
Rellen voor de show
De rel heeft een imagoprobleem. In deze tijd van grote maatschappelijke onrust die regelmatig tot onlusten leidt op straat, wordt er zowel door overheden als het publiek vaak negatief op gereageerd. En dat terwijl de rel, zelfs als die lijkt op een rooftocht, een belangrijk instrument is om fricties in de samenleving boven tafel te krijgen. Aan de hand van werk van onder anderen Stan Douglas en Aernout Mik, ziet Domeniek Ruyters hoe kunst kan helpen inzicht in de functie en betekenis van rellen te verdiepen, en er zelfs de schoonheid van in te zien.
Er schuilt een pervers genoegen in de rel. Je ziet het liever niet gebeuren, maar bent er toch verschrikkelijk nieuwsgierig naar als het wel gebeurt. Net als bij een auto-ongeluk op de snelweg wil je eigenlijk niet kijken maar werpt er dan toch een blik op. De kick die de rel in vuur en vlam zet is ook op afstand voelbaar, het trekt je aan en neemt je mee in de rollercoaster van emoties die het rellen biedt. Opwinding wordt afgewisseld met weerzin, woede met afgrijzen, agressie met gevoelens van verzoening. Niets zo enerverend als een rel, niets zo veranderlijk en bevrijdend, niets zo onbepaald en onbeheerst.
In de documentaire 30 april 1980 – een dag om nooit te vergeten die in 2006 over de krakersrellen in Amsterdam gemaakt is, valt op hoe het politieke verhaal wat naar de achtergrond is verschoven en de esthetiek van de rel de overhand neemt, alsof we er twintig jaar later wat meer van mogen genieten.[1] Er wordt door veel gesprekspartners met liefde gesproken over de rel, die bewijst een bron van poëtische schoonheid te zijn. Hans Dagelet loopt mijmerend langs de locaties waar de conflicten destijds zijn uitgevochten, terwijl hij in prachtige volzinnen rept over straten die er door de vele verfbommen uitzagen als de schilderijen van Jackson Pollock.
Ik zie opnames van een bijna klassieke schoonheid: ME’ers in het gelid in een schijnbaar onafzienbare rij over de volle breedte van de straat, als een abstracte compositie in de mist van meerdere rookbommen. Stenenregens denderen neer op voorbijsnellende politiebusjes als de bijna telbare dikke druppels van een zomerbui. Onverwacht pittoresk zijn ook de barricades die zijn opgetrokken uit alles wat de straat te bieden heeft: verkeersborden, werkhuisjes, auto’s, stokken en stoeptegels. Over de volle breedte van de Vondelstraat en de Huijgensstraat geven ze de stad een ander aanzien, een ander ritme. Drie dagen lang markeerden ze het door krakers bevochten podium van de zelfbevochten vrijheid, die de stad en zijn onophoudelijke verkeersstroom tot stilstand bracht. Ze lieten zien dat het in het leven om meer gaat dan geld verdienen (en uitgeven).
Meest opvallend daarbij is het besef dat de rel niet zozeer een stadsoorlog was, zoals hij in de documentaire door Geert Mak wordt genoemd, maar theater. De revolte wordt niet bevochten maar gespeeld; de politieke orde is nooit werkelijk in gevaar gebracht, zeker niet die dag. Plagerig vertellen krakers over het kat-en-muisspel met de zwaarbewapende snor, die, zoals bij snorren gebruikelijk, elk gevoel voor humor ontbeert en enkel verlangt naar orde en gezag.
Het gaat in de documentaire, zonder dat dat hardop wordt gezegd, over de rel als spel, met in gedachten ook de scène waarin verteld wordt van de bereden politieagent die tijdens een charge van zijn paard viel en zijn helm verloor. Doodsbang keek hij om zich heen, vrezend voor zijn leven, maar hij had niets te duchten. ‘Ontmaskerd’ viel hij niet alleen van zijn paard, maar ook uit zijn rol. Vriendelijk hielpen de krakers hem weer overeind, zonder hem een haar te krenken. Pas toen hij weer te paard zijn helm opzette, ging de strijd weer vrolijk verder.
Tweehonderd gewonden vielen er bij de rellen van Geen woning geen kroning, maar er is niemand die dat nog weet. Terwijl vermoedelijk iedereen die de kroning van Beatrix op tv zag zich het hoogtepunt van het spektakel herinnert: de rookbom die kraker Kees ontstak op de Dam, tijdens de balkonscène waarin Beatrix als de nieuwe koningin werd voorgesteld. Het was geen gewone bom, gelukkig, maar eentje voor de show. De pluim van deze ‘showbom’ staat in het collectieve geheugen gegrift.
Leren van de Age of Riots[2]
Het is niet vreemd dat kunstenaars die rellen bestuderen juist bijzonder gevoelig zijn voor dit theatrale aspect van de rel. Een klassiek voorbeeld uit de recente kunstgeschiedenis is het werk dat Jeremy Deller maakte over de staking van de National Union of Mineworkers in 1984, in het bijzonder de specifieke confrontatie tussen stakende mijnwerkers en de politie die plaatsvond bij de Orgreave Coking Plant in Yorkshire op 18 juni 1984. De slag kreeg een tweede leven in een grote heropvoering die Deller in 2001 organiseerde, onder de titel The Battle of Orgreave.[3] Figuranten en mijnwerkers gingen op zijn verzoek nog eens quasi op de vuist met elkaar. Re-enactments waren tot dan vooral bekend van historische verenigingen, die soms weekenden lang historische veldslagen naspeelden, maar hier werd voor het eerst recente geschiedenis herbeleefd. Deller uitte er zijn zorgen mee over de gevolgen van het hardvochtige neoliberale bewind van Margaret Thatcher dat in de vroege jaren tachtig duizenden mensen werkloos maakte.
Ik moet aan Dellers reconstructie denken als ik de vijf foto’s uit de serie 2011≠ 1848 zie, die Stan Douglas exposeerde in het Canadese Paviljoen van de Biënnale van Venetië van 2022 en die dit najaar te zien zijn in De Pont museum. De serie brengt de rellen in beeld die in de nasleep van de kredietcrisis in 2011 plaatsvonden in Vancouver, Tunis, New York City en Londen. Ze ogen als natuurgetrouwe weergaven van de protesterende meutes, brandende auto’s, menselijke blokkades in door vuurtjes en politielinies op locaties als een omsingelde woonwijk in Londen en een statige boulevard in Tunis – maar ze zijn dat niet. Weliswaar is de architectuur gefotografeerd op locatie, maar de menselijke figuratie is net als bij Deller een heropvoering.
Douglas monteert de nagespeelde scènes uit rellen die hij live op tv had gezien samen met apart gefotografeerde rekwisieten, zoals de brandende auto’s, in op locatie geschoten opnames van de omgeving. Bij elkaar bieden de foto’s een beeld van een wereld die in brand staat, elk met een met een eigen verhaal: de Arabische lente in Tunesië, de Occupy-protesten in New York, antiracistische rellen in de Londense wijk Hackney na de dood van de Mark Duggan en onlusten in Vancouver nadat het lokale ijshockeyteam de finale van de Stanley Cup had verloren.
Douglas had natuurlijk voor een compilatie van opnames kunnen kiezen van de tv-beelden van nieuwskanalen waar hij zich bij zijn weergave op baseert, maar doet dat bewust niet. Hij verkiest distantie, bewerking en verwerking, vertelt hij in een interview over het werk: ‘Je maakt de kunst met de ervaringen die je zelf hebt opgedaan in de wereld, en zo kijk je er ook naar als toeschouwer.’[4] Hij creëert afstand tussen hem en zijn onderwerp, met als gevolg dat de (politieke) emotie uit het werk vertrokken is. Het zijn, bezien vanuit het perspectief waarop rellen doorgaans in beeld verschijnen op livestreams van nieuwsprogramma’s, vrij koele registraties, vol kleine, weinig opvallende details.
Het politieke drama dat de rel op televisie biedt lijkt uitgebannen. Geen bloed, geen wreedheden, geen ellende. Douglas koos momenten van kort voor of na het incident, waarin de vermeende relschoppers een menselijk gezicht krijgen, rustig met elkaar praten, de belevenissen in alle rust evalueren. Ik lees in een interview dat Douglas vooral gefascineerd is door het niet-spektakel van het spektakel, de stilte, het hangen van de opponenten in groepjes bij elkaar. Je ziet het aan de zittende groepen midden op straat in Tunis, maar ook bij de clubjes die zich op grote afstand van elkaar bevinden in Hackney. Alleen bij de sportrellen in Vancouver biedt de meute de opwinding die we gewend zijn te associëren met de rel. Ik vind het eerlijk gezegd de minste foto in de reeks.
In interviews vertelt Douglas dat hij met zijn herinterpretaties een dieper begrip van de rel wenst te bereiken. Hij wil weg van het oppervlakkige cliché van de rel als gewelddadig exces om hem in zijn complexiteit te laten zien, zijn sociale en politieke gelaagdheid, zijn vele gezichten, verschillende fases, rolverdelingen. En de historische specificiteit ervan, Douglas haalt de Franse filosoof Alain Badiou aan die het evenement typeert als dat wat gewoontes doorbreekt en samenlevingen een andere kant op kan sturen.5 Hij laat vooral zien dat er niet één waarheid te vertellen is over de rel, niet door de betrokken partijen, ook niet door hem.
Thema's


Onbegrip
Je kunt stellen dat de rel over het algemeen niet heel erg goed begrepen wordt, niet alleen door regeringen, ook door het publiek. Overheden willen rellen zo snel mogelijk neerslaan uit angst voor de menigte, uit angst voor escalatie. Ze zouden ze misschien het liefst voorgoed uitbannen met alleen maar meer repressie, als was de rel een kwaadaardig virus dat bedwongen moet worden. Terwijl rellen nooit op zich staan, maar voortkomen uit sociale onvrede die al jaren heerst en die zich uitstrekt over veel grotere gebieden dan alleen die ene wijk, soms over hele landen en continenten. Ze vragen erom beter begrepen te worden.
De kunstsector reageert daarop, omdat ze maar al te goed weten hoe belangrijk fricties zijn voor een gezonde samenleving. Je zou het zelfs levenselixers kunnen noemen, die steeds minder worden toegestaan, bang als iedereen is voor verandering, het buitengewone, de vreemdeling. Die monopolisering van de samenleving door de macht is een van Douglas’ grote frustraties, waartegen ook Aernout Mik zich al jaren keert. Vorig jaar zomer zag ik in Schirn Kunsthalle een aan dit onderwerp gewijde tentoonstelling van Mik, waarin twee aan elkaar verwante werken in een installatie werden vertoond.6 Het in 2018 gemaakte werk Double Bind is gewijd aan de gewapende special forces, die Mik enkele jaren geleden steeds vaker aantrof in steden als Parijs, Brussel en Antwerpen, in de nasleep van de terreuraanslagen tegen Charlie Hebdo, de Bataclan en vliegveld Zaventem. Ze zien er uit als paramilitairen met een harnas van lichaamsbescherming en zware bewapening, alsof ze iets of iemand beschermen, al weet je niet precies wie of wat.
Mik zet ze neer als ‘een soort spoken’, zo vertelt hij in een interview in de Volkskrant (2022). ‘Ze waren heel opzichtig aanwezig en tegelijk probeerde iedereen ze zoveel mogelijk te negeren.’ In de video zijn ze vooral druk met zichzelf en bewegen traag voort door een luxe buurt, als een bestorming in slow motion, om even defensief als agressief op te rukken voor een inval die nooit plaatsvindt. Vruchteloos proberen ze ergens binnen te komen en in een andere scène bewegen ze er even vruchteloos er weer uit.

Het andere werk, Threshold Barriers (2022), verplaatst de rel letterlijk naar de bühne, door opponenten in een demonstratie bij elkaar vast te zetten in een blokkade van dwanghekken die ervoor zorgt dat ze geen kant op kunnen en tot elkaar veroordeeld zijn. Zowel de demonstranten als hun bestrijders, de gewapende politie, proberen enerzijds hun rol in ere te houden en te doen wat ze geacht worden te doen, namelijk elkaar te bevechten, maar een moment later liggen ze innig verstrengeld te schuilen onder aaneengeschakelde paraplu’s.
In het werk zijn tal van momenten te zien die mij doen denken aan de eerder beschreven scène uit Amsterdam in 1980, waar de politieagent ineens mens werd en vriendelijk bejegend. Rollen worden omgedraaid of nadrukkelijk hun betekenis ontnomen. ‘Ik ben geïnteresseerd in die momenten dat twee uitersten opeens in elkaar over gaan’, legt Mik uit aan de krant. ‘Waar slaat de controle van de ene groep over op de andere?’
Hoe nu deze werken van Douglas en Mik te plaatsen in dat veel bredere veld van kunstenaars die aan rellen gewijd werk maken? Een scherpe politiek-filosofische kritiek ontbreekt, zoals die bijvoorbeeld zit in het aan opstanden gewijde werk van Naeem Mohaiemen (bekend van documenta 15). Er is geen politiek kritisch feitenrelaas in verwerkt, zoals bij Forensic Architecture in hun aan Palestina gewijde werk. En geen politieke agenda gericht op het kunstinstituut om stelling te nemen, als bij schitterende installatie Bakunin’s Barricade (2015) van Ahmed Ögüt, die in diverse musea barricades opbouwde waarin werken uit de collectie van de instelling zijn verwerkt, naar een idee van de anarchist Bakoenin. Ögüts werk mocht alleen aangekocht worden door het museum als het zich bereid verklaarde het werk ook uit te lenen aan de straat, om daadwerkelijk te gebruiken als barricade, mocht een lokale actiegroep dat wensen.
Ik zie bij Douglas en Mik vooral een sterke behoefte de rel niet zozeer te belichten, maar vooral te vertalen naar de kunst, waarbij een te directe politieke duiding wordt ontweken en wordt gezocht naar andere betekenislagen in de rel, die ook in de Amsterdamse documentaire zo treffend werden blootgelegd. Het is werk dat de rel bezingt als een in maatschappelijk opzicht zeer wenselijk, want bevrijdend, instrument, complex en betekenisvol, vol diepere lagen en bodems, dat in staat is iedereen aan te spreken en wakker te schudden om beter te zien wat er speelt in alle lagen van de bevolking, ook die lagen die voortdurend buiten zicht blijven.
Douglas en Mik tonen de rel als een aantrekkelijk, zelfs verleidelijke methode om de stad te verrijken en democratie te herstellen, de diversiteit te omarmen, inclusief alle verstoringen die dat geeft. ‘Mijn koninkrijk voor een rel’, grapten de Amsterdamse krakers op 30 april 1980, en in feite is die behoefte sindsdien alleen maar gegroeid.
Douglas en Mik laten zien dat, anders dan bij een rel op straat, kunst een manier kan zijn om monopolies te bestrijden en het verzet een stem te geven, zonder direct zelf bestreden te worden. In zijn tentoonstelling draagt Douglas ook muziek aan als voorbeeld waarin het protest een wijdverbreide vertaling vindt. In de video ISDN (2022) brengt hij rappers uit verschillende muziekculturen als Grime en Mahraganat samen in een fictieve battle (alle raps worden door de computer in wisselende volgorde gemonteerd). Grime en Mahraganat hebben elk in hun cultuur van herkomst een grote impact op het verwoorden van de woede over bestaand onrecht en ongelijkheid. Douglas’ zinderende battle is op de schaal van geweld volstrekt ongevaarlijk, als rellen voor de show, maar uiteindelijk misschien wel net zo effectief in het vergroten van het bewustzijn over wat de samenleving nodig heeft.
Stan Douglas: 1848 ≠ 2011
De Pont Museum, Tilburg
16.9 t/m 28.1.2024
[1] De documentaire is onder deze titel te bekijken op YouTube
[2] Natasha Ginwala spreekt over de Age of Riots in de toelichting op de tentoonstelling Riots: The Slow Cancellation of the Future, IFA Berlijn (2018) met tal van werken over rellen uit alle delen van de wereld. Later verscheen het boek Nights of the Dispossessed: Riots Unbound, onder redactie van Natasha Ginwala, Gal Kim en Niloufar Tajeri, New York 201, waarin allerlei cultuurcritici en sociologen constateren dat de rel niet alleen veel verschillende oorzaken en gedaantes kent, maar ook voortdurend wordt bestreden en uitgebannen door angstige regeringen, waardoor het succes van de opstand doorgaans te wensen over laat.
[3] Het werk The Battle of Orgreave bestaat uit meerder zalen van documentatie, inclusief een video van de re-enactment van de rel. Het is in het bezit van Tate Modern, Londen
Domeniek Ruyters
is hoofdredacteur van Metropolis M