Mediapolis. Populaire cultuur en de stad
Mediapolis. Populaire cultuur en de stad
BOEKBESPREKING
Beaudrillard, meester van de simulacra, zag de werkelijkheid verdwijnen achter de opdringerige beelden en lege tekens van de spektakelmaatschappij. Beaudrillard is dood, maar kunnen wij zijn provocatieve theorie afserveren? Alex de Jong, architect, en Marc Schuilenburg, jurist en filosoof, denken van wel. Onlangs verscheen bij Uitgeverij 010 het boek Mediapolis. Populaire cultuur en de stad. Zij doen hierin een poging om het denken over de stad ‘voorbij haar fysieke verschijning van straten, pleinen en gebouwen te brengen’. Zij onderzoeken de hedendaagse stedelijke realiteit in het licht van de popmuziek en het computerspel. Aan het eind van Mediapolis duikt de Franse filosoof Baudrillard even op. Volgens Jean Baudrillard leveren de producten van de massacultuur schijnvertoningen op, die ons het zicht op de realiteit ontnemen en haar zelfs geheel doen oplossen.
Hoewel het boek meer steunt op filosofen als Foucault en Sloterdijk konden ze er niet omheen hem te noemen. Het sluit aan op hun centrale vraag: in hoeverre beïnvloeden de virtuele aspecten van de populaire cultuur de fysieke realiteit van onze omgeving (de stad)?
De Jong en Schuilenburg zijn optimistischer dan Baudrillard; de virtuele wereld van de massamedia beïnvloedt de fysieke wereld, maar laat deze niet verdwijnen. De gangbare opvatting dat de populaire cultuur mensen tot louter passieve consumenten maakt, wordt door De Jong en Schuilenburg weersproken. Zij zien een beweging ontstaan van mensen die gezamenlijk invloed uitoefenen op de producten van de massamedia. Zij noemen dit de ‘scenius’, een samentrekking van scene en genius, die zij ontlenen aan de Britse muzikant/producer Brian Eno. Deze ‘slimme massa’ bestaat uit initiatiefnemers, fans en gebruikers. Bij de totstandkoming van games (een favoriet en telkens terugkerend voorbeeld in Mediapolis) wordt gebruik gemaakt van de ideeën en creativiteit van de mensen die het spel gaan spelen. Niet een enkele begaafde en originele ontwerper, bedenker of uitvinder bepaalt een product, maar een groep van uiteenlopende individuen en partijen beïnvloedt het uiteindelijke resultaat.
Het eerste deel van Mediapolis begint enigszins grimmig met een hoofdstuk getiteld De militarisering van het leven. Vanuit een uitgebreide beschrijving van games waarin het binnen een systeem van regels en gedragscodes draait om het overhoop schieten van zoveel mogelijk vijanden, komen De Jong en Schuilenbrug uit bij de hedendaagse regulering van de openbare ruimte in de stad. Ze maken een vergelijking tussen de game en de zogenaamde Urban Container. Een Urban Container is een afgebakend gebied in een stedelijke omgeving waarin verschillende activiteiten (wonen en werken, maar ook winkelen, onderwijs, ontspanning en bijvoorbeeld medische zorg) zijn geconcentreerd. Het gaat hierbij niet alleen om het gemak van nabijheid, maar in belangrijke mate ook om veiligheid en controle. Een architectuur van in- en uitsluiting, waar een regime van vastomlijnde regels heerst. Een Urban Container kan een winkelcentrum of gated community zijn, maar steeds vaker worden hele stadcentra onderworpen aan gedragscodes en moderne bewakingstechnieken.
Na deze introducties wordt Mediapolis leuker. Het is namelijk mogelijk om je tegen een dergelijke controle te verzetten. De technieken die de vergaande beheersing van de publieke ruimte mogelijk maken, kunnen ook worden ingezet bij het verzet ertegen. Zo kan men zich zoveel mogelijk uit de openbare ruimte terugtrekken en alleen nog via computer en internet contact hebben met de buitenwereld, zoals een grote groep Japanse jongeren (Hikikomori) doet. De games die het Amerikaanse leger inzet in de strijd tegen het terrorisme worden in de Arabische wereld met eigen versies beantwoord, terroristen veranderen er in vrijheidstrijders. En dan is er nog de ‘Reclaim de Streets’-beweging, door middel van gsm, sms en e-mail worden mensen gemobiliseerd om op spontane straatfeesten te verschijnen en zich (tijdelijk) de straat toe te eigenen. Speldenprikjes, geven de auteurs toe, maar toch.
Schuilenburg en De Jong onderzoeken ook de relatie tussen popmuziek en de stedelijke ruimte. Daarbij voeren zij de Duitse filosoof Peter Sloterdijk op. Deze beschrijft hoe groepen mensen sinds de prehistorie hun territorium afbakenen met geluiden. De leefruimten die zo worden gemarkeerd noemt Sloterdijk ‘sferen’. Tegenwoordig zijn groepen mensen die zich onderscheiden door gedeelde geluiden (popmuziek) niet meer aan een specifieke plek verbonden. Muziek wordt door moderne productie-, reproductie- en afspeeltechnieken wereldwijd door verschillende groepen mensen gedeeld. Daarmee is de ruimte die deze geluiden ‘bespelen’ niet meer gebonden aan één locatie. Een voorbeeld dat in Mediapolis wordt uitgewerkt is de muziekstroming Detroit techno: ontstaan in en verbonden met de stedelijke conditie van Detroit, maar over de hele wereld afgespeeld en beleefd. Zo kan het overal op de wereld, wanneer deze techno klinkt, even een beetje Detroit zijn.
De populaire massamedia betekenen niet het einde van de stad, maar zorgen voor een uitdijende stad, een vorm van stedelijkheid die buiten haar fysieke, geografische grenzen doorwerkt. ‘Nodale stedelijkheid’ noemen De Jong en Schuilenburg dit fenomeen, dat bepaald wordt door ‘connectiviteit, interactiviteit, multimedialiteit en virtualiteit’ en beschreven als ‘een gedeterritorialiseerd systeem van sociale relaties’. Gamers die op uiteenlopende locaties in de wereld wonen, ontmoeten elkaar in de virtuele ruimte van het spel. Liefhebbers van dezelfde muzieksoort delen hiermee een wereld die boven hun lokale situatie uitstijgt, een wereld die zij delen met anderen die duizenden kilometers verderop leven. Gemeenschappelijke stedelijke ervaringen vertakken zich zo wereldwijd, niet alleen naar andere grote steden, maar ook naar het achterland.
Mediapolis is een meeslepend boek. De Jong en Schuilenburg schrijven met de gedrevenheid en het enthousiasme van de fan. Met hun persoonlijk gekleurde voorbeelden van games en popmuziek nemen ze de lezer mee in de wervelstorm van de virtuele stedelijkheid. Meeslepend, én verwarrend. Hier en daar verliezen zij zichzelf in gedetailleerde beschrijvingen, die de lezer het zicht op de grote lijn van hun betoog dreigen te ontnemen. En hoezeer zij ook hun best doen om bestaande mythes te ontmaskeren en metaforen te ontleden, het onderscheid (en de verbinding) tussen de virtuele werkelijkheid en de fysieke realiteit van de stad daagt, maar doet ook duizelen. Wat dat betreft was Baudrillard hen met zijn heldere theorie toch de baas. En toch, De Jong en Schuilenburg tonen zich initiatiefnemers, die met hun boek iets belangrijks neerzetten – onaf en onvolmaakt misschien nog – maar het kan en zal vast en zeker door anderen verder ontwikkeld worden.
Alex de Jong en Marc Schuilenburg, Mediapolis, Populaire cultuur en de stad, Uitgeverij 010, Rotterdam 2006. € 24.50
Nederlandse editie: ISBN 978 90 6450 633 8
English edition: ISBN 978 90 6450 628 4
Lotte Haagsma