Pure alchemie
Pure alchemie
Wanneer je de hoofdruimte van de tentoonstelling Artempo. Where Time Becomes Art betreedt op de tweede verdieping van Palazzo Fortuny word je meteen overweldigd door een overdaad aan pluchen banken, fauteuils, olieverfschilderijen, ingelijste tekeningen, stenen objecten, vitrines vol met kostbare voorwerpen, sculpturen op de houten vloer, sokkels en tafels, gedimd licht en muren bekleed met stof.
Het lijkt alsof je een kabinet vol curiositeiten betreedt waar je nog uren rond kunt dolen zonder iets een tweede keer tegen te komen. Met name de gedurfde combinaties van kunstvoorwerpen pakt heel goed uit en maakt het tot een fascinerend geheel: een lichtinstallatie van James Turrell naast een klein rond doekje van Emilio Vedova. Een ‘ontvanger’ in de vorm van een menselijke schedel (1000- 1450) naast een Oxidation Painting van Andy Warhol. Een zeventiende-eeuwse Duitse échorché naast Tatsuo Miyajima’s digitale Counter Fragile, No. 21 (2006). Een gele (!) Yves Klein (Untitled (Feu F.129), 1961) naast een opzettelijk krakkemikkig Chinees kabinetje uit de Mingperiode. Yael Davids live-performances van een jongetje dat tot zijn nek toe ingeklemd zit in een grote, kleurige strandbal naast de overblijfselen van een papieren muur van de performance van Saburo Murkami tijdens de eerste Gutai kunsttentoonstelling in Tokio (1956). Maar het meest prachtige in de hele verzameling was wel een verbrande Tintoretto (Portret van een Procuratore, laat zestiende eeuw).
De tentoonstelling met de ietwat klunzige titel Artempo. Where Time Becomes Art bestaat voor de helft uit kunst en objecten uit de verzameling van Axel Vervoordt, een Belgische verzamelaar en handelaar in antiek. Vervoordt maakte het concept voor de tentoonstelling samen met Matthijs Visser van Kunstpalast Düsseldorf, die samen met Jean-Hubert Martin, Giandomenico Romanelli en Daniela Ferretti tevens het curatorenteam vormde. De betekenis van prachtige locatie van de tentoonstelling mag niet onderschat worden. Het Palazzo Fortuny, dat ooit het bezit was van de excentrieke textielontwerper, schilder, decorateur en schrijver, Marco Fortuny (1871-1949) is van zichzelf al een interessante collectie rariteiten. Om eerlijk te zijn, ik weet niet wat er zou gebeuren als Artempo te zien zou zijn in, zeg Boijmans Van Beuningen. Of het dan dezelfde uitstraling zou hebben, of de vele Fontana’s die te zien waren ook zo’n krachtige indruk zouden maken zonder de gebarste frescomuren. Nooit eerder heb ik het werk van Lucio Fontana zo gewaardeerd en begrepen als in deze context. Zoals ik ook pas hier echt de spirituele kwaliteit kon bevatten van het werk van Thomas Ruff. (Ruffs Stern (1989) blijft voorgoed in mijn geheugen gegrift vanaf nu). De surreële kwaliteit van de vele werken, het feit dat ze zich verzetten tegen elke vorm van categorisering, deed me denken aan Batailles prikkelende opvatting over l’informe (het vormeloze), het neefje van de ‘entropie’ en de vrolijke rivaal van de streng modernistische methodiek.
Artempo wist iets te bereiken waar weinig tentoonstellingen toe in staat zijn: je gaat dingen zien en waarderen die je voorheen niet zag. En misschien nog wel belangrijker: elke hiërarchie tussen kunstwerk, artefact en natuurobject lost op, waarbij een onverwachte vorm van democratie en eenheid ontstaat op basis van disharmonie en variatie. In dat opzicht is Artempo pure alchemie: het maakt van ons allen nieuwsgierige participanten van een wonderlijke wereld.
Maxine Kopsa