Reloaded
Reloaded
Een interview met Martha Colburn
De Amerikaanse Martha Colburn maakte ruim veertig animatiefilms, ‘bewegende schilderijen’ waarin ze een obscure wereld creëert, vol iconografische mythologieën, perversiteiten en vreemde sferen. Recentelijk verhuisde ze vanuit Nederland terug naar haar geboorteland, waar haar werk al snel een meer politieke lading kreeg. Ze verandert indianen in soldaten en Bin Laden in een heks, waarmee ze op speelse wijze de politieke iconografie en zijn indoctrinerende façade bekritiseert.
Sinds midden jaren negentig maak je experimentele films uit gevonden materiaal, krantenknipsels en tekeningen, die met de hand zijn ingekleurd. In deze geanimeerde, ironische ‘collages’ zijn geweld, seks, fetisjisme en dood de terugkerende thema’s. Je begon met films als Acrophobic Babies (1994), waarin de fysieke eigenschappen van 16mm-found footage werden onderzocht. Later, in films als Asthma (1995) en Caffine Jam (1995), stortte je je op super 8, waarbij je animaties combineerde met live footage, wat een hallucinatoir effect gaf. Gedurende deze periode maakte je ook muziekopnames, die je vaak gebruikte als soundtrack bij films. Na een korte retraite, keer je nu terug met de meer kritische en gelaagde films Destiny Manifesto (2007) en Meet Me In Wichita (2007). Hoe zou je je werk van nu ten opzichte van dat van vroeger karakteriseren?
‘In algemene zin gaat mijn werk over populaire cultuur, het consumentisme, de politiek en seksualiteit. In mijn recente werk haak ik daarbij meer in op thema’s als mythevorming, perceptie, geschiedenis en het onbewuste. Ik maak gebruik van verwijzingen naar Franse manuscripten uit de middelleeuwen, vroege Amerikaanse kunst, landschapsschilderijen en sprookjesillustraties. Het werk overbrugt zienswijzen uit heden en verleden, gaat in op ideeën over verlies van geloof, een obsessie met spektakel, zelfdestructie, compulsief gedrag en geweld. Remmingen en angst zijn karakteristiek voor mijn werk, hoe ongeremd en onbevreesd het ook mag lijken.’
Kun je iets meer vertellen over deze ontwikkeling?
‘Met What’s on (1998) overwon ik mijn frustratie over televisie en de gedachteloze consumptie ervan. Die film had net zoveel impact als televisie, zo niet meer. Veel van mijn films uit die tijd zijn superagressief. Tegenwoordig interesseer ik me meer voor het pretechnologische tijdperk. Ik ben op een meer simpele, handmatige manier gaan werken. In Destiny Manifesto bijvoorbeeld worden beelden van schilderijen van de typische stadjes uit het Amerikaanse Wilde Westen vermengd met hedendaagse beelden van het Midden-Oostenconflict. Ik onderzoek de visuele en psychologische parallellen tussen diverse representaties uit deze periodes. Een andere nieuwe film heet Meet Me In Wichita en is een aanklacht tegen de gevaarlijk naïeve houding van de Verenigde Staten in hun buitenlandpolitiek. De film beweegt heen en weer tussen feit, fictie, politiek, fantasie, terreur en moraliteit. Osama Bin Laden, vermomt als verschillende karakters uit The Wizard of Oz, en Dorothy, het hoofdpersonage uit deze film, gaan in gevecht met donkere krachten en kwade geesten. Het is een duistere film, wat dat betreft niet veel anders dan mijn vroegere werk, maar wel geschilderd in pasteltinten en vrolijk fluorescerende aquarelkleuren. Ik maak iets gevaarlijks zoet, iets donkers licht, iets gewelddadigs vriendelijk. Dit is niet zozeer de taal van het massamedium, van pop, alswel een mix van schilderkunst en cinema, waarbij ook gespeeld wordt met bewegende beelden in de zin van een letterlijk bewegend schilderij. Onze beeldtaal is tegenwoordig zo gecompliceerd. Het is een regelrecht escapists-attention-deficit dreamscape.’
Je werkt met veel verschillende media, je maakt installaties, schilderijen, muurtekeningen, et cetera. Toch lijkt animatie het belangrijkste medium voor je te zijn. Hoe komt dat?
‘Ik ben in 1994 begonnen met het maken van animaties voor de titels bij mijn films. Ik maakte ze op super 8 en monteerde ze vervolgens in de 16mm-film. Animatie bleek een techniek waarmee ik controle kreeg over mijn verbeelding, waarmee ik haar beter kon beheersen en uitdragen. Het maakte een ongebreidelde creativiteit in me los: ik maakte net zo snel animaties als iemand anders muziek speelt. Met hetzelfde gevoel voor improvisatie en vrijheid. Ik heb dit werk jarenlang niet laten zien, het ging mij alleen om het maken ervan, waar ik helemaal in opging. Animatie was een fantastisch medium voor mij omdat ik vanuit de kleine chaos van mijn leven kunst kon maken waarmee ik grote onderwerpen ter discussie stelde. Vanuit een vuil hoekje in mijn onverwarmde atelier, kwam ik terecht in compleet andere omgevingen. Animatie is wat dat betreft voor mij iets magisch; het maakt goud van glitter.’
Je werk komt over als een doorlopend proces. Wanneer is een werk klaar voor jou?
‘Een film is klaar als ik ermee stop. Het afmaken van een werk geeft richting aan mijn leven, zonder dat mis ik een bepaalde orde. De laatste tijd werk ik wel aan films in loops, die geen einde hebben. Mijn ideeën hebben de gedaante aangenomen van landschappen en omgevingen en emotionele atmosferen, het gaat nog steeds wel uit van het overkoepelende idee van de film, maar de ideeën worden omgezet naar concrete “plekken”. Er vindt daarbij een soort kruisbestuiving plaats tussen proces en uitvoering.’
Ik vraag het omdat het soms onduidelijk is waarom jouw films ophouden.
‘Toen ik films begon te maken was ik geïnspireerd door muziek. Ik maakte samen met mijn vrienden freaky muziek, maar voor mijn films gebruikte ik juist de lengte van een popliedje, zo’n twee minuten. Toen de films daarna langer werden, begon ik meteen te experimenteren met de lengte van mijn films. De suggestie dat de film voor altijd zou kunnen voortduren werd een specifieke eigenschap van mijn werk. Mensen om me heen stimuleerden me in die denkwijze. Ze zeiden: je bent misschien meer een dichter dan een filmmaker of kunstenaar. Mijn werk gaat in die zin meer over dichtkunst dan over het maken van een film met een verhaal en een daarbij horende spanningsboog.’
De soundtrack in Destiny Manifesto, een van je laatste films, geeft het gevoel alsof je aanwezig bent in de ruimte waar de film is opgenomen.
‘In mijn installaties waren de ruimtes vaak omgevingen waar het publiek niet graag naar binnen ging, omdat ze te agressief zijn of te luid. Nu onderzoek ik ruimtes in films zelf en dat opent een nieuwe wereld voor me. Ik las laatst iets over de creatieve kracht waarmee je een ruimte kunt creëren. Je zou het misschien beter een plek kunnen noemen, maar dan wel een driedimensionale plek.’
Je laatste werk is politieker dan daarvoor. Waarom?
‘Dat overkomt denk ik veel mensen die een in Europa hebben gezeten en weer terugkeren naar de Verenigde Staten. Ik ben weggegaan omdat ik afstand wilde nemen van mijn land, maar in Europa had ik moeite echt deel te nemen aan het debat omdat ik me niet helemaal thuis voelde. Ik voelde me verwijderd van mijn interesses, mijn onderwerp. Sinds ik terug ben in New York, kan ik me daar beter op concentreren.’
Je hebt geworsteld met je werk tijdens je verblijf in Nederland. Kun je iets zeggen over die periode?
‘Het was een zware periode voor me, maar ik zie er wel het goede van in. Het was een interessante uitdaging om afstand te nemen van mijn eigen cultuur. Met andere woorden, als ik alleen van Baltimore naar New York zou zijn verhuisd, dan zou dat in artistiek opzicht niet veel opgeleverd hebben. De verhuizing naar een ander land heeft me volwassen gemaakt. Het heeft me de kans gegeven te groeien in artistiek opzicht.’
Europa was ook je eerste echte kennismaking met de kunstwereld, daarvoor hield je je vooral met film en muziek bezig. Hoe heb je die overgang naar de beeldende kunst ervaren?
‘Op de kunstacademie hield ik me in eerste instantie vooral met beeldende kunst bezig, daarna ben ik pas overgeschakeld op film en muziek. De kunstwereld heeft me in staat gesteld uit de film- en muziekwereld te breken, ik ben bijvoorbeeld muurtekeningen gaan maken. En mijn films werden een vorm van de beeldende kunst.’
Je hebt er expliciet voor gekozen niet met digitale technieken te werken. Waarom die keuze?
‘Ik ben van voor de computergeneratie. Pas toen ik naar Amsterdam verhuisde vijf jaar geleden, had iedereen een computer. Ik houd er niet van als techniek zo aanwezig is. Er zit iets rustgevends aan het maken van films op mijn manier. Als je je een techniek echt eigen maakt wordt het pas interessant. Ik wil animaties maken, gecompliceerd of simpel van opzet, maar ik wil tot de kern ervan geraken.’
Hoe zou je werk nu positioneren?
‘Mijn werk overschrijdt veel grenzen. Vorige week was mijn werk te zien op een middelbare school in New York met de lastigste kinderen van de stad en enkele filmfestivals in Europa en andere exotische plaatsen. Deze week is het te zien in het Whitney Museum in New York, een festival voor underground cinema in San Francisco en een festival voor nieuwe muziek in Oostenrijk. Het is niet aan mij om me te positioneren in al die werelden. Het is aan mij om er iets voor te maken. Ik wil actief zijn in de samenleving, in zoveel mogelijk omgevingen. Op dit moment ben ik bezig met een Duits sprookje voor een groep modern klassieke componisten, dat vertoond gaat worden in het Whitney Museum met live zangers en een ensemble. Het onderzoeken van die verschillende gebieden en stijlen is bevrijdend. Ik houd ervan mijn werk te vertonen op plekken waar het zich niet thuis voelt. Maar om het daar te krijgen zal ik er vaak eerst zelf heen moeten.’
Krist Gruijthuijsen