metropolis m

Geen leven zonder stof. Stof is de constante, al het andere is beweging, is flow. We kunnen nooit ontsnappen aan die constante, stof zal er altijd zijn. Willem van Weelden beschouwt stof als readymade van de schepping. In dit essay verbindt hij Duchamps Dust Breeding met smart dust en vraagt zich af wat de kunst van toepassingen met intelligente stof kan leren.

‘Much of our mental activity goes into building up a kind of nebulous information

cloud, a space for half-formed thoughts, which is pre-logical, pre-verbal, playful. I think we need a daydream engine for this space.’

Philip Tabor op de zevende Doors of Perception

Stof, stoffigheid en stoffelijkheid

Na het in elkaar storten van de Twin Towers werden de straten rondom het gebied gehuld in dikke stofwolken. Het drama van de gebeurtenis zat hem naast het beeld van de exploderende vliegtuigen, in de beelden van de dreigende stofwolken die zich met het geweld van de Niagara watervallen een weg baanden door de te nauwe straten van Lower Manhattan. Het beeld van de wild om zich heen grijpende stof werd het symbool van de alomtegenwoordigheid, de virale doordringing van de aanval op het vrije Westen. Mensen vluchtten in opperste paniek voor de wolken uit alsof ze op de hielen werden gezeten door King Kong of een monster uit Jurassic Park. In de dagelijkse omgang met stof sta je er niet bij stil dat er zoveel dreiging van uit kan gaan. Stof is vooral ontmoedigend. Als je je huis na een schoonmaakbeurt naar je eigen idee helemaal gezuiverd hebt, begint het proces van het neerdalen van het stof weer van voren af aan. Er is geen definitieve afrekening met stof mogelijk, tenzij in antiseptische sciencefictionvisioenen. Stof is een herinnering aan sterfelijkheid en aan de cyclus van al het biologische leven dat uiteindelijk weer tot amorfe biomassa gereduceerd wordt. Stof is vooral de verzamelnaam voor de uitwerpselen van al die kleine beestjes die onzichtbaar onze biosfeer zogenaamd schoon houden. Het stof dat als afval overblijft, is ook weer het begin van nieuw leven en grondstof voor weer nieuwe beestjes. Het leven op aarde heeft dus blijkbaar een automatisch, zich herhalend miniaturisatievermogen. En als je dat wilt zien moet je klein kunnen denken. Stof is de constante, al het andere is beweging, is flow. We kunnen nooit ontsnappen aan die constante, stof zal er altijd zijn.

De gangbare omgang met stof is gericht op het reduceren van de last die het veroorzaakt, zoals machines die niet meer functioneren omdat ze verstoffen, of ziektes die via het stof worden overgebracht. Geen enkel industrieel proces kan ingericht worden zonder aandacht te besteden aan het ontwerpen van een geëigend stofmanagement. Stof is de readymade van de schepping. In 1917 introduceerde Duchamp voor het eerst stof in de beeldende kunst. Tijdens de productie van Het grote glas in zijn New Yorkse studio, een paar straten verwijderd van het latere Ground Zero, liet hij drie maanden lang stof op het glas neerdalen, waarna hij het fixeerde, bewerkte en afsloot met een andere glasplaat. In het onderste gedeelte van Het grote glas bevinden zich, naast de Occulist getuige, de Zeven vrijgezellen die hun kleur hebben te danken aan het bewerkte stof. In de periode voorafgaande aan die bewerking kreeg hij regelmatig bezoek van Man Ray. Bij een van die bezoeken lag het nog onbewerkte, bestofte glas op zijn studiovloer. Het stof had zich met een willekeurige flow gevleid op de mechanische striptease van Duchamp (The Bride Stripped Bare by Her Bachelors, even). Door het neergedaalde stof heen werd de tekening van Het grote glas zichtbaar, en zorgde voor een beeld dat de sfeer opriep van een maan- of marskolonisatieproject in aanbouw of van een alternatieve kaart van de flow van het toeval. De foto die Man Ray samen met Duchamp van dit beeld maakte, is wellicht nog bekender, en raadselachtiger dan Het grote glas: Élevage de poussière (Dust Breeding, 1920).

De stoffigheid van de foto als momentopname is als visioen krachtiger dan Het grote glas. Niet alleen omdat het beeld speelt met schaal, maar ook omdat het als technologisch beeld laat zien dat het alleen in dat domein kan bestaan. Het beeld heeft de suggestie van ‘voorbeeld’, zoals iedere microscopische opname voor medisch gebruik het exemplarische benadrukt van de kleine wereld. Het levert het visuele bewijs van een wereld, een proces dat we normaal niet zien. Die kleine wereld herinnert aan de grenzen van onze zintuigen, en ons gebrekkig vermogen tot waarnemen. De droom van de technologie is om die beperkingen te overwinnen.

Als kunstwerk benadrukt Het grote glas natuurlijk de paradox tussen het vluchtige van zijn visuele verschijning en de statische materialiteit van haar residu. Elke kaart of flowchart (digitaal of niet) heeft een dergelijke kwaliteit: de dynamiek die aanleiding is geweest tot het ontstaan van het afgebeelde gebied, wordt door de kaart als stoffelijkheid op statische wijze gerepresenteerd. Stof is een waarnemingsidee.

Go with the Flow

De meditatie die Duchamp de beeldende kunst in 1917 met zijn Dust Breeding schonk, kreeg recent in de wereld van design een moderne variant met een uitgesproken militaire strekking.

In zijn openingstoespraak van de zevende aflevering van de Doors of Perception heette John Thackara het publiek welkom tot de ruimte van flows. Flow, the design challenge of pervasive computing, was de titel van deze conferentie over design. Het uitgangspunt was de vaststelling dat we bovenop de natuurlijke en de sociaal-culturele systemen inmiddels een derde laag hebben aangebracht, de technische systemen. Bovendien heeft de wereld van computing zich meer en meer geëmancipeerd tot de totale leefomgeving: pervasive computing. Computing heeft niet meer alleen betrekking op de computer die op het bureau staat te snorren, maar is een integraal onderdeel geworden van onze leefwereld. Steeds meer processen worden real time door elektronische systemen begeleid en gestuurd: van infrarode detectiesystemen, die spoelbakken en wastafels automatisch activeren wanneer de infrarood straal wordt doorkruist, tot interactieve geluidssystemen die verwerkt zijn in kleding. En er is nog geen einde in zicht aan de stroom van sensoren, intelligent materiaal, elektronische implantaten en draagbare computertoepassingen, die smeken om grootschalige implementatie.

Net als in voorgaande jaren wilde de conferentie zich buigen over de sociale en culturele gevolgen van deze imperialistische vormen van technologisch design. Zoals Thackara het in zijn openingsspeech stelde: ‘op welke vraag zijn deze slimme gadgets en toepassingen het antwoord?’ Hij herinnerde zich blijkbaar het motto van Duchamp niet: ‘er is geen antwoord, want er is geen vraag.’ De impliciete technologiekritiek die achter deze vraag schuilgaat, is het inzicht dat innovatie niet meer gebaseerd kan zijn op een louter technologisch model, waaruit volgt dat er een beter begrip moet ontstaan voor design als maatschappelijke praktijk en proces. Want juist de toenemende technologisering van de maatschappij maakt het ontoelaatbaar dat de agenda van die vermaatschappelijkte technologie eenzijdig wordt bepaald door technocraten. Of om het in denkbeeldige reclameslogan van een technocraat te formuleren: ‘Technologie is van iedereen, voor iedereen.’ Fundamentele vragen over wie de technocraten toestemming hebben gegeven voor het op fundamentele wijze veranderen van onze levens, blijven noodzakelijk. Zeker vanuit het oogpunt van pervasive computing. Want als de computer lijkt te verdwijnen uit ons directe aandachtsveld betekent dat nog niet dat we er niet meer over hoeven na te denken. De systemen werken toch wel, en worden zonder pardon of dankjewel ingevoerd. Van age key’s tot proactieve toepassingen die ons de keuzen voorschrijven van ons vermaak. De kunst is ook onderdeel geworden van die ervaringseconomie. Het werkelijke en interessante thema dat de conferentie bood, was het probleem hoe je een proces waar je middenin zit, inzichtelijk en ervaarbaar maakt.

Designkritiek wordt dan een pragmatische maatschappijkritiek die uitgaat van de dingen waarmee we dagelijks communiceren, cultuur maken of ons stierlijk mee vervelen. Het opeisen van de verantwoordelijkheid van een ontwerp werkt verplichtender dan het afbeelden van een mogelijkheid. Designkritiek kan dus alleen vanuit die praktische omgang met de technologie een zinnige gestalte krijgen. Vanuit dat oogpunt was het jammer dat er tijdens de conferentie geen interactief diagram te zien was die de aandachtsflow van de aanwezigen toonde.

Daarom is het aardig om te kijken hoezeer de technocraten toe zijn aan experiential design of sowieso een designbewustzijn hebben. In 1996 schrijft Terry Winograd in de door hem geredigeerde publicatie Bringing Design to Software, het volgende: ‘Wat is design? Misschien wel moeilijker dan het ontwerpen van software is het om design te definiëren. Een woordenboek levert tal van verschillende, elkaar enigszins overlappende betekenissen. En een blik op de selectie designboeken in een boekhandel werkt zo mogelijk nog verwarrender. Hoewel we design een zelfstandig naamwoord hebben gegeven is het geen ding. De enige mogelijke vraag is die naar design als activiteit.’ Het is een gemiste kans van de organisatie van Doors om aan deze dooddoener niet een hele conferentie te wijden. Een andere gemiste kans was het niet programmeren van John Gage, een researcher van Sun Microsystems, die de smart dust onder de aandacht bracht.

Beeld – apparaat – programma – informatie

Smart dust is een microtechnologie van kleine sensoren die in een interactief systeem met elkaar en met een thuisbasis kunnen communiceren en specifieke informatie kunnen detecteren en duiden. Het is vooral als militaire toepassing gebruikt en het zou me niet verbazen als er in de aanstaande oorlog met Irak proeven mee worden gedaan. Je kunt het smart dust namelijk in een twintig centimeter groot, onbemand vliegtuigje over vijandelijke stellingen strooien. Ieder afzonderlijk stofdeeltje heeft een specifieke waarnemingstaak. Het meet bijvoorbeeld de klimatologische omstandigheden in het kampement van de vijand, het traceert chemische wapens of het neemt waar hoeveel mensen ergens zijn. De sensoren maken deel uit van een met elkaar communicerende wolk die op 21 kilometer afstand kan communiceren met een thuisbasis. In de thuisbasis worden de gegevens verzameld, geanalyseerd en doorgestuurd. Als onderdeel van remote sensing is dit een potentieel gevaarlijk project dat nog veel meer ongewenste toepassingen kan krijgen.

Op de site van Kris Pister, de man die het idee smart dust aan het uitventen is, noemt hij, na een summiere omschrijving van het project, een aantal mogelijke toepassingsgebieden: weers- en seismologische monitoring op Mars; monitoring van ruimtevaartuigen; communicatienetwerken; chemische en biologische sensoren; controle van wapenopslag; netwerken van sensoren voor defensie; inventariscontrole; toezicht op productkwaliteit; intelligente kantoorruimtes en wat sport betreft, zeilen en balsporten. Over het doel zegt hij: ‘Het doel van het smart dust project is het bouwen van een volledig onafhankelijk communicatieplatform op de schaal van een millimeter voor een massaal te distribueren netwerk. Het apparaat zal de maat van een zandkorrel hebben, sensoren met rekenvermogen bevatten, beschikken over interactieve draadloze communicatie en vrije stroomtoevoer, en tegelijkertijd goedkoop genoeg zijn om in honderden gevallen te gebruiken. Het wetenschappelijke en technologische doel is het bouwen van een compleet en complex systeem met piepkleine state of the art technologie (in tegenstelling tot toekomstige technologie), die een evolutionaire en revolutionaire vooruitgang in integratie, miniaturisatie impliceert.’

Het is natuurlijk fantastisch dat er iemand is geweest die kritisch heeft nagedacht over de mogelijke functionaliteit van stof, niet als beeld maar als werkend bestanddeel van de flow waar we middenin zitten. Het heeft weliswaar nog niet helemaal de maat van stof, maar is alles bij elkaar, als wolk, best bedreigend. Die miniaturisatie is natuurlijk een metafoor voor een onvermogende waarneming. Als je de micro-opnamen ziet van die stukjes elektronische microhuisvlijt, lopen de koude rillingen je over de rug, en niet alleen omdat er veel militaire mogelijkheden zijn. Wat bijvoorbeeld te denken van een informatieoorlog die wordt uitgevochten op het niveau van bacillen en kleine insecten. Het is een wonder dat er zoveel functionaliteit en flow verpakt kan zitten in zoiets kleins. Als onderdeel van de fascinatie met schaal blijft de natuur nog steeds een overtuigende inspiratiebron voor het design.

Het DARPA (Defense Advanced Research Projects Agency) financieert dit slimme stofproject. Het is hetzelfde instituut dat in 1969 een prototype voor het internet ontwikkelde. De netwerkmodellen die zij destijds ontwikkelden waren een natuurlijke opstap tot de circuits die nu in de flowchart van smart dust zitten: hoe je communiceert met wie en volgens welk coderingsprincipe je informatie uitwisselt en waartegen het systeem bestand moet zijn. Smart dust wordt ontwikkelt vanwege kostenbesparing en vanuit de dynamiek van het netwerk: het netwerk als levend orgaan. Het project heeft de uitdaging aangenomen om complexiteit niet alleen waar te nemen in iets futiels, maar om het op dezelfde schaal te programmeren. Dit is technologie die levens kan redden.

Stof in een telegenetisch verbeterde samenleving

Een jaar geleden publiceerde Jean Baudrillard een tekst met de titel Dust Breeding. De tekst ging over twee zaken die hem op dat moment meer dan een doorn, een stofje, in het oog waren. De Franse rip-off van Big Brother, The Loft, die hij omschreef als ‘a media illusion of live reality’, om zich vervolgens nog maar eens af te vragen of de mens fundamenteel gezien niet sociaal is. En de seks zoals die voorkomt in het boek La Vie sexuelle de Catherine M., précédé de Pourquoi et Comment, van Catharine Millet, die verworden is tot seks-processing. Baudrillard is een teleurgestelde sociale denker die de wereld ziet als onderdeel van een universeel concept, als menselijk amusementspark en getto tegelijk. In die wereld is er een obsessie om alles zichtbaar te maken, totdat het saaiheid oproept, totdat in alle zichtbaarheid niets meer te zien is. Verdampt in zijn alomtegenwoordigheid. Hij noemt die ruimte het equivalent van de readymade transpositie van het leven van alle dag. Alles is gevat in gesloten circuits en wordt bewaakt door een camera’s.

Volgens hem is men niet op zoek naar seks, maar naar het spektakel van de banaliteit. Want existentiële banaliteit is een perfecte moord. Mensen zijn door die totalitaire leegte gefascineerd, maar tegelijk ook extreem bang voor de onverschilligheid die dat met zich meebrengt. Hij schrijft: ‘Banaliteit als een laatste vorm van fataliteit is een olympische wedijver geworden, een laatste versie van extreme sport.’

Omdat het publiek onderdeel is geworden van dat gesloten systeem, is het idee van controle diffuus geworden. Het gaat er niet meer om zaken (zoals controle) zichtbaar te maken, maar om dingen transparant te maken voor het externe oog. Het correspondeert met het onvervreemdbare verlangen niets te zijn, en gezien te worden als niets. Er zijn twee mogelijkheden: of je wilt niet gezien worden (bijvoorbeeld beeldrecht problemen) of je geeft je over aan het exhibitionistische regime van onbenulligheid. Ook in de rechtbank is het probleem van het onconditionele recht om te zien en tegelijkertijd het recht om niet gezien te worden, in veel gevallen onoplosbaar en kan alleen doorbroken worden door een extreme, geforceerde vorm van zichtbaarheid. In dat regime van opgelegde zichtbaarheid verliest de communicatie zijn originaliteit. Taal verliest het vermogen tot symboliek en ironie en wordt gereduceerd tot medium. Aan die obsceniteit is volgens Baudrillard niet te ontsnappen, maar die totalitaire kracht helpt wel om het basisprincipe weer in ere te herstellen: de regel van het sublieme, de regel van geheimhouding, de regel van de verleiding. En die willen we verifiëren. Want een systeem is het best te decoderen door zijn excessen.

Leerling van het stof

Zou het concept van smart dust te gebruiken zijn voor nobele doelen? Voor de kunst bijvoorbeeld? Is de potentie die technologie biedt zo in te zetten dat het niet slechts een paranoïde makende verfijning is van het donkere visioen van Baudrillard? Natuurlijk. Bijvoorbeeld in de detectie van grondstoffen in moeilijk toegankelijk terrein. Maar de kunst kan naar mijn idee hier ook iets anders van leren. Namelijk dat de technologie nog steeds de paden van verbeelding volgt die door het modernisme zijn uitgezet. Is het niet tijd dat kunstenaars zich gaan bemoeien met de ontwerpers en bedenkers van al deze panoptische, op extreme controle gerichte systemen? Om te zorgen dat de processen die gecontroleerd worden, een andere aandacht en een andere aard krijgen? Controle die geschiedt op basis van zorg, niet op basis van repressie. Het is namelijk niet de vraag of er genoegen moet worden genomen met een daydream engine, een gevaarloze gedachtewolk, maar hoe er controle gekregen kan worden op de verbeelding die ervoor zorgt dat zelfs het stof der aarde zich tegen zichzelf keert. De wereld is stoffig genoeg. En alle stof kan tegen u gebruikt worden.

Noten

Jean Baudrillard: Dust Breeding http://www.ctheory.net/text_file.asp?pick=293

Doors of Perception : http://www.doorsofperception.com/

Marcel Duchamp: http://www.marcelduchamp.net

Karl Pister, smart dust: http://robotics.eecs.berkeley.edu/~pister/SmartDust/

Willem van Weelden

Recente artikelen