metropolis m

Garage Underground, 2023 (voorgrond); Lizan Freijsen (achtergrond), Dark Carpet, 2023

Symbiose, schimmels en paddenstoelen maken al langer een opmars in de kunstwereld en verschillende (cultuur-)theoretische kringen. Denken vanuit het mycelium netwerk levert nieuwe perspectieven op de verstrengelde relaties die we met elkaar, de natuur en alles om ons heen aangaan. Wat kunnen we leren van de verhoudingen tussen parasiet en gastheer in deze symbiotische wereld?

Het woord parasiet komt van het Griekse parasitos, wat mee-eter betekent. De ‘parasieten’ hielpen priesters met het offeren en kregen als beloning een gedeelte van de offers. Dat positieve imago lijkt de parasiet sinds de Grieken echter kwijt te zijn geraakt. Vandaag worden parasieten vooral gezien als kwaadaardige indringers. Ook bieden ze vaak inspiratie voor horror- of sciencefictionverhalen, zoals David Cronenbergs Shivers (1975): een film over een laboratorium waarin een parasiet wordt ontwikkeld die de onderdrukte seksuele en agressieve driften van de mens terug zou moeten brengen. In zulke scenario’s leren we de parasiet kennen als de onbekende, soms aliënachtige entiteit die het menselijk brein overneemt. Maar is het wel terecht om parasieten zo kwaadaardig te framen? Doet de mens, zelf ook niet vrij van parasitair gedrag, wel recht aan het parasiet-zijn? In plaats van de parasiet enkel in een horrorcontext te plaatsen, zouden we ook kunnen leren van parasieten, bijvoorbeeld over onze relaties met elkaar en de natuur. De parasiet forceert ons om buiten de kaders van ons mens-zijn te denken en biedt daarmee een nieuwe, conceptuele benadering van systeemkritiek.

Schimmels op insecten

In het boek Let’s become fungal! dat onlangs uitkwam bij Valiz, wordt aan schrijver en mycologist Patricia Kaishian gevraagd van welk organisme wij het meest zouden kunnen leren. Haar antwoord: een bepaald soort schimmel die als parasiet op insecten leeft.1 Deze schimmels leven stilletjes in symbiose met insecten en gebruiken enkel het voedsel en de energie die zij nodig hebben om te overleven. Ze veroorzaken daarmee eigenlijk geen schade aan hun gastheer, die hun aanwezigheid ongemoeid ondergaat. Yasmine Ostendorf-Rodríguez, die voor dit boek gesprekken voerde met wetenschappers, kunstenaars, filosofen en Indigenous wisdom keepers, stelt: ‘It’s impossible not to think about how we humans could and should be more like these parasites with the planet as our host. Could we take food and energy without causing our host, the planet, harm? Yet parasites are the ones we humans tend to despise. How ironic.’2

We zijn geneigd te denken dat er geen vorm van parasitisme mogelijk is waarbij de gastheer niet volledig wordt uitgemelkt, maar de natuur leert dat er ook meer fluïde vormen van parasitisme bestaan

Het boek bespreekt ook hoe taal ons kan helpen bij het navigeren door de wereld van paddenstoelen en symbiose. Kaishian stelt dat de term ‘parasiet’ gekaapt is en dat er onterecht een negatief imago aan is verbonden. Ze pleit ervoor dat we de term terug claimen en verbinden aan de meer positieve kanten ervan.3 De grens tussen parasitisme en andere, veel positiever beschouwde vormen van symbiose is heel vaag. Door het horror-imago van de parasiet zijn we geneigd te denken dat er geen vorm van parasitisme mogelijk is waarbij de gastheer niet volledig wordt uitgemelkt, maar de natuur leert dat er ook meer fluïde vormen van parasitisme bestaan. Juist door die bestaande biologische relaties te bestuderen, kunnen we leren dat het niet zo zwart-wit hoeft te zijn, en dat we ook onze eigen relaties meer vanuit die fluïditeit zouden moeten benaderen.

Het boek bevat verschillende essays, gesprekken, verhalen en illustraties die je op een fijne en toegankelijke manier laten kennismaken met het ongrijpbare universum van paddenstoelen en het mycelium: het draadachtige netwerk van schimmels dat zich grotendeels onder de grond bevindt. De titel Let’s become fungal impliceert het worden van iets dat we nog niet waren, maar het boek gaat juist om de realisatie dat onze relaties altijd al symbiotisch waren en stelt de vraag hoe we onze wereld op basis hiervan kunnen inrichten. Zo wordt in het hoofdstuk ‘How to Organize Like a Mycelium?’ de vervlechting van actiegroepen in Chili, Mexico en Brazilië genoemd als manier waarop activisten zich op een non-hiërarchische manier organiseren. In ‘How to Escape Categorization?’ wordt uitgelegd waarom mycologie een queer discipline is. ‘Nothing is more queer than nature’, stelt ecoloog Brigitte Baptiste.4 Zo hebben sommige paddenstoelen soorten wel 23.000 verschillende soorten seksuele identiteiten. Alleen al daarom kunnen paddenstoelen ons leren buiten aangeleerde categorieën te denken. Daarnaast wordt er een belangrijk verband gelegd tussen paddenstoelen en Indigenous vormen van kennis. Door het hele boek heen wordt regelmatig terugverwezen naar deze vormen van onderdrukte kennis. Het boek laat daarmee zien dat denken met en vanuit paddenstoelen en het mycelium niet enkel een trend, maar een eeuwenoude vorm van kennis is.

Marit Mihklepp, every second is kissed by billions of lips (love letter to 'dierkens'), fotografie Gunnar Meier, © RADIUS CCA

Hoewel de zware en geladen onderwerpen niet geschuwd worden, geeft Ostendorf-Rodríguez soms ook wat ademruimte. Het boek stemt me hoopvol – geen gemakkelijke opgave als het gaat om ecologie. Rommy González maakte prachtige tekeningen van schimmels en achterin is zelfs een quiz te vinden die je vertelt wat voor schimmel je bent op basis van hoe je je voelt over de toekomst. Zinnen als: ‘I see a clear teaching here: no more FOMO because when we are more like spores, we are everywhere’,5 ademen het plezier en de humor van het bestuderen van paddenstoelen.

Sociale parasieten

Ostendorf-Rodríguez staat niet alleen in haar pleidooi voor het gebruik van symbiose en parasitisme om een dieper begrip te kweken van de wereld om ons heen. De sciencefictionverhalen van Octavia Butler zijn vaak opgebouwd vanuit vergelijkbare biologische begrippen. Zo gaat haar roman Clay’s Ark (1984), die onderdeel uitmaakt van haar Patternist-serie, over drie mensen die worden gekidnapt door iemand die is geïnfecteerd door een micro-organisme. Deze parasiet geeft de gastheer extra fysieke krachten, maar heeft hem of haar ook nodig om te overleven en zich te verspreiden. De verschillende symbiotische relaties die centraal staan in Butlers boeken zijn niet bedoeld om een horrortoekomst te schetsen. Eerder bieden ze een manier om onze bestaande symbiotische relaties met elkaar en de wereld te begrijpen. Onze relaties zijn al symbiotisch, ook wij zijn soms de gastheer of de parasiet. Het gaat er niet om dat wij symbiotischer moeten gaan leven, maar dat we vanuit symbiose naar onze relaties kijken, niet enkel onze relaties met de natuur, maar ook politieke, sociale, koloniale en patriarchale relaties.

Tijdens het schrijven van dit essay was het eerste werk dat in mij opkwam de film Parasite (2019) van Bong Joon-Ho. Aanvankelijk liet ik deze associatie een beetje los, omdat ik symbiose vooral zag als iets dat zich in de natuur afspeelt. Later realiseerde ik me dat het verhaal dat verteld wordt in de film juist laat zien hoe ook intermenselijke relaties symbiotisch zijn en dus ook een vorm van parasitisme kunnen bevatten. De film gaat over een gezin met financiële problemen. Nadat de zoon gaat werken voor de familie Park, maakt het gezin een plan om allemaal een baan te bemachtigen bij deze rijke familie. De film laat deze langzame infiltratie zien, maar toont ook hoe overheersend klassenverschillen kunnen zijn. Door de rol van parasiet in te nemen, vindt het gezin een manier om deze wereld toch gedeeltelijk binnen te dringen.

Parasieten zorgen hier voor een systeemverstoring en levert zelfs systeemkritiek: ze bemachtigen een plekje aan de tafel van de rijken en verstoren zo het klassenonderscheid. Michel Serres beschrijft in zijn boek The Parasite (2007) hoe gemarginaliseerde groepen grotere spelers kunnen worden in debatten, door te handelen als parasieten. Al onze relaties bevatten vormen van parasitisme en symbiose, maar soms zijn de verhoudingen te scheef: ‘What does man give to the cow, to the tree, to the steer, who give him milk, warmth, shelter, work, and food? Death.’6 Serres beargumenteert dat elk systeem, hoe harmonieus het ook lijkt, bepaalde fricties en spanningen in zich draagt. Een volledig harmonieuze symbiose is onmogelijk, of misschien wel helemaal niet het perfecte systeem. Daarom is parasitisme juist zo’n belangrijk en interessant denkkader. Het toont de verwikkelingen, maar ook de asymmetrie.

Serres gebruikt in zijn boek de definitie van de ‘mee-eter’ binnen verschillende narratieven. De parasiet kan hierin verschillende rollen innemen, maar Serres ziet de parasiet vooral als een verstoorder, vreemdeling of onbekende. Het is deze ontwrichting die ervoor kan zorgen dat onderdrukte subgroepen bepaalde gesprekken of discoursen kunnen binnendringen. Denk bijvoorbeeld aan patricia kaersenhouts Guess Who’s Coming to Dinner Too (2017-21), waarmee ze reageert op Judy Chicago’s werk The Dinner Party (1974-79). Chicago’s canonieke werk toont een driehoekige tafel die is gedekt voor 39 vrouwen en geeft daarmee kritiek op het uitsluiten van vrouwen als historische spelers. Kaersenhout merkt op dat er aan Chicago’s tafel echter nauwelijks plekken gedekt zijn voor queer vouwen of vrouwen van kleur. Kaersenhouts werk dekt dan ook een tafel voor 38 (queer) vrouwen van kleur. Chicago en kaersenhout bevragen beiden wie er aan mag schuiven, mee mag eten en mag participeren in de samenleving. Maar hoe kunnen we, in plaats van nieuwe tafels te dekken, ook ruimte scheppen aan de bestaande eettafel?

Onzichtbare relaties

Bij RADIUS in Delft was afgelopen herfst de tentoonstelling Radicale Symbiose: Het sociale leven van microben te zien (2.9 t/m 19.11.2023). De tentoonstelling is onderdeel van het jaarprogramma naturecultures van RADIUS, waarin de verstrengeling van natuur en cultuur centraal staat. In de groepstentoonstelling wordt licht geworpen op onze verborgen connecties met microscopisch leven. Aan de hand van drie thema’s – de onzichtbare wereld om ons heen, petrischaalculturen en intieme relaties – laten de deelnemende kunstenaars zien in hoeverre de mens verweven is met andere wezens, wat ons in essentie symbiotische posthuman wezens maakt.

Ecologische en sociale symbiose zijn daarmee ook geen aparte domeinen, toont bijvoorbeeld het werk van het collectief Escuela de Garaje (Garageschool). Het collectief zet een soort ‘ondergrondse’ scholen op en probeert zo pedagogiek te benaderen vanuit de onzichtbaarheid. Onderdeel van hun werk bij RADIUS is een speakeasy, een illegale drankgelegenheid. Hier wordt moonshine gestookt met rauwe honing, planten en boomschors uit Delft. Bij het werk hoort ook een reader die net als de drank zelf gezien kan worden als een samenspel tussen de kunstenaars, RADIUS en Delft. De reader bevat teksten over moleculaire seks, dekolonisatie, queer bacteriën en quantumdeeltjes. Als bezoeker kan je de reader niet alleen doorbladeren, maar ook anoniem downloaden via een Piratebox. Als microscopische parasiet kan je je zo onzichtbaar en illegaal bewegen in de kosmos van de Garageschool. Het resultaat is een radicale vorm van kennisuitwisseling die best wat overeenkomsten vertoont met een speakeasy. Het leerproces wordt hier gepresenteerd als een fermentatieproces waar mens, natuur, bacterie en gemeenschap aan bijdragen. Je mag gewoon aanschuiven en parasitaire verstoringen worden vooral aangemoedigd.

Mihklepp beschrijft hoe de zandkorrels op de rand van het glas je lippen kussen en de bacteriën in je mond omhelzen, hoe de gefermenteerde drank in je lichaam een Big Bang veroorzaakt

Een andere deelnemer aan Radicale Symbiose, Marit Mihklepp, gebruikte brieven van Antoni van Leeuwenhoek die hij schreef aan andere wetenschappers over zijn ervaringen met microben, als uitgangspunt om zelf een soort liefdesbrief te schrijven aan deze minuscule wezentjes. Microben bevinden zich tussen ons lichaam en de buitenwereld in, beargumenteert Mihklepp, en kunnen daardoor optreden als een soort poëtische bemiddelaar. In het videowerk Every Second Is Kissed By Billions Of Lips (love letter to ‘dierkens’) (2023) beschrijft Mihklepp hoe het drinken van een biertje op het strand tot de geboorte van een heel nieuw ecosysteem leidt. Ze beschrijft hoe de zandkorrels op de rand van het glas je lippen kussen en de bacteriën in je mond omhelzen, hoe de gefermenteerde drank in je lichaam een Big Bangveroorzaakt. Op het scherm verschijnen foto’s van zand, stenen, water, bacteriën en bomen over elkaar heen. Mihklepp richt een vergrootglas op deze onzichtbare relaties en gebruikt poëzie om een liefdesverklaring af te leggen aan deze wezens en ons lichaam. Het heeft iets aandoenlijks, om zo na te denken over bacteriën, maar brengt ook bepaalde problemen met zich mee. Door het onzichtbare tot iets zichtbaars te maken, laten we dit niet-menselijke conformeren aan een menselijke standaard van relaties. Mihklepp omzeilt deze problemen echter slim. Door te schrijven vanuit een liefdesverhouding, behoudt het werk en de taal die ze gebruikt iets ongrijpbaars. Liefde kan ook onzichtbaar zijn en is daarmee net zoals de microben iets wat zich tussen de dingen in bevindt.

In de tentoonstelling is ook werk opgenomen van Johanna Bruckner, die bezig is met een onderzoek naar de queerness en seksualiteit van microben, bacteriën en deeltjes. De wetenschap is lang gebruikt als argument tegen queer lichamen en relaties, maar Bruckner onderzoekt hoe juist technologie en wetenschap inherent queer zijn en grenzen – sowieso een door mensen opgelegd construct – kunnen vervagen. Het werk bestaat uit twee videoschermen waarop computersimulaties, dansende verstrengelde lichamen en Zoom-gesprekken getoond worden. Het werk is een collage waarin natuur en technologie in elkaar overlopen. Waar ligt de grens van ons mens-zijn? Op welk punt eindigen wij en begint de buitenwereld? Zijn wij niet meer bacterie dan mens? Zulke vragen verstrengelen de microbiologie, technologie en metafysica, en geven zo een nieuw perspectief op wat het betekent om posthuman te zijn. Interessant is hoe Bruckner niet bang is om dit symbiotische proces te verbinden aan technologie. Net zoals de Garageschool fermentatieprocessen naast piraatbibliotheken legt, laat Bruckner zien dat microben en robots meer gelijkenissen met elkaar vertonen dan we misschien in eerste instantie denken.

Door de natuur te bestuderen en hiervan te leren, wordt duidelijk hoe fluïde symbiose is. De natuur is misschien complex en ongrijpbaar, ze toont ons ook hoe we niet weg moeten stappen van frictie en verstoring. Parasitaire relaties bestaan nu eenmaal; niet alleen in de natuur, maar ook tussen mensen. We moeten enkel leren om deze fluïditeit te gebruiken, bijvoorbeeld om onze relatie met de planeet op andere manieren te begrijpen. Dat de eettafel vol staat met eten, betekent namelijk niet dat alles meteen op moet.

Let’s become fungal!, Yasmine Ostendorf-Rodríguez (red.), 2023, Valiz, 336 blz., 978-94-93246-28-7

1 Yasmine Ostendorf-Rodríguez, Let’s become fungal!, 2023, p. 238

2 Ibid, p. 239

3 Ibid, p. 281

4 Ibid, p. 181

5 Ibid, p. 233

6 Michel Serres, The Parasite, 2007, p. 5

Stella Kummer

is schrijver en studeert fine arts

Gerelateerd

Recente artikelen