Nieuwe werelden, nieuwe woorden
Naar aanleiding van de recente verschijning van Posthuman Glossary van Rosi Braidotti en Maria Hlavajova buigt Christel Vesters zich over de populariteit van het lexicon en de betekenis van deze trend.
In 1976 verscheen Keywords: A Vocabulary of Culture and Society van de marxistische cultuurwetenschapper en schrijver Raymond Williams. Hij maakte een selectie van honderdtien ‘belangrijke, maar moeilijke woorden’ die toentertijd het debat over cultuur en maatschappij bepaalden. Taal is een levend ding, onderhevig aan verandering. Woorden raken uit gebruik, nieuwe termen doen hun intrede. Officiële woordenboeken zoals de Dikke Van Dale worden daarom om de zoveel tijd aangepast. Maar, zo verklaart Williams, waar een standaard woordenboek zich hoofdzakelijk richt op de etymologische herkomst van een woord, gaat Keywords over de context waarin hij wordt gebruikt en zijn verandering in betekenis. Geen enkel keyword of vocabulaire is neutraal. De betekenis van een woord is gekleurd en veelal ingebed in een grotere ideologische bewegingen is zijn stelling.
Future Vocabularies
Het lexicon, het woordenboek en de glossary zijn de laatste jaren populaire formats onder kunstenaars, curatoren en kunstinstellingen. Zo modelleerde BAK in de periode 2014-2017 haar programma rond het idee van Future Vocabularies. In vier onderzoekstrajecten met wisselende thema’s (‘Survival’, ‘Future Collections’, ‘Human-Inhuman-Posthuman’ en ‘Instituting Otherwise’) ontleedde BAK samen met gesprekspartners uit verschillende disciplines ‘de sociale, maatschappelijke, politieke, militaire en ecologische kwesties’ waar de wereld vandaag de dag mee te maken heeft. Middels artistieke, intellectuele en activistische onderzoekstrajecten streefde BAK naar een nieuw, toekomstgericht conceptueel lexicon waarmee we de wereld om ons heen beter kunnen duiden.
Het New Yorkse New Museum organiseerde in 2014 een dag met seminars met als titel Whose Terms? New Perspectives on Social Practice. In dertig minuten durende presentaties gaven negen sprekers, onder wie kunsthistorici, kunstenaars, curatoren en critici, hun interpretatie van één specifieke term. De begrippen, zoals ‘affect’, ‘agency’, ‘authorship’, ‘common’ en ‘diversity’, waren afkomstig van een lijst met zo’n zestig woorden samengesteld naar aanleiding van een open call. De brede selectie aan keyterms representeert het rijkgeschakeerde veld van de ‘sociale kunst’; een kunstvorm die in de afgelopen decennia sterk gegroeid en veranderd is, zo stelden de samenstellers. Met name de groeiende discussie rondom auteurschap en de manier waarop sociale kunst vormgeeft aan interacties met publieksgroepen buiten de kunstwereld vraagt om een kritische revisie van de terms, oftewel de voorwaarden waaronder deze kunstvorm wordt gepraktiseerd en gepresenteerd. Wat is het doel van social art en wiens voorwaarden gelden? De keyterms dienden letterlijk als sleutel. Een ‘neutrale’, discipline overstijgende term, zoals materiaal of ethiek, kan het complexe web van theorie en praktijk, en van maatschappelijke, economische en politieke contexten vanuit een andere invalshoek ontsluiten, zo lijkt de gedachte, en een nieuwe ordening aanbrengen.
Het Haus der Kulturen der Welt (HKW) startte in 2015 met een soortgelijk glossary buildingproject: The Dictionary of Now. Met enige regelmaat verwelkomt het woordenboek bijdrages van vooraanstaande figuren uit de wereld van de kunst, politiek en wetenschap waarin zij de gangbare betekenis van een begrip kritisch onder de loep nemen en waar nodig aanpassen. Jonas Mekas reflecteerde op het begrip tijd, Dipesh Chakrabarty en Eyal Weizman op de term forum, Tony Bennett en Arjun Appadurai zetten hun visie uiteen over het ‘ding in het museum’ en Kader Attia over het lichaam. De in totaal twaalf lemma’s uit The Dictionary of Now zijn vastgelegd op video en gepubliceerd op de website van het museum. Begin volgend jaar start het HKW het vervolg: een driejarig project getiteld Das Neue Alphabet, waarin het op zoek gaat naar de mogelijkheid van een nieuw ‘fonografisch tekensysteem’ dat voorbijgaat aan de imperialistische werking van bestaande (lees: dominante) taal- en kennissystemen.
Love for Lexicons
In zijn essay Love for Lexicons uit 2010 observeert designcriticus Rick Poynor dat de populariteit van het A-Z-format te verklaren is door de alfabetische structuur die het mogelijk maakt om uiteenlopende ideeën op een bondige en uitnodigende manier te presenteren. ‘In een tijd waarin onze aandacht is versnipperd door een plethora aan media en input, en mensen het moeilijk vinden om zich te concentreren om langere tijd lineair een tekst te lezen, bieden woordenboeken een alternatief model om informatie te vergaren. (…) Het open kader van een lexicon maakt het voor lezers mogelijk om hun eigen pad te volgen, zelf connecties te maken en zo vorm te geven aan hun eigen, persoonlijke narratief. De willekeur van het woordenboek reflecteert het leven zelf.’ De rangschikking van woorden en dingen in een A-Z-structuur geeft inderdaad mogelijkheden voor nieuwe connecties en verbanden, dwars door bestaande categorieën, disciplines, chronologieën en geografieën heen. Het is waarschijnlijk één van de redenen waarom curatoren van ‘interdisciplinaire en transhistorische’ projecten graag dit model kiezen.
Maar er speelt nog iets. De projecten geven uitdrukking aan een groeiende roep om radicale revisie van ons begrippenapparaat; een vocabulaire dat beter aansluit bij de wereld en maatschappij van nu. ‘Wij bevinden ons in een periode van transitie’, schrijft BAK. ‘Nieuwe contemporaine realiteiten dwingen ons om afscheid te nemen van de moderniteit.’ Een belangrijke motivatie voor deze lexiconprojecten is dan ook het argument dat de gangbare terminologie niet meer toereikend is om de complexe wereld van nu te duiden. Een nieuwe wereld en een nieuw mensbeeld vragen om nieuwe woorden en, zoals het hoort, beweegt de beeldende kunst zich in de frontlinie van deze ontwikkeling, al schiet ze hierin soms haar doel voorbij.
Lexicale crisis
Op uitnodiging van het Van Abbemuseum in Eindhoven stelde schrijver en theoreticus Stephen Wright in 2013 het Toward a Lexicon of Usership samen. De tentatieve woordenlijst bestaat uit 43 begrippen, waarmee, zo schreef het museum in haar persbericht, ‘de lexicale crisis in de hedendaagse cultuur’ kan worden beslecht. Zelf is Wright bescheidener over zijn ambities. Hij stelt dat de maatschappij in de afgelopen decennia een usological turn heeft doorgemaakt, maar dat het gangbare vocabulaire, dat nog uit het tijdperk van ‘de moderniteit’ stamt, tekortschiet om de hedendaagse user-driven ontwikkelingen te beschrijven. Het bestaande conceptuele lexicon moet daarom herzien worden, aldus Wright. Sommige ingeburgerde termen moeten verdwijnen om plaats te maken voor nieuwe. Onder de categorie obsolete concepts schaart hij begrippen als ‘autonomy’, ‘ownership’ en ‘spectatorship’, en als emergent concepts introduceert hij ‘1:1 scale’, ‘loopholes’ en natuurlijk ‘usology’.
Al snel wordt duidelijk dat Wrights lexicon geen doorsnee woordenlijst is. De verzameling lemma’s leest meer als een pamflet waarin wordt afgedaan met het ‘oude’ modernistische paradigma en een nieuw conceptueel kader wordt gepropageerd waarin niet de figuur van de toeschouwer, maar dat van de gebruiker centraal staat. Niet alle woorden hoeven weg; een repurposing and retooling van het bestaande vocabulaire kan al voldoende zijn om een geschikt idioom te ontwikkelen om ‘deze nieuwe artistieke en politieke subjectiviteit’ te benoemen.
In tegenstelling tot Whose Terms? van het New Museum, waarin persoonlijke interpretatie en idiosyncrasie juist een meerwaarde zijn (immers, het idee van een ‘neutrale betekenis’ is een achterhaald gegeven), lijkt Wrights lexicon deze neutrale status wel te claimen. Usology is het nieuwe paradigma en zijn woordenlijst levert het bijbehorende conceptuele kader. Wrights publicatie maakte deel uit van Tania Bruguera’s Museum of Arte Útil (2013/14) waarin de kunstenaar de gebruiksfunctie en sociale betekenis van kunst en het museum onderzoekt. De use of art is ook het overkoepelende thema van één van de onderzoekstrajecten van de museumconfederatie L’Internationale en het Van Abbemuseum zelf. En hier wringt de schoen.
Wrights Toward a Lexicon of Usership is internationaal een vaak geciteerd voorbeeld, maar in de stroom van nieuwe terminologieën en lexicons is het goed om terug te grijpen op de klassieker van Raymond Williams, aangezien hij niet alleen de historische verandering in betekenis beschreef, maar ook constateerde dat ‘het taalgebruik in instituten en praktijken die zich bezighouden met cultuur en maatschappij’ een enorme invloed heeft. De vraag die zich in dit licht aandient, is in hoeverre de lexicon van Wright daadwerkelijk aan een nieuwe artistieke en politieke subjectiviteit beantwoordt of toch vooral het product is van een particuliere visie; een manier om een eigen discours te agenderen en te bestendigen, een discourse branding tool.
Eenzelfde kritische kanttekening kan geplaatst worden bij de recent verschenen Posthuman Glossary, onderdeel van BAK’s onderzoeksprogramma Future Vocabularies. Het is een lijvige publicatie met een kleine tweehonderd teksten en veel beeldmateriaal. Simpele termen als ‘art’, ‘earth’, ‘food’, ‘labour’ en ‘violence’ worden afgewisseld met complexere, samengestelde termen als ‘architectonic disposition’, ‘ecomaterialism’, ‘the in-human’ en ‘networked affect’. ‘Deze neologismen trachten grip te krijgen op de complexiteit van de posthuman conditie’, zo schrijven Rosi Braidotti en Maria Hlavajova in hun inleiding. Ook nu is de redactionele ambitie het in kaart brengen en kritisch ter discussie stellen van een nieuw ‘transdisciplinair’ discours dat voortkomt uit de nieuwe realiteit waarin wij leven. ‘Als generation anthropocene geloven wij dat nieuwe begrippen en termen nodig zijn om de huidige constituties en configuraties in kaart te kunnen brengen waarmee nieuwe richtingen voor de toekomst kunnen worden bepaald.’
De Posthuman Glossary heeft grote ambities: het boek is breed opgezet, de keuze om verschillende disciplines samen te brengen en vooral de keuze om perspectieven uit ‘gemarginaliseerde’ kennisdomeinen zoals decolonial, black en race studies, maar ook kunst en curating naast elkaar te zetten, beantwoordt aan het transdisciplinaire en ongetemde karakter van the posthuman. En het lexicon lijkt de beste manier om dit ogenschijnlijk ongeordende gebied mee te navigeren.
Paradox
Het dilemma waar veel van deze recente lexicon- en woordenboekprojecten bewust of onbewust mee worstelen is de eeuwenoude frictie tussen het woord en de dingen. Het is de paradox tussen enerzijds het onderzoeken en beschrijven van een nieuwe realiteit-in-wording en anderzijds deze nog niet-uitgekristalliseerde wereld in al haar complexiteit willen vatten in definities (en hoe los en open-ended ook, daarmee opnieuw een bepaald perspectief opleggend). Het Haus der Kulturen der Welt formuleert het als volgt: ‘Taal is niet alleen in staat om de werkelijkheid weer te geven, maar ook om haar vorm te geven. Woorden en hun betekenis zijn altijd onderdeel van een historisch onderhandelingsproces en vertegenwoordigen een specifiek perspectief op onze wereld.’ Tot het moment dat we daadwerkelijk een nieuwe taal hebben ontwikkeld die losstaat van iedere academisch, ideologische, culturele of sociale context lijkt dit het onoverkomelijke dilemma.
Christel Vesters
is schrijver, curator en kunsthistoricus
Christel Vesters