metropolis m

In 1979 kwam Nour-Eddine Jarram (Casablanca, 1956) uit Marokko naar Enschede voor een vervolgstudie aan de destijds als liberaal bekendstaande AKI. Hij trouwde met een Nederlandse en woont nog altijd in Twente. Zijn dochter Yasmijn (Enschede, 1984) is werkzaam als curator bij KM21, voorheen GEM, in Den Haag. Ze gaan in gesprek over leven en werk in Nederland tussen twee culturen en generaties.

Yasmijn Jarram

Wat wist je eigenlijk van Nederland voor je er kwam?

Nour-Eddine Jarram

‘Heel weinig. Ik kende Cruyff, het Nederlands elftal, Ajax en grappig genoeg ook FC Twente. Maar verder? Ik wist dat er molens waren en dat je er makkelijk hasj kon scoren. Alles mag, dat idee. Dat wekte natuurlijk nieuwsgierigheid onder jongeren in Marokko, waar alles gecontroleerd is. Maar Nederland bleek geen paradijs toen ik met wat medestudenten voor het eerst arriveerde in 1978. We hadden geen slaapplek, geen geld; de AKI had ons toegelaten maar niets geregeld. Onder druk van de politie, die onze paspoorten afpakte tot we een retourticket hadden gekocht, ben ik na twee dagen weer teruggereisd naar Casablanca. Wat later hoorde ik van plekken op de academie in Brussel. Daar ben ik zo snel mogelijk naartoe gegaan, maar de inschrijving was al gesloten. Dat was een moeilijke periode. Via via verbleef ik een tijdje bij een Marokkaans gezin in Parijs, tot ik hoorde dat mijn studiebeurs op mij wachtte bij de ambassade. Met dat geld ben ik in ’79 opnieuw naar Enschede gereisd, waar ik mijn reisgenoten terugvond en bij hen introk, met z’n vieren of vijven op een kamer.’

Yasmijn Jarram

Hoe was het op de AKI, eenmaal begonnen?

Nour-Eddine Jarram

‘Er was maar één docent die Frans sprak en wij spraken nauwelijks Engels. We wisten niet wat we moesten doen; er was geen rooster. De vrijheid die voor ons zo belangrijk was, werd opeens een hindernis. Alleen bij tekenen gaf een docent leiding. Dat waren mijn favoriete lessen, omdat wij op de École des Beaux-Arts in Casablanca veel hadden getekend. Het was iets wat wij al konden en de andere studenten nog niet. We waren de eerste buitenlanders op de AKI. Een jaar later kwamen de IJslanders, via docent Sigmund Gudmundsson. Voor hen was het makkelijker, zij spraken Engels en zagen eruit zoals de rest. Wij hadden een wild uiterlijk: donkere haren, ouderwetse kleding, weinig geld. We waren een raar groepje.’

Yasmijn Jarram

Hadden jullie wel contact met medestudenten?

Nour-Eddine Jarram

‘Het was zoeken. Ik was een beetje stil en wilde mensen niet storen. Maar ik heb het gecompenseerd door te laten zien dat ik goed kan werken. Ik kreeg respect, bleek best een normale jongen. Voor die studenten was het ook gek, opeens zaten ze met jongens uit een islamitisch land, een derdewereldland. Ik wist weinig van Nederland, maar zij nog minder van Marokko. Toen ik eens zei dat ik daar ook een fiets had, waren ze verbaasd: je hebt daar toch alleen kamelen? Terwijl Casablanca een miljoenenstad is! Ook sommige docenten stelden zich een soort Efteling voor. Ik grapte weleens dat ik mijn vliegend tapijt even buiten had gelaten. Hoe was dat dan voor jou vroeger, dat je vader uit een andere cultuur komt?’

Yasmijn Jarram

Ik stond er als kind nooit zo bij stil. Het was gewoon zo. Mijn familie in Marokko zag ik niet anders dan mijn familie in Nederland. Wel had ik door dat jij er anders uitzag dan de vaders van andere kinderen op school. Ik weet nog dat een jongetje eens vroeg of jij Frank Rijkaard was. Op de middelbare school werd ik me er meer van bewust. Ik was op zich wel trots op mijn Marokkaanse roots, maar vond het ook lastig dat ik niet hetzelfde was als iedereen. Als tiener of puber wil je toch graag hetzelfde zijn als de rest, ergens bij horen.

Nour-Eddine Jarram

‘Had je er last van?’

Yasmijn Jarram

Nee, dat idee heb ik niet. Maar achteraf ben ik daar lang zoekende in geweest. Er waren natuurlijk twee dingen die ons ‘anders’ maakten. Ik had een Marokkaanse vader, maar die was ook nog kunstenaar. Wat ik nu best heftig vind is dat ik mijn achtergrond, want daar werd regelmatig naar gevraagd, vaak afzwakte. Ik zei er dan bij dat mijn moeder ‘gewoon’ blond haar en blauwe ogen heeft. Of dat jij liever stamppot eet dan couscous, terwijl we dat helemaal nooit aten. Blijkbaar had ik het gevoel dat ik mensen gerust moest stellen. Pas toen ik verhuisde, eerst naar Utrecht en later naar Amsterdam, veranderde dat. Ik voelde me niet meer zo ‘anders’, had minder het gevoel op te vallen. Maar dat heb ik me pas later gerealiseerd.

Nour-Eddine Jarram

‘Dat heb ik nooit geweten! Hoe is dat nu dan voor jou?’

Yasmijn Jarram

Ik ben me wel meer gaan identificeren met mijn Marokkaanse kant. Dat heeft denk ik ook te maken met het politieke klimaat. Marokkanen kwamen zo onder vuur te liggen dat ik me er sterker mee associeerde, uit een soort loyaliteit. Jij zal vast ook herkennen dat mensen om je heen vaak zeggen: ‘ja maar jij bent anders’. ‘Jij bent niet echt Marokkaans, jij bent een uitzondering’ enzovoort. Maar de jonge ‘Marokkanen’ die zo negatief worden geframed zijn meestal natuurlijk ook gewoon hier geboren. In feite zijn zij net zo Marokkaans of niet-Marokkaans als ik. Ik kreeg meer de behoefte om dat te benoemen: als je het hebt over ‘Marokkanen’, heb je het net zo goed over mij en mijn familie.

Nour-Eddine Jarram

‘Ik blijf die dingen ook horen, terwijl ik nota bene honderd procent Marokkaans ben. Of grapjes over Marokkanen, zo van: jij vindt dat niet erg. Ik ben mijn achtergrond ontvlucht en wil niet terug, maar soms voel ik dat die snaar nog levend is. Dat zie je ook in mijn tekeningen van Marokkaans-Nederlandse jongeren. Sommigen stralen en sommigen hebben het moeilijk. Ik ben hier al veertig jaar en die twee culturen spelen nog altijd een grote rol. Anders zou ik omvallen; ze houden elkaar in evenwicht. In het begin was dat een last, maar met de jaren heb ik een soort synthese kunnen creëren. Terwijl beide eigenlijk ook perfect naast elkaar kunnen leven. Er is ruimte voor meerdere kanalen.’

Yasmijn Jarram

Dat is waarschijnlijk meer hoe ik het ervaar. Ik kan zelf kiezen hoe ik me tot de Marokkaanse cultuur verhoud, eruit pikken wat ik mooi of leuk vind. Mijn zoontje heeft een Marokkaanse tweede naam, in ons huis staan Marokkaanse spullen, dat zijn manieren voor mij om ermee in verbinding te staan. In die zin ben ik niet echt tussen twee culturen opgegroeid, meer met een extra cultuur. Dat zorgt ook voor afstand – je hebt de Marokkaanse taal bijvoorbeeld bewust niet meegegeven – maar juist die afstand heeft die vrije relatie mogelijk gemaakt.

Nour-Eddine Jarram

‘Ik wilde jullie niets opleggen. Het leven in een islamitisch land is zo zwaar omringd door religie. Als kind heb je geen stem. Het is voor mij moeilijk geweest om vrijuit te spreken, een mening te hebben. Dat wilde ik bij jullie anders doen. Ik ben ook niet zoals sommige Marokkanen die hun achtergrond voortdurend willen etaleren. Wat ik heb in mijn hart en geest, daar kan niemand aankomen, dat is van mij. Waarom zou ik anderen dat opdringen?’

Yasmijn Jarram

Was je daarin anders dan het groepje waarmee je naar Nederland kwam?

Nour-Eddine Jarram

‘Ja, sommigen konden moeilijk omgaan met de vrijheid. Voor mij was het een openbaring, maar andere jongens gingen door het lint. Op een dag zat een van hen in de hal van de AKI luidkeels de Koran te reciteren. Iedereen dacht: wat heeft die kerel? Daar moest de politie aan te pas komen. Ineens mag je alles en dan heb je een probleem, als je eerst niets mocht.’

Yasmijn Jarram

Hoe heb jij jouw plek gevonden in de kunstwereld?

Nour-Eddine Jarram

‘Een van mijn latere AKI-docenten, Martin van Vreden, plaatste tekeningen van mij in het blad dat hij maakte. Zo kwam ik terecht bij galerie The Living Room in Amsterdam en in dat wereldje. In 1988 ontving ik als eerste niet-westerse kunstenaar de Koninklijke Prijs voor de Jonge Schilderkunst uit handen van toen koningin Beatrix. Ik werd gevraagd voor groepstentoonstellingen met Arabische kunstenaars; vaak van verschillend niveau, maar vanwege onze achtergrond zouden we wel dezelfde kunst maken. Je werd uitgenodigd als Marokkaan, als moslim, als Arabier, als buitenlander, als allochtoon. Daar heb ik altijd een ontzettende hekel aan gehad. Ik ben geen groep, ik ben een individu. Ik zei weleens: “als ik één lijn op papier zet, zien mensen al dat ik uit Marokko kom”.’

Yasmijn Jarram

Ja, dat lijkt me lastig. Het Kunstmuseum won onlangs een prijs voor diversiteit onder personeel, waarover de NOS een item kwam maken. Die wilde per se ‘diverse’ medewerkers voor de camera: hoe gekleurder, hoe beter. Dat heb ik geweigerd. Het is natuurlijk best leuk om in het journaal te komen, en ik ben me ervan bewust dat representatie in de media belangrijk is. Maar deze context voelde voor mij ongemakkelijk. Ik ben geen uithangbord, ik werk er gewoon.

Nour-Eddine Jarram

‘Het wordt altijd opgemerkt als ‘iets anders’. Je positie krijgt een andere lading door je achtergrond, dan is het opeens heel bijzonder dat je die baan hebt. Net als wanneer tegen mij wordt gezegd: “wat spreek je goed Nederlands”. Andersom denken mensen soms, ook in de kunstwereld, dat je voorrang krijgt omdat je uit Marokko of Turkije komt.’

Yasmijn Jarram

Er zijn vast ook mensen die dat over mij zeggen. Het is ook wel dubbel. Als we willen dat er iets verandert, moeten we alles kunnen benoemen. Mijn achtergrond is ook niet geheim, hoeft niet verzwegen te worden. Toch wil je eigenlijk niet dat het erover gaat – maar je wil ook niet dat het er geforceerd niet over gaat, zoals ik weleens merk om me heen.

Nour-Eddine Jarram

‘Mensen krijgen langzaam een andere bewustwording, onder meer door Black Lives Matter. Alles wat in de geschiedenis verkeerd ging, begint nu op te vallen. Daarom vind ik het ook belangrijk om in mijn werk nieuwe monumenten te creëren en anderen te laten omvallen. Dit is de tijd, dat is ook waarom mijn werk nu in de belangstelling staat. Al doe ik dit al heel, heel lang.’

Yasmijn Jarram

Intussen ben je niet meer de enige kunstenaar met een Marokkaanse achtergrond in Nederland, denk aan Wafae Ahalouch el Keriasti, Hamid El Kanbouhi of Sidi El Karchi. Toch lijken er bijvoorbeeld meer Nederlands-Surinaamse kunstenaars te zijn. Hoe zou dat komen?

Nour-Eddine Jarram

‘Marokkaanse gezinnen in Nederland zijn meestal niet opgegroeid met kunst. Die families kwamen hier en wilden dat hun kinderen gewoon een baan kregen en geld verdienden. De mensen met een Marokkaanse achtergrond die hier als kunstenaar geslaagd zijn, zijn óf heel sterk van karakter óf in hun eentje hier gekomen, zoals ik. Ze hebben zich losgemaakt van hun achtergrond. Dat geldt denk ik minder voor Surinamers en misschien ook Indonesiërs, die als voormalige kolonies al langer een band hebben met Nederland. Marokkanen kwamen vaak uit kleine plaatsen in de Rif en hadden die voorsprong niet, moesten alles hier leren. Ik denk dat er een generatie overheen moest gaan en dat er meer kunstenaars zullen komen.’

Yasmijn Jarram

is curator bij KM21 in Den Haag

Nour-Eddine Jarram

is kunstenaar

Yasmijn Jarram

is curator van Kunstmuseum Den Haag

Recente artikelen