REGIME CHANGE # 5 Open einde – Nieuwe regels voor de presentatie-instelling
In een serie artikelen staan we stil bij de vele verschuivingen in de kunstwereld. Grote musea mogen dan wel in een jubelstemming zijn, bijna alle instellingen en personen werkzaam in de kunstsector zuchten onder de druk van het snel veranderende werkklimaat. Oude formules werken niet meer en de nieuwe zijn nog niet bedacht of lijken te prematuur om op te vertrouwen. Eerder stond JMG Jongma stil bij de ontwikkelingen in de galerie, Irene de Craen bij de ethiek van de curator, Noor Mertens bij de roep om meer diversiteit en Joram Kraaijeveld bij de financiële positie van de kunstenaar. In aflevering 5 een interview met Arno van Roosmalen, directeur van Stroom Den Haag dat dit jaar het roer omgooit.
‘Als we de aspiratie hebben om vanuit kunst de wereld anders te lezen, wat voor presentatie-instelling willen wij dan zijn? Laten we de consequenties van onze missie, het verwezenlijken van de maatschappelijke potentie van kunst, eens onder de loep nemen: welke vaardigheden vraagt dit van ons, wat voor soort programma levert dat op, met welke kunstenaars willen we dan werken en voor welk publiek?’
Toen zich enkele maanden geleden de vraag aandiende of Stroom Den Haag weer op zou gaan voor een meerjarige presentatiesubsidie bij het Mondriaan Fonds vroeg één van de medewerkers: ‘Moeten we dat wel doen?’ ‘Het gaf een enorme vrijheid van denken’, vertelt de directeur van Stroom, Arno van Roosmalen. ‘Natuurlijk was het geen enkel probleem een programma te bedenken, zoals gebruikelijk, met vier of vijf tentoonstellingen per jaar, in lijn met wat er de afgelopen jaren is gedaan. Maar Stroom wilde zichzelf eens grondig herzien, daarbij geïnspireerd door de publicatie Facing Value, de bundel waarin samenstellers Maaike Lauwaert en Francien van Westrenen aan de hand van een aantal essays het gangbare denken over waard kritisch tegen het licht houden en vanuit het perspectief van de kunsten komen tot een set van nieuwe ‘leefregels’.’
De discussie die Stroom aangaat is tekenend voor de nieuwe wind die door kunstinstellingen waait en die ook al in deze rubriek ‘regime change’ is opgemerkt. Na jaren waarin bezoekerscijfers heilig waren, wordt gezocht naar een nieuwe, kwalitatievere omgang met kunst, kunstenaars en het publiek. In plaats van alsmaar meer tentoonstellingen en evenementen wordt gekozen voor een geconcentreerdere praktijk. Ik ga in gesprek met Arno van Roosmalen, onder wiens leiding Stroom het roer omgooit.
Ik begrijp dat Stroom inhaakt op de breed in de kunstwereld levende overtuiging dat we niet op gelijke voet alsmaar meer kunnen produceren. Dat verandering wenselijk is. Wat is er aan de hand?
‘Wij stellen vragen die breder ook gesteld worden, lopen tegen dingen aan waar meer mensen tegenaan lopen. In de aanloop naar een grote aanvraagronde stappen veel kunstinstellingen zenuwachtig en eigenlijk ongewild in een ratrace. Dat geeft veel stress en druk, ook bij ons. In ons huidige beleidsplan hebben we geformuleerd dat we ons meer willen laten leiden door de inhoud, dat we daarom willen experimenteren met presentatievormen, en meer willen investeren in verbindingen met de buitenwereld. Door de productie- en prestatiedwang en door het tentoonstellingsformat te vanzelfsprekend te hanteren, kwamen we er nooit aan toe. Wat, dus, als we ‘nee’ zouden zeggen, als we ademruimte creëren, en eens geen aanvraag doen, vroegen we ons af. We werden direct enthousiast van het idee. Het voelde als een bevrijding, bracht ruimte voor ongebreidelde ideeën. We hebben vervolgens besloten om voort te bouwen op het beleidsplan en een zestal deels nieuwe programmalijnen geformuleerd.’
Wat is de missie van Stroom?
‘We vertrekken vanuit de veronderstelling dat kunst een bijdrage aan de samenleving levert, het denken over maatschappelijke vraagstukken verrijkt, en zo bijdraagt aan innovatie. Dat gaat niet alleen over maatschappelijk geëngageerde kunst, je moet het ruimer zien. De cruciale vraag daarbij is hoe kunst iets kan betekenen voor mensen van buiten de kunstwereld met andere deskundigheden en expertises, die vanuit een andere invalshoek ook met bepaalde onderwerpen bezig zijn. Hoe een dialoog tot stand te brengen en kennis te delen? Ik vind dat kunst het potentieel om maatschappelijk relevant te zijn onvoldoende benut. Dat heeft te maken met hoe de kunstwereld in elkaar zit, tot wie we ons richten. Bij Stroom hebben we altijd al nagedacht over de vraag voor wie het belangrijk is wat we doen en hoe we de verbinding tussen kunstenaars en diverse sociale groepen kunnen versterken.’
Daar was Stroom toch ook goed in?
‘Ja, met het programma Foodprint (2009-2012) is dat gelukt, maar minder bij andere projecten. Dat heeft vaak praktische redenen; er is te weinig tijd of geld, of we hebben ons niet bijtijds vergewist wie de doelgroepen zijn. Eerder heb ik al eens gezegd dat we als sector onszelf aan het exploiteren zijn, met name sinds de bezuinigingen van 2012. Ik heb toen het begrip slow burn geïntroduceerd: je krijgt een klap uitgedeeld, in eerste instantie ga je gewoon door, maar op een gegeven moment realiseer je wat er is gebeurd en val je uitgeput om. We zagen dat ook bij onszelf. Er was geen tijd meer voor dat wat je als kunstinstelling onderscheidend en waardevol maakt, geen tijd voor reflectie, geen tijd voor onderzoek en evaluatie. Voor al die belangrijke dingen willen we opnieuw tijd maken, en niet alleen ten behoeve van onszelf. Het boek Facing Value dat we in 2017 publiceerden als afronding van ons meerjarige programma Upcycling (2010-2017) was daarbij belangrijk. Het vormt een onderzoek naar andere manieren om over waarde na te denken en naar andere vormen van waardecreatie. Het is opgebouwd aan de hand van negen begrippen die je als richtlijnen zou kunnen opvatten. Zouden we die niet ook op onszelf moeten betrekken? We hebben een viertal uitgekozen: be unproductive, share, invite and participate en play verhouden zich als invloedsferen tot zes programmalijnen. Ons programma gaat eruit zien als een netwerk van kleinschalige gebeurtenissen, soms besloten, soms publiek. Denk aan tafelgespreken, workshops, soms ook tentoonstellingen. Dwars daar doorheen loopt een groot publiek gebaar in de vorm van periodieke events, de Uncertainty Seminars. In feite proberen we misschien wel communities te creëren die elkaar gaan ontmoeten, inspireren, verrijken en beïnvloeden.’
Maar wat is daar nieuw aan? Dit alles deden jullie toch al?
‘Ik denk dat het voor de toekomst belangrijk is dat we ons echt vernieuwen en om je te vernieuwen moet je je openstellen. Iets willen leren betekent dat je bereid moet zijn om onzekerheid toe te laten, om te durven spelen, onproductief te zijn, ook buiten het eigen perspectief te kijken. Nieuw is bijvoorbeeld het programma Our House, your Home, waarin we de lege tentoonstellingsruimte ter beschikking stellen aan internationale collectieven en instellingen. Die mogen doen wat ze willen, ze moeten niks. Ze krijgen de ruimte ter beschikking en wij zeggen toe dat we ze bij wat ze er ook gaan doen op hun voorwaarden ondersteunen. Bijvoorbeeld met betrekking tot de communicatie eromheen. We gaan niet uit van hoe het hoort, maar vragen hoe zij het willen doen, om er zelf van te leren. De eerste groep is het Visual Culture Research Centre in Kiev, eigenlijk een politiek-culturele organisatie die, net als Stroom, actief is in de publieke ruimte. In Kiev is dat echt een contested space. Ze waren eerst onderdeel van de universiteit, maar na zich in 2014 te hebben gemanifesteerd op het Maidanplein zijn ze afgestoten. Voor VCRC is Den Haag buitengewoon interessant, deze internationale stad van vrede en recht, met NGO’s en tribunalen, de Russische en Oekraïense ambassade en alles eromheen. Ze installeren zich binnenkort twee maanden in onze ruimte.’
Als je het helemaal openlaat, is er de mogelijk dat er niets gebeurt.
‘Het is geen laisser-faire, want dat impliceert een vorm van onverschilligheid. We hebben iedereen gevraagd waarom zij het belangrijk vinden hier te gaan zitten. Er is van twee kanten motivatie er iets van te maken. En wij zullen zoveel mogelijk prikkelen en verbinden’
Je geeft in de plannen aan te willen investeren in duurzame contacten?
‘Ik heb al heel lang het idee dat er een andere vorm van bemiddeling nodig is tussen kunstenaarspraktijken en de wereld. Je ziet dat maar zelden het werk terechtkomt waar we het terecht willen laten komen. In het programma Close Companions willen we dat veranderen. Gedurende twee jaar neemt Stroom minimaal vier kunstenaars met een sterk maatschappelijk profiel uit Nederland onder zijn hoede. Ieder vormt de metgezel van een medewerker van Stroom, die in die periode met ze optrekt en ondersteunt. Ze gaan in volkomen vrijheid op een denkbeeldig reis zonder bestemming, volgens het motto be unproductive, zodat nieuwe denkruimte ontstaat, ongedachte verschijningsvormen ontdekt worden en ze misschien dingen anders gaan doen. Het gaat over ontleren, ook op organisatieniveau, bij ons. Uiteindelijk zou het ertoe kunnen leiden dat de kunstenaar gaat lesgeven of een tijdje werkt bij een zorgboerderij.’
Is een tentoonstelling eigenlijk niet een heel beproefde en effectieve methode om mensen van zeer verschillende sociale achtergrond te mobiliseren?
‘Ik heb het idee dat kunsttentoonstellingen zichzelf aan het overleven zijn. Lang geleden heb ik een tekst geschreven, “Folklore”. Het is een speculatief verhaal waarin ik schrijf over twee sporen in de kunst. De kunst zoals we die in zijn verschijningsvorm (her)kennen, en die je bijvoorbeeld op kunstbeurzen ziet, zal blijven bestaan, omdat mensen die graag maken en ervan genieten. Maar het maatschappelijk belang daarvan is heel erg aan het afnemen. We gaan nog naar tentoonstellingen toe als verantwoorde ontspanning. We nemen wel op wat we zien, we vinden het mooi en interessant en gaan daarna over tot orde van de dag. Het ontbreekt aan urgentie. Mijn speculatie was dat die vormen van kunst, die nog wel maatschappelijk relevant en mogelijk invloedrijk zijn, minder als kunst zichtbaar zijn of herkend zullen worden. Die zullen opgaan in andere verschijningsvormen.’
Zoals?
We hebben in de afgelopen jaren twee Uncertainty Seminars gedaan en, in 2014, de WeberWoche. Dat waren inhoudelijk en dramaturgisch weliswaar coherente, maar in hun vorm en publieksbenadering heel vrije evenementen, waar allerlei verschillende mensen bij betrokken werden, een echte ontmoetingsplaats voor de uitwisseling van ideeën. In dat verband spreek ik liever van een interactieformat. Daar had ik het idee dat er iets gebeurt met de mensen, dat het iets teweegbrengt, ook al was het in dit geval nog vooral een kunstpubliek.’
Heb je als straks de kunstenaars alles zelf mogen bepalen al dan niet in een tentoonstelling nog wel curatoren nodig?
‘Ik denk dat er meer een redactie dan traditioneel curatorschap nodig is. Ofschoon ik hecht aan de connotatie met ‘zorgen voor’ in het woord curator, noemen wij onze collega’s programmamaker. Ik voorzie voor Stroom een versterkte integratie tussen programma en communicatie. Waarbij communicatie veel meer gaat over het leggen van verbindingen, bemiddeling, creëren van draagvlak, maar ook de gestalte kan zijn van een artistiek idee. Denk aan een campagne of aan het faciliteren van volstrekt vertrouwelijke gesprekssituaties. Idealiter krijgt ons communicatieteam ook een programmamaker, zodat er aan andere kwaliteiten van communicatie gewerkt wordt, aan wederkerigheid en betrokkenheid op alle niveaus. Ik voorzie een ander soort organisatie. Het is iets wat nu op meer plaatsen speelt, denk aan Kunsthal Gent of Kunsthalle Lissabon; waar veel mensen mee worstelen. Wij hebben geprobeerd er consequenties uit te trekken.’
Domeniek Ruyters
is hoofdredacteur van Metropolis M
Domeniek Ruyters
is hoofdredacteur van Metropolis M