekersgids. In de plaats van een zwaarlijvige publicatie wordt samengewerkt met een zeventigtal tijdschriften. Daarmee zet Buergel een wereldwijd netwerk op waarbinnen de relevantie van een aantal onderwerpen behandeld wordt. In de aanloop naar de tentoonstelling zullen drie documenta-tijdschriften verschijnen – het eerste in december. Argumenten: ‘Aanvankelijk had documenta een vrij bescheiden catalogus. Intussen is er sprake van een echte business, maar die overdaad aan publicaties heeft niets meer met kunst te maken. Het is goed wanneer men iets aan mensen uitlegt, maar dan moet het wel precies zijn. Het netwerk van tijdschriften – niet alleen kunsttijdschriften maar ook politieke en feministische magazines, kunstenaarspublicaties en noem maar op, heeft als doel mensen te vragen naar wat ze denken over bepaalde onderwerpen, zoals moderniteit bijvoorbeeld. Op die manier krijg ik meteen ook toegang tot regio’s waarop ik geen goed zicht heb. Als je niet per se wil werken met galeries of bekende curatoren is dit een goede oplossing. Ze laat me in ieder geval toe vrijer te navigeren.’

Intussen sijpelen weliswaar namen door van kunstenaars op De Lijst, maar wie Buergel daarnaar durft te vragen kan een allergische reactie verwachten. ‘Het gaat alleen maar om die stomme lijst’, kreunde hij mismoedig vanuit zijn podium in het Gentse SMAK. ‘Ik wil in de eerste plaats inhoud geven, omdat er nog steeds verstandige mensen zijn die zich zorgen maken over kunst, en over de invloed van de industrie die zich daaromheen ontspint.’

Els Fiers

Recente artikelen