The Nightmare of Participation
The Nightmare of Participation
Boek van Markus Miessen
Ergens in hoofdstuk vier of vijf begin ik genoeg te krijgen van The Nightmare of Participation (Crossbench Praxis as a Mode of Criticality) van Markus Miessen. Goede, prikkelende titel, dat is zeker, en leuke vormgeving van Zak Kyes, maar eenmaal lezend verliest het boek al snel zijn spanningsboog en verandert het van een intellectueel pleidooi voor het conflict als model van maatschappelijke verandering in een oefening in geduld. Geduld dat ik niet heb, net zo min als Miessen dat zelf heeft, gezien de haastige toon van het boek.
Naar voorbeeld van het zogeheten ‘agonistische’ politieke model, waarvan politiek theoreticus Chantal Mouffe de bedenker en grote inspirator is (ze wordt door Miessen ook geïnterviewd in zijn boek, liefst 56 pagina’s lang), bepleit Miessen de introductie van een cultuur van het conflict binnen allerlei participerende verbanden, zoals zijn eigen discipline de architectuur. Hij neemt afstand van de op bemiddeling gerichte groepsprocessen, zoals bekend uit de relational aesthetics, in de hoop via het conflict werkelijke veranderingen in de samenleving te kunnen bewerkstelligen. Geen pappen en nathouden, geen kopjes thee, maar échte verandering. Alleen conflict biedt de garantie op werkelijke innovatie, nieuwe kennis en vernieuwende inzichten, stelt Miessen. Het is de enige weg naar ‘kritische en productieve veranderingen’.
In zijn boek probeert hij deze gedachte intellectueel in te kleden, maar Miessen geeft nergens de indruk dat hij alle kwesties en begrippen die te berde worden gebracht grondig heeft doorgenomen en heeft laten bezinken, alvorens het aan het papier toe te vertrouwen. Zijn enthousiasme voor het conflict wint het van de beschouwing, die niettemin het eigenlijke doel van dit meerjarige onderzoek schijnt te zijn geweest en die al twee eerdere publicaties over participatie heeft opgeleverd. In plaats van een doorwrochte intellectuele inkapseling van een hypothese, die academisch beproefd en goed bevonden wil worden, biedt het boekje een samenraapsel van speelse en intelligente commentaren op het belang van conflict, met een accent op de architectonische (c.q. ontwerp) praktijk van vandaag.
Veruit het leukste onderdeel van het boek is de epiloog van de architectuurcriticus Carson Chan, die gehakt maakt van Miessens verhaal. Chan laat werkelijk geen spaander heel van Miessens betoog, en wast hem op alle onderdelen de oren. Niet alleen haalt hij Miessens belangrijkste, aan Mouffe ontleende argumentatie onderuit, maar hij weet het ook nog eens helderder dan Miessen zelf uiteen te zetten waar het nu precies over gaat.
Chan vraagt zich in zijn epiloog af het pleidooi voor het conflict, zoals hier door Miessen gebracht, niet evengoed het product van consensus is, namelijk van mensen die het met elkaar eens zijn dat het beter is volgens een conflictmodel te werken. Hij betwijfelt of hier nu werkelijk een schokkende omvorming van maatschappelijke verhoudingen wordt bepleit. Gaat het hier niet slechts om een meer conflictueuze stijl van communicatie, die echter geen enkele kans van slagen heeft indien die niet door iedereen onderschreven wordt?
Chans aanval in deze context geeft wel te denken. Wordt hier een een-tweetje gemaakt tussen de auteur en zijn criticus, ten voordele van de theorie van Miessen die nu eenmaal het conflict bepleit? Het lijkt er wel op. Want ondanks de genadeloosheid van Chan komt Miessen als overwinnaar te voorschijn. Ook al verwijt Chan in zijn kritiek dat Miessen te veel zijn vrienden als Chantal Mouffe en Hans Ulrich Obrist aan het woord heeft gelaten, en dus zelf te weinig conflictueus te werk is gegaan, de opname van Chans tekst bewijst direct Chans ongelijk. Hij laat zien dat Miessen ontvankelijk is voor conflict, en er zijn boek aan het eind zelfs een verrassende wending mee geeft. Slimme jongen die Miessen!
The Nightmare of Participation leest als een ultieme afrekening met de jaren van het consensusdenken, zoals de politiek van de Derde Weg uit het Engeland van de jaren negentig en hun ideologie van de totale verzoening van standpunten in een breed uitgesponnen sociaal middenveld. Met enige weerzin brengt Miessen ook Nederland ter sprake, huiveringwekkend voorbeeld van consensuspolitiek, die – hoe vreselijk voor ons Nederlanders – ook nog eens een traditie van meerdere eeuwen kent. Velen beweren dat het vooral deze door en door Hollandse politiek van het afromen, afdekken en aftoppen van tegenstellingen is geweest die het populisme heeft voortgebracht.
Waarmee Miessens boek, ook al heeft het de gedaante van Mao’s rode boekje, niet als een revolutionair boek bestempeld kan worden, maar meer als een perfect getimed tijdsdocument, dat zich dankbaar laaft aan de polarisatie in het maatschappelijke klimaat van het moment. Miessen kan zich voegen in de groeiende rij van consensussceptici die momenteel het hoogste woord hebben in het publieke debat.
Domeniek Ruyters is hoofdredacteur van Metropolis M
– Markus Miessen, The Nightmare of Participation, Sternberg Press, Berlin/New York 2010.
Domeniek Ruyters
is hoofdredacteur van Metropolis M