Onder doek
Onder doek
Dré Wapenaar
Form follows function, het oude adagium van de functionalistische architectuur, krijgt in de tenten van Dré Wapenaar een nieuwe betekenis. Geen gelegenheid of Wapenaar slaagt erin een passende tent te ontwerpen die, hoe sober en transparant ook, het publiek alle comfort biedt. Wapenaars tenten zijn sinds jaren een opvallend artistiek succes, maar Disneyficatie dreigt.
Tussen de bomen van Camping de Hertshoorn in Garderen hangen drie enorme groene druppels. De druppels zijn eigenlijk tenten, waar druk gebruik van gemaakt wordt tijdens het kampeerseizoen. Wie wil er immers niet eens een nacht doorbrengen in zo’n bijzonder kampement in een boom? Ze hangen er permanent en besparen de kampeerder dus het gesjouw met tentdoeken en het geworstel met haringen en scheerlijnen. De Rotterdamse kunstenaar Dré Wapenaar ontwierp de druppeltent in 1998 voor de Road Alert Group in Engeland – een groep die zich verzet tegen het kappen van bomen door zich aan bedreigde exemplaren vast te ketenen. De activisten zouden er hoog in de bomen comfortabel post in kunnen vatten om die dag en nacht te beschermen. De drie druppeltenten die Wapenaar realiseerde zouden als tranen tussen de bomen hangen, de bomen doen bloeden als ze naar beneden werden gehaald. Maar de Road Alert Group heeft nooit van de tenten geweten; voordat Wapenaar met de groep in contact kon treden, had Camping de Hertshoorn ze verworven.
Functionele sculpturen
Dré Wapenaar bedenkt en maakt sinds 1993 tenten en stands. Als beeldhouwer produceerde hij toen al enige jaren sculpturen van deuren, raamkozijnen, jaloezieën, tuinhuisjes en soortgelijk prefab bouwmateriaal. Het waren grote constructies die veel ruimte opeisten, maar zelf ook ruimtes vormden waar de toeschouwer in en omheen kon bewegen. De tent bleek een logische volgende stap in het werk van Wapenaar. De tent is een functionele ruimte waar mensen als vanzelfsprekend gebruik van maken. Een ruimte ook die mensen met elkaar delen of waar ze, in geval van bijvoorbeeld een partytent, met elkaar in contact komen. De tent is kortom een ruimte waarin sociale beweging tot stand komt. Tentdoek en metalen frame zijn sindsdien de materialen waarmee hij probeert het menselijk gedrag te beïnvloeden. Tentdoek en frames zijn overigens niet bepaald high-tech, superlicht en praktisch in het gebruik. Het tentdoek dat hij gebruikt is een zware katoenen canvas, dat hij verkoos boven het veel lichtere polyesterdoek vanwege de mooie glans en de prachtige lichtinval. Ook de frames zijn zware constructies, noodzakelijk om de enorme lappen zwaar tentdoek te kunnen torsen. Het menselijk gedrag gebruikt Wapenaar impliciet als materiaal. Met zijn ontwerpen speelt hij in op de handelingen die in tenten verricht kunnen worden, of het nu gaat om praten, slapen, douchen, barbecuen of eten. Voor Wapenaar is het gebruik essentieel. Zijn tenten zijn niet ‘af’ als er niet daadwerkelijk gebruik van wordt gemaakt.
Zijn eerste tent baseerde Wapenaar in 1994 op de vorm van de bungalowtent. De bezoeker die hem gebruikte, werd geconfronteerd met de relativiteit van de afzondering erin. Privé is immers erg publiek in een bouwsel van textiel, dat bescherming biedt tegen wind, regen en de blik van de ander, maar geluidsgolven ongehinderd doorlaat. Vervolgens stapte Wapenaar over op ronde vormen voor zijn tenten. De koepeltent met een cirkelvormig vloeroppervlak bleek een vanzelfsprekender vorm te hebben voor de ontmoeting tussen mensen. Denk aan het eeuwenoude gegeven dat de mens zich rondom een vuur verzamelt. Zonder rang of stand zit ieder naast elkaar bij een kampvuur, in tipi, iglo of expeditietent. De Winterbivak (1996) is er een letterlijke vertaling van. In het midden van deze dubbelwandige tent brandt een ronde gaskachel. Kussens rondom nodigen uit plaats te nemen om zich gemeenschappelijk te warmen. De ronde vorm heeft Wapenaar ook gebruikt voor de BBQ tent (1997): een overkapping met in het midden een enorme uivormige barbecue, die als een vreemd insect op dunne hoge rode poten staat. Het heeft een elegante bouw voor zoiets robuusts als een barbecue. Met zijn afschermende karakter dient de tent niet alleen als beschutting tegen de regen, maar ook als een middel om de blik op het gezelschap te richten in plaats van op de omgeving.
Wapenaar ontwerpt zijn tenten zoals hij eerder beelden maakte. De tenten zijn dan ook een soort ‘gebruikssculpturen’. De vloeiende, haast organische vormen ontlokken niet alleen sociale beweging van de gebruikers, maar suggereren ook in zichzelf een beweging. De BBQ tent lijkt een platte luchtballon, met een centraal vuur om op te stijgen en lijnen om hem aan de grond te houden. De krantenstand (1997) – om in een openbare ruimte toch afgezonderd de krant te kunnen lezen – heeft de vorm van een satelliet. De koffiestand (1997) – een barretje waar men koffie kan drinken – bestaat uit drie parasollen die als maalstenen lijken te roteren. Waar ze elkaar kruisen, wordt de koffie geschonken. De koffieklant kan plaatsnemen in het een-, twee- of driepersoons deel, afhankelijk van zijn behoefte aan gezelschap. Hoe de koffiedrinkers zich in sociaal opzicht bewegen, kan de centraal geplaatste koffieschenker goed observeren; zijn positie valt buiten het (ont)spanningsveld.
Disneyficatie
De functionaliteit van Wapenaars tenten en de artistieke kwaliteiten ervan staan in een wat ongelukkige verhouding tot elkaar. De tenten zijn onmiskenbaar mooie objecten, nodigen uit er gebruik van te maken en daar ook plezier aan te beleven. Die functionaliteit belemmert echter het zicht op de inhoudelijke kwaliteiten ervan, of liever, camoufleert het gebrek daaraan. Want het mag toch verbazen dat een kunstenaar die zich van de beeldtaal van de tent bedient in een periode dat iedereen de mond vol heeft van het nomadische bestaan, daar geen uitspraken over doet.
De verhouding van individu ten opzichte van de groep, want daar draait het uiteindelijk om in de tenten, is eveneens een actueel gegeven in de kunst. Maar omdat Wapenaar weliswaar inhaakt op het thema, maar het relatief formeel behandelt, neemt hij eerder de rol van ontwerper of architect aan dan die van kunstenaar. Dat komt ook aan het licht in het project dat hij in in 1999 voor Alicia Framis heeft gedaan: Pavilion of the Loneliness. Framis – veelal genoemd als hèt voorbeeld van de kunstenaar die zogenaamde sociale sculpturen maakt – nodigde Wapenaar uit om een paviljoen te ontwerpen voor haar reizende project Loneliness in the City. Het resultaat was een grote tent met een flinke ruimte voor publieke activiteiten, enkele kleinere ruimtes voor privé-gebruik van betrokkenen en twee ronde projectieschermen, die als een paar ogen uit de tent steken. Door de vorm en de opbouw van het paviljoen droeg Wapenaar zeker bij aan de manier waarop deelnemers zich erin bewegen, maar veel verder ging het inhoudelijk niet. Zijn belangrijkste bijdrage was een bijzondere – want toepasselijke – ‘huisvesting’.
Buiten de kunstcontext ligt er voor de tenten van Wapenaar nog een ander gevaar op de loer: ‘Disneyficatie’, in zijn geval te vertalen als kamperen met verhoogde amusementswaarde. Ondanks dat Wapenaar zich bewust is van dit gevaar, schuwt hij de uitdaging niet om in opdracht tenten te ontwerpen. Zo heeft Camping de Hertshoorn in Garderen Wapenaar verzocht om een nieuwe tent te ontwerpen. Wapenaar heeft een tentdorp bestaande uit een cluster van zeven koepeltenten ontworpen, waarin de verschillende functies van het leven in een kampement zijn opgesplitst. Opnieuw werkt hij met de verhouding individu en groep, zij het minder dwingend, omdat de campingbezoeker niet verplicht is in de tent te gaan eten. Men kan ook gewoon naar het restaurant.
Recentelijk heeft Wapenaar een aantal tenten ontworpen die zich niet meer baseren op de relatie tussen individu en groep, maar op de individuele beleving, bijvoorbeeld van dood en geboorte. Maar ook minder primaire levenskwesties zijn aanleiding voor een werk. Het paviljoen ‘4GPP’ – 4 Grand Piano’s Pavilion – wordt een tent voor de perfecte uitvoering van een muziekstuk voor vier concertvleugels van de componist Simeon ten Holt. Wapenaar, zelf ook pianist, plaatst het publiek tussen de vier vleugels, daar waar het geluid van de instrumenten bij elkaar komt. De gezichten van de pianisten, die elk met hun eigen emoties een partij spelen, onzichtbaar voor het publiek achter het klavier, worden uitvergroot op schermen geprojecteerd. Het paviljoen belooft een mooi huwelijk te worden tussen functionaliteit en emotionaliteit, maar voorlopig is het nog toekomstmuziek.
Claudine Hellweg