Luchtkastelen
Luchtkastelen
Wonen van morgen
De twintigste-eeuwse geschiedenis van het Huis van de Toekomst laat zich samenvatten als een voortdurend streven naar het transparant maken van de architectuur, het interieur en zijn bewoners. Het lijkt wel alsof privacy en modern leven elkaar uitsluiten. Een reactie kon niet uitblijven.
Nederlands bekendste Huis van de Toekomst is niet het Rietveld Schröder Huis in Utrecht of Ben van Berkels Möbius Huis in ’t Gooi, maar ongetwijfeld het huis dat Chriet Titulaer eind jaren tachtig inrichtte op de Autotron in Drunen. Dit staaltje polderfuturologie dat van 1989 tot 1994 vele tienduizenden bezoekers trok, was een keurig postmodern paleisje van de hand van Cees Dam, Nederlands meest decadente architect van die dagen en groot liefhebber van nepgevels in wit natuursteen (Stopera, stadhuis Almere). Voor de gelegenheid had Dam een transparant wit gebouw ontworpen met louter ruime kamers, zesenhalve meter hoge glazen tuindeuren die van afstand te openen waren en een badkamer in de nok van een glazen torentje met een zich als een bloem openend dak. Alle ruimtes waren voorzien van de elektronische gemakken uit die tijd: integraal geluidssysteem met cd-speler, beeldschermpje hier, beeldschermpje daar, automatische gordijnen, centrale deurvergrendeling; het leek zowaar wel een auto. Meest geprezen hoogtepunt voor proper Nederland was het centrale stofzuigsysteem, een uit Amerika afkomstig afzuigsysteem met in de wand verborgen leidingen en in elke kamer ‘stof’-contacten waardoorheen met grote snelheid lucht werd afgezogen naar een tank in de kelder. Alleen de keuken van dit bovenmodale villaatje was ietwat benedenmodaal, om niet te zeggen asociaal klein. Chriet en Cees beweerden dat de toekomst aan de kant-en-klare maaltijd was, met de state-of-the-art Philips magnetron als nieuwerwets piepklein gasfornuis.
Voor Titulaer was het eigenlijk niet eens een Huis van de Toekomst. De toekomst is hier, zei hij trots. Alle producten waren reeds te koop bij de participerende bedrijven die in de begeleidende catalogus niet ophielden te vertellen hoe innovatief ze wel niet waren.1 Maar helaas, de onmiddellijke beschikbaarheid van een en ander kon niet verhullen dat de voorspellende waarde van dit techneutenparadijs gering was – en dat komt niet omdat automatische gordijnen nog altijd geen gemeengoed zijn. Het probleem zit hem vooral in de mate waarin de witte villa zich afkeert van de meer private, sociaal-psychologische waarden die het leven in huis bepalen. Liever dan in te gaan op deze lastige ‘zachte’ kwestie, bleven Chriet en Cees hangen in de oude, reeds lang vervlogen modernistische droom die verkondigt dat techniek een oplossing biedt voor elk probleem. Het is dan ook niet zonder reden dat hun Huis van de Toekomst onderdak kreeg in de ietwat archaïsche schijnwereld van een gedateerd evenementenpark, dat er vooral op gericht is het voertuig van de eerste moderniteit (de auto) en haar droom van de universele welvaart, voor iedereen levend te houden, files of geen files.
Modernistisch huis
Titulaers Huis van de Toekomst een waarachtig Back to the Future-huis. Net als in deze beroemde film worden toekomstfantasieën gerevitaliseerd die sinds de jaren twintig, toen de eerste Houses of Tomorrow werden gebouwd, in bijna ongewijzigde vorm het denken over het wonen van morgen hebben bepaald. Het zijn typisch mannelijke fantasieën over hoe het huis, dat van oudsher geldt als een vrouwelijk bolwerk – de mannen zijn tenslotte uit werken – in te nemen is met behulp van technologie. Die inname is niet zozeer bedoeld als een machtsovername, om het eindelijk eens voor het zeggen te krijgen in huis. Eerder is het een versiertruc, met de technologie als goedmakertje voor de man die maar blijft weigeren huishoudelijke taken over te nemen. Spijtig genoeg is het een mislukte versiertruc gebleken, want ondanks alle aandacht voor de verlichting van de huiselijke arbeid, speciaal in de keuken die met recht het technologisch centrum genoemd kan worden, hebben de ontwerpers keer op keer vergeten aandacht te geven aan de ‘zachte’ waardes van het huis die voor het welzijn in huis veel belangrijker zijn. Het lijkt wel alsof de Huizen van de Toekomst niets over privé-aangelegenheden wilden weten en de technologisering (en mediatisering) van het leven wel moesten voorstellen als een onafwendbare ontwikkeling waar ook het woonhuis niet aan ontkwam.
Huizen van de Toekomst houden doorgaans niet van privacy. Ze zijn er in wezen niet op uit iemand een veilig en beschermd thuis te bieden. Huizen van de Toekomst hebben iets te verkopen. Het zijn mediahuizen, extrovert, aandacht trekkend tot op het irritante af. Naast techniek en standaardisatie is publiciteit veruit de belangrijkste pijler onder hun bestaan. Dat was al zichtbaar bij de eerste Huizen van de Toekomst die in de jaren twintig gerealiseerd zijn in Amerika. In feite waren ze niets meer dan toonzalen voor de eerste aan de lopende band geproduceerde apparaten. Op beurzen, in pretparken en warenhuizen moesten ze namens de sponsors, de fabrikanten en bouwondernemingen de belofte uitdragen van een wereldse en welvarende toekomst voor ieder en dat doe je niet door een ouderwetse burcht te creëren, waarvan de muren hoog zijn en de ramen klein. De huizen moesten ook zelf op een lopende band-product lijken, naar model van de T-Ford, want alleen dan kon het een geloofwaardig symbool worden voor een welvarende toekomst waarin voor eenieder beschikking had over een eigen auto en een eigen huis.2 Europese architecten van de avant-garde, met voorop Le Corbusiers en diens apodictische idee van het huis als een ‘machine om in te wonen’, zorgden voor een passend imago. Onder Europese invloed kreeg het Huis van de Toekomst zijn industriële, strakke vormgeving, gladde gevelbewerking, witte muren van beton, veel glas en grote open kamers.
Transparant wonen
Het Huis van de Toekomst is sinds de jaren twintig een transparant huis. Het opent zich naar alle kanten toe, is even doorzichtig als inzichtelijk. Licht, lucht en ruimte zijn zijn bouwmaterialen. Dit trio, dat het supertrio van de moderne beweging genoemd kan worden, staat samen met hygiëne garant voor succesvol en gelukkig wonen. Een gezond en open leefklimaat geldt niet alleen het sanitair en de slaapkamer, maar de complete inrichting, te bereiken door opschoning van alle historische ballast en overdadige ornamentiek. In een lege, heldere omgeving zal ook de geest van de bewoner worden opgeruimd en geactiveerd tot een nieuw leven. Het geslaagde Huis van de Toekomst is met andere woorden een therapeutisch huis. Transparantie komt in de plaats van duistere hoeken, van stoffige kelders en zolders en de daarbij horende angstwekkende verhalen en spookbeelden (lees: het getroebleerde innerlijk van de bewoner).3
Transparantie betekent ook transparantie naar buiten toe. Het Huis van de Toekomst opent zich naar de wereld, hem letterlijk in zich toelatend en omgekeerd eveneens de wereld tonend wat het zelf in huis heeft. Wonen van morgen is een publieke aangelegenheid. Het heeft een publicitaire betekenis, maar het is ook in emancipatoir opzicht van belang. De introductie van technologie, van media, het opengooien van de ramen, het zijn stuk voor stuk elementen die bijdragen aan het ‘bevrijden’ van de wooncultuur. Wonen wordt zichtbaar voor de wereld, de wereld wordt zichtbaar voor de bewoner. Transparantie draagt dan ook bij aan de emancipatie van de bewoner, aan een toekomst buitenshuis. Ook educatie is daarbij van belang – zoals Titulaer veel nadruk legde op de opties voor zelfeducatie die zijn huis bood.
Het openstellen naar de wereld houdt echter ook verband met het ontstaan van de mediamaatschappij, die voor de noodzakelijke doorstroming van beelden een volledige transparantie nodig heeft, bijvoorbeeld via film en televisie. Eerder is gezegd hoe de auto model stond voor het nieuwe leven en daarmee voor het Huis van de Toekomst, maar voor Le Corbusier was het net zo goed een camera. Zijn huis was zowel ontvanger als zender van beelden – zie bijvoorbeeld zijn vensters die veelal een cinematografisch formaat hebben.4 Het Huis van de Toekomst is daarmee van het begin af bedoeld als een zelfstandige speler in de mediamaatschappij, een beeldproducent, een publiciteitsmachine. Waar het bij Le Corbusier nog een min of meer symbolische vermenging van buiten en binnen was, door de introductie van veel glas, is het proces van het zich open stellen voor de wereld bij de toegenomen mediatisering van huis en wereld alleen maar toegenomen, zelfs zozeer dat de traditionele scheiding van privaat en publiek danig onder druk is komen te staan. De media in huis hebben ervoor gezorgd dat privaat en publiek volkomen in elkaar zijn opgegaan, zoals de vele reality shows op televisie bewijzen. De digitale media tillen die onderlinge vervloeiing naar een nog hoger niveau.
Digitaal wonen
Titulaers huis had mee moeten gaan tot 1996. In dat jaar zouden volgens de verwachting alle voorgestelde technieken en toepassingen op grote schaal in de huizenbouw zijn geïntroduceerd. Maar al in 1994 in haar studie Het Boerderijmodel gunt Pauline Terreehorst Titulaers huis nauwelijks een blik waardig.5 Helemaal terecht is dat niet omdat haar alternatief voor de toekomst, het gedigitaliseerde huis, in feite geen trendbreuk in de traditie van het Huis van de Toekomst bewerkstelligt. Eigenlijk is het slechts de vervolmaking ervan. Terwijl Titulaer nog veel glas nodig had voor het bereiken van het transparante bestaan, is dat bij Terreehorst niet meer nodig. Dankzij de digitale media is de transparantie van het huis en het leven volkomen, ongeacht vensters en muren. Het hoeft geen betoog dat Tereehorst een groot voorstander is van dit ‘openklappen van het huis’, zoals ze het noemt. Dankzij internet ligt de wereld aan je voeten, kun je thuis werken, je eigen tijd inrichten, je eigen contacten leggen over de hele wereld. Het Smart House geeft je gelegenheid je leven in grote vrijheid te leven, precies volgens de eigen verlangens.
Het bijna idyllische optimisme dat Terreehorst in Het Boerderijmodel uitdraagt is aanstekelijk, maar dat neemt niet weg dat ook zij geen antwoord heeft op de alsmaar voortschrijdende ontrafeling van het huiselijke, de opheffing van het private. Terreehorst oppert dat er op elke computer een ‘aan’ en ‘uit’-knop zit, maar negeert gemakshalve dat in de toekomst het hele huiselijke leven volledig afhankelijk wordt van de computer. Uitzetten zit er dan echt niet meer in. En zolang de computer aanstaat, registreren databases je handelingen, wat je ook doet, waar je ook bent – denk maar aan de gsm. Die Big Brother-achtige controle is ook de kern van het verweer van Dorien Pessers tegen Terreehorsts model.6 De zozeer door Terreehorst bezongen herintegratie van wonen en werken, dat zich overigens in haar scenario niet in een futuristisch ontwerp zal voltrekken maar in een gewoon ouderwets herenhuis met ruime kamers en hoge plafonds, brengt volgens Pessers helemaal niet de gesuggereerde premoderne idylle terug, waarnaar de titel Het Boerderijmodel zo hoopvol verwijst. ‘Integendeel, naar het zich vooralsnog laat aanzien ontwikkelt de informatiesamenleving zich in een ondoorzichtig en democratisch oncontroleerbaar netwerk van transnationale economische belangen. De inrichting van de publieke ruimte en de functie van de woning worden opnieuw ondergeschikt gemaakt aan verkeers- en transportfuncties. Huis en bewoner worden de knooppunten in een mondiaal en virtueel verkeerssysteem.’ Het gevolg is dat in de ’transparante woning’ zich een ’transparante burger’ bevindt, ‘wiens vrijheid van wonen en bewegen wordt beperkt door de elektronische sporen die hij in talloze, gekoppelde databestanden nalaat.’7
Informatietechnologie bewijst vooralsnog een veel grotere bedreiging voor het beschermde woonmilieu te zijn dan het modernisme ooit is geweest. Het modernistische huis is vergeleken met het eenentwintigste-eeuwse gedigitaliseerde huis een toonbeeld van geborgenheid en privacy.
Mobiliteit
Bezien vanuit Pessers kritiek is het niet vreemd dat de opkomst van het gedigitaliseerde ‘smart’ huis in de jaren negentig inmiddels een tegenhanger heeft gekregen, als alternatief voor de toekomst. Dat zijn de mobil homes en de zogeheten parasites (acronym voor Prototypes for Advanced Ready-made Amphibious Small-scale Individual Temporary Ecological houses), ofwel de onafhankelijke woning die gemakkelijk verplaatst kan worden en zich in principe overal kan nestelen. Deze mobiele, autarkische woonvormen, zoals daar zijn de mobil homes van Atelier van Lieshout, woonboten en autarkische huizen van onder anderen Schie 2.0 (zie Metropolis M nr 1, 2001), keren zich expliciet tegen de voortschrijdende vervlechting van maatschappij en woning door zich er demonstratief tegen af te zetten, zich ervan af te zonderen en een eigen plek te zoeken, soms met doorsnijding van alle banden. Je zou dit soort huizen negatieve Smart Houses kunnen noemen; het zijn de domste Huizen van de Toekomst die het ooit gegeven heeft. Maar dankzij hun opzichtige domheid bieden ze een welkom eerherstel van het private domein. Mobil houses en parasites zijn meer lichaam dan geest, meer fysiek dan virtueel. Eigenlijk kun je ze zien als de kleinst denkbare uitbreiding van het lichaam, op kleding na. Dat is ook de reden waarom iedereen zich ook extreem veilig waant in dit soort huizen. Het is de derde huid.
Bij Atelier van Lieshout herleeft zelfs de traditie van de vagabond, de romantische verschoppeling van de samenleving die als een nomade door het leven gaat. AVL-ville, dat dit jaar geopend wordt op een terrein nabij Rotterdam Zestienhoven, demonstreert hoe ver hij hierin wil gaan. AVL-ville moet een volstrekt parallele maatschappij worden, met onder meer een eigen voedselvoorraad, eigen winkels en eigen betaalverkeer. De meeste parasites gaan niet zo ver, maar hun protest tegen de overregulatie, voorschriften en verbanden in de netwerksamenleving, is er niet minder om. Vooral in het actuele architectuurdiscours worden parasites gezien als een vanzelfsprekend antwoord op de alsmaar mobieler wordende samenleving, die haar bewegingsvrijheid als het hoogste goed ziet en zich niet langer tevreden stelt met de vele soorten plaatsbepaling van bovenaf.8
Hoe kritisch deze woonmodellen zich ook tonen tegenover de bestaande macht, de regelgeving en andere bepalingen van buitenaf, of het nu de commercie is, de media of de overheid, toch staan ze niet helemaal los van de traditie die ze bekritiseren. Ironisch genoeg zijn ze zelfs eerder het product van de moderne tijd dan een onafhankelijk commentaar erop. Volgens Lieven de Cauter zijn mobiliteit en capsules zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Groei van mobiliteit vereist een evenredige toename van ‘capsulaire systemen’ om die beweging van het lichaam in goede banen te leiden.9 Meest eenvoudig valt dat af te leiden uit het feit dat wij inmiddels steeds meer tijd doorbrengen in auto’s, treinen en vliegtuigen. Anti-techniek of anti-moderniteit zijn de onafhankelijke leefvormen niet, ze manifesteren zich eerder als het redelijk alternatief, die de doorgeschoten transparantie van het moderne wonen enigszins relativeert.
Dit val ook af te leiden is uit de traditie waarin deze modellen passen. Er is een directe lijn te trekken tussen de huidige generatie mobiele en autarkische leefvormen en Archigrams plug-in city uit de jaren vijftig, Buckminster Fullers Dymaxion Home uit de jaren dertig en de cultus van de auto in het modernistische huis van de jaren twintig en dertig. Met hun efficiënte, machineachtige constructie bieden de capsules in menig opzicht zelfs een betere representatie van de idealen van het nieuwe bouwen dan welk Huis van de Toekomst ooit. Allison & Peter Smithson, zelf makers van het eerste compleet in plastic uitgevoerde autarkische huis in 1956, hebben het in 1959 treffend beschreven: ‘The caravan is neat, like a big piece of equipment, a place for everything, like a well run office, is as comfortable as this year’s space heated car. And like the car, the caravan represents freedom. It has become a sort of symbol as well as a sign of “population in flux”.’ 10
Hoop
Of de huidige populariteit van het autarkische wonen een definitief herstel betekent voor de waarde van het private weet ik niet. Het geeft wel aan dat het streven naar transparatie van het moderne bouwen, ondanks de voordelen die het ook heeft, niet eindeloos door kan gaan. Hoe de balans tussen transparantie, technologie, mobiliteit en privacy hersteld kan worden bewijst Joep van Lieshout met zijn mobil homes die efficiëntie en functionaliteit koppelen aan uitdrukkingskracht en privacy. Ook Rem Koolhaas’ OMA bewees met het ontwerp van een villa in Bordeaux die opgebouwd is rondom een grote lift (een bewegende vloer), techniek en transparantie op een goede manier in evenwicht te kunnen brengen met het private. Ondanks het dominante mechanische onderdeel en de voor OMA kenmerkende ietwat gelikte supermodernistische styling, bezit de woning veel verschillende sferen, van een grotachtige ingang tot een subtiel belicht slaapkamergedeelte. In de subtiele manipulatie van modernistische waarden schuilt de hoop voor de toekomst.
Noten
1 Chriet Titulaer, Huis van de Toekomst, Houten 1989
2 Joseph J. Corn, Brian Horrigan, Yesterday’s tomorrow, John Hopkins University Press 1984
3 zie het hoofdstuk ‘Nostalgia’ in: Anthony Vidler, The Architectural Uncanny, Cambridge/Londen 1994, p 63-66
4 Beatriz Colomina, Privacy and Publicity, Modern Architecture as Mass Media, Cambridge/Londen 1994
5 Pauline Terreehorst, Het Boerderijmodel, De Balie, Amsterdam, 1994
6 Dorien Pessers, ‘Het huis van de toekomst en de symboliek van het verleden’, Archis nr 8, 1997, 68-74
7 idem p 73
8 In de tentoonstelling The City of Small Things, Las Palmas, Rotterdam worden tientallen modellen van parasites geëxposserd, ontworpen door een groot aantal internationale architecten.
9 Lieven De Cauter, De capsule en het netwerk, aantekeningen voor een algemene theorie, OASE 54, winter 2001, p 122-133
10 A + P Smithson, geciteerd uit ‘Mobile Homes & Steady hearts’, in Arnold Reijndorp, Vincent Kompier, Luit de Haas, Leefstijlen, Rotterdam 1997, p 31
Domeniek Ruyters
is hoofdredacteur van Metropolis M