metropolis m

Wint het beeld het van het woord? Volgens de samenstellers Frits Gierstberg en Warna Oosterbaan van het boek De Plaatjesmaatschappij lijkt het erop. Toch willen ze, of liever de auteurs die ze uitgenodigd hebben om over het verschijnsel beeldcultuur een kort essay te schrijven, niet overdrijven. Beeld is niet alles, laat dat duidelijk zijn.

Een sfeer van reductie beheerst de bundel. Na lezing van de teksten van auteurs José van Dijck, Mariëtte Haveman, Warna Oosterbaan, Pauline Terreehorst, Freddy de Vree en Kitty Zijlmans, krijg je het gevoel dat er iets gecorrigeerd moet worden. Iedereen mag dan wel de mond vol hebben van de beeldcultuur, maar om verder te komen in het leven is meer nodig. Woorden bijvoorbeeld. Beelden zonder woorden hebben gebrek aan discursief vermogen en dus wordt er in De Plaatjesmaatschappij op gewezen hoezeer de beeldcultuur nieuwe genres heeft voortgebracht waarin de orale traditie hoogtij viert, zoals de talkshow op tv. Het is een inmiddels al wat oudere analyse van de beeldcultuur, afkomstig van Walter Ong, maar in dit boek wordt hij door de auteurs omarmd als een geschenk uit de hemel. Net als veel wereldvermaarde beschouwers uit vorige eeuwen zijn de auteurs eerder bevreesd voor het beeld, dan erdoor gefascineerd. Van Dijck, Haveman en De Vree halen de oude beeldsceptici er dan ook direct bij. Plato, Benjamin, Huizinga en Postman krijgen alle ruimte om ervoor te waarschuwen hoezeer beelden liegen en bedriegen, hoezeer ze oppervlakkig en nivellerend zijn en aan dingen hun aura ontnemen.

Deze honderd jaar oude scepsis zet de toon in teksten die door angst lijken gedicteerd. Angst voor de leugen in Mariëtte Havemans verhandeling over leugenachtigheid van het fotografische en het digitale beeld (of is het angst voor de waarheid?), angst voor vertrossing in De Vree’s schets van wat beeld in de hedendaagse geschiedschrijving zou kunnen bieden en angst voor de almacht van het beeld in Oosterbaans analyse van de betekenis van de beeldcultuur in sociologisch opzicht. De Plaatjesmaatschappij leest daarom als een langgerekte bezweringsformule. Hoe het vermaledijde beeld te temmen, opdat het een ondergeschikt plekje kan krijgen in de traditiegetrouwe orde van het doordachte onderscheid, beter bekend als de orde van het woord?

Natuurlijk, uiteindelijk zijn alle auteurs ook zeer begaan met het beeld en zijn ze wetenschappelijk genoeg om, in de woorden van Terreehorst, niet alleen ‘de angsten’ te verwoorden, maar ook ‘de verlangens en dromen waaraan de beeldcultuur appelleert’. Maar het is hard zoeken naar die optimistische geluiden, zoals van Terreehorst zelf, die haar bezorgdheid toont voor het niet-museale beeld in een beeldcultuur die als een soort grote artistieke moloch benaderd wordt, in plaats van als waaier van zeer waardevolle beelden uit zeer verschillende disciplines en benaderingswijzen. Of zoals het positieve geluid van de enkele optimistische mediatheoreticus die wordt aangehaald. Mitchell Stephens om precies te zijn, in José van Dijcks theoretische verhandeling over de verhouding van woord en beeld in de huidige beeldcultuur. Stephens staat bekend om zijn geloof in de verrijkende kwaliteit van beeldtalen in film en video. Door Van Dijck wordt hij opgevoerd als tegenvoeter van Postman, die juist de verderfelijke invloed van de beeldcultuur op taal en denken heeft beschreven.

De kritische afstand waarmee de beeldcultuur wordt beschouwd, wekt verbazing. Is deze huiver voor de dominantie van het beeld koudwatervrees van een oudere generatie die niet is opgegroeid in een totaal door beelden bezwangerde samenleving? Is het een aan iconoclasme grenzend calvinisme dat hier de kop opsteekt? Eigenaardig is het wel, temeer omdat bijna elke auteur als film of kunstwetenschapper dag in dag uit met beelden bezig is. Door alle scepsis is De Plaatjesmaatschappij een defensief boek, een academische relativering bij een zinderend verschijnsel. Natuurlijk produceert de beeldcultuur een hoop pulp en dommigheid, natuurlijk is de beeldcultuur niet alles overheersend en neemt het niet de plaats in van alle culturele tradities die er bestaan. Maar het blijft fascinerend te zien wat de actuele beeldcultuur vermag, hoe ze de wereld verandert en vastgeroeste beschouwingswijzen loswrikt. Iets meer en iets nadrukkelijker enthousiasme daarover was welkom geweest. Bijvoorbeeld in beeld. Want typisch genoeg is er in deze bundel over de beeldcultuur geen plaats voor afbeeldingen. Het is wel duidelijk wie het volgens de makers van De Plaatjesmaatschappij in de beeldcultuur eigenlijk voor het zeggen heeft en dus het spreekwoordelijke laatste woord krijgt.

Voor enig zicht op de positieve effecten van de beeldcultuur leze men liever de gebundelde krantenartikels van Anna Tilroe, onder de titel Het blinkende stof. Waar De Plaatjesmaatschappij de sceptici aan het woord laat, spreekt in Het blinkende stof de jonge bekeerling. Met grote verbaasde ogen betreedt Tilroe een nieuwe wereld na tientallen jaren te hebben doorgebracht tussen de witte muren van het museum. De grande dame van de Nederlandse kunstkritiek heeft de afgelopen twee jaar ontdekt dat de wereld van het beeld veel groter is dan de monomane, in zichzelf gekeerde kunst. Als een echte EO’er schreeuwt ze het diezelfde kunstwereld vervolgens toe: word wakker, kijk om je heen, het aangrijpende, mooie, betekenisvolle beeld is overal. Verhoud je daartoe, in naam van het beeld en van de kunst. Want alleen in zijn naam heeft het leven zin en zullen wij, en de kunst in het bijzonder, verlost worden.

Het enthousiasme van de jonge bekeerling werkt aanstekelijk. Wie wil er geen gelovige zijn? En hoewel de bundel voor de ingewijde, die de beeldcultuur al wat langer volgt, weinig nieuws te melden heeft, weet Tilroe de diverse aspecten en begrippen die spelen in het debat rond de beeldcultuur (zoals daar zijn de ervaringseconomie, pretcultuur, interdisciplinariteit, globalisme) op een aansprekende manier te verwoorden. Rijkelijk gestaafd aan voorbeelden, die de lezer voert langs steden als Los Angelos, Sao Paulo, Kassel en Belgrado, krijgen de thema’s uit het debat op een gevarieerde en wereldse wijze kleur. Degene die het nog niet wist, weet het na lezing van dit boek: de eenentwintigste eeuw is definitief begonnen.

Frits Gierstberg, Warna Oosterbaan (red.), De plaatjesmaatschappij, Essays over beeldcultuur, Nederlands Foto Instituut, NAi Uitgevers, Rotterdam 2002, ISBN 90-5662-283-8, 96p. € 20,-

Anna Tilroe: Het blinkende stof, Querido, 2002, ISBN 90-2148-458-7, € 21,95

Domeniek Ruyters

is hoofdredacteur van Metropolis M

Recente artikelen