Trisha Donnelly
Trisha Donnelly
Wat er precies gebeurde, daarover liepen de meningen uiteen. Trisha Donnelly, zo werd gezegd, zou als afsluiting van haar opening een paard door de tentoonstellingsruimtes hebben geleid. Het zou een groot en zwart paard zijn geweest en zwarte rijlaarzen waren verkeerd om in de stijgbeugels gestoken. Anderen vertelden ook nog dat de kunstenaar zwart fluweel had uitgerold over de langgerekte tentoonstellingszaal. De genodigden – zoveel is zeker – hebben het allemaal gemist. Zij zaten feestelijk gekleed te dineren op de eerste verdieping van de Kölnischer Kunstverein. ‘Ik weet ook niks van een paard’, verzekerde Trisha Donnelly achteraf, zij was zelf de hele tijd niet van haar plek weggeweest. ‘Er gebeuren nu eenmaal wel eens dingen op de begane grond. Maar wat het ook was, het klinkt goed.’ De in 1974 geboren Californische kunstenaar is berucht om dit soort ‘demonstraties’. Bij de opening van haar eerste solotentoonstelling in de New Yorkse galerie Casey Kaplan verscheen ze als koerier te paard, droeg haar ‘capitulatie’ voor en verdween weer in de nacht. Wie er niet bij was, moet maar geloven wat de bezoekers van de opening en de galeriehouder vertellen, want er bestaan geen filmopnames of foto’s van.
Deze demonstraties zijn voor Trisha Donnelly slechts een van de vele mogelijke vormen waarin ze haar werk giet. Ze onderhoudt bijna een metafysische relatie met haar potentiële kunstwerken zo lang deze nog op hun incarnatie liggen te wachten. Wanneer ze dan een beslissing neemt over de uitdrukkingsvorm – tekening, demonstratie, video of geluid – neemt ze de kwaliteit van de gedachte bijna fysiek op in de verschijning. In Canadian Rain bijvoorbeeld, waar ze voor de videocamera met een niet te stuiten energie een serie bezwerende gebaren uitvoert, roept ze daadwerkelijk het idee van regen op – ook al valt er uit haar gebarentaal geen betekenis af te lezen. Vaak gaat het ook niet om wat men te zien krijgt, maar om wat Donnelly ons onthoudt. Zo werden de serie zwartwitfoto’s waarmee ze een optreden van een bejaarde balletdanseres vastlegde, nooit samen getoond. De foto’s werden dagelijks gewisseld, waardoor pas in de loop van de tentoonstelling alle poses zichtbaar werden. Het is dit schaars getoonde beeld dat de verhouding tussen de beschouwer en het beschouwde blijvend verandert. Het lijkt alsof de danseres zichzelf toont en onttrekt aan haar laatste publiek, het is alsof de foto door de beperktheid van scènes de vertelling ronduit provoceert.
Het gerucht is een categorie die Trisha Donnelly graag van het spectaculaire zou willen scheiden. Verhalen die zichzelf verspreiden en in de loop van de tijd veranderen, hebben voor haar een kwaliteit waarvan de duurzaamheid valt te vergelijken met die van een kunstvoorwerp. ‘Helaas is voor de meeste mensen het idee dat iets bestaat gebonden aan permanentie, ik zie dat anders, alles wat eenmaal is uitgesproken, bestaat in de wereld.’ Dat leidt vaak tot verbazingwekkende omkeringen van de verhoudingen. Het werk The paw that holds the earth down is een oude foto van de achterpoten van een sfinx. Een historisch beeld en omdat het zo authentiek aandoet, is het verleidelijk om je een moment over te geven aan de door de titel geïnsinueerde betekenis. Door de omkering van de verhoudingen (de voorpoten die de aarde naar beneden drukken) verandert vooral het beeld dat wij van de woestijn hebben. De verwaaide weidsheid van de zandvlaktes transformeert in stratificaties van latente energie – wat zou er gebeuren als de monumentale, mythische sfinx even niet oplet?
Met dit verfijnde gevoel voor het arrangeren van situaties heeft Trisha Donnelly de zaal van de Kölnischer Kunstverein zelf voorzien van een bijzondere tentoonstellingsarchitectuur. Het is de eerste echte institutionele presentatie van Trisha Donnelly. Als winnaar van de Central-kunstprijs treedt ze daarmee in de voetsporen van Rirkrit Tiravanija, Ernesto Neto, Douglas Gordon en Florian Pumhösl. De eerdere winnaars grepen de met de prijs verbonden tentoonstelling aan om een project op groot formaat uit te werken. Trisha Donnelly heeft er in de Kölnischer Kunstverein voor gekozen om een klein retrospectief in te richten met werken uit verschillende disciplines. Video’s, foto’s, tekeningen en geluid gaan een relatie met elkaar aan op de wanden die voor deze gelegenheid op maat werden gemaakt. Twee geluidswerken maken samen deel uit van de entree van de Kölnischer Kunstverein. Untitled, orgelmuziek die klinkt als de dramatische ineenstorting van elke compositorische ordening, loeit enkele minuten in de hal met de pathetische kracht van een waterval, terwijl Oh Egypt met zijn zware bassen alle ruimtes doordringt. Trisha Donnelly heeft voor dit werk haar eigen voordrachtsstem zo verlaagd dat het lijkt op het brullen van een leeuw.
In de zaal, met ramen aan twee zijden, bevinden zich kamertjes en hoekjes, verborgen gangen en een verstopt venster. Voor de kleine opening van dit venster hangt een tekening. Als de zon fel schijnt, lichten de runen op de achterkant van het papier op en op de grote grijze vorm op de voorkant openen zich vier ronde venstertjes waar vier letters verschijnen: de afkorting voor Oh God Have Mercy. ‘Ik probeer hier het licht van een schijnwerper te laten zien zonder elektrische middelen’, zegt ze. Wie de tentoonstelling echter op een bewolkte dag ziet, zal het effect waarschijnlijk eenvoudigweg ontgaan. Toch blijft de enscenering ervan altijd als mogelijkheid bestaan; de werken omhullen eerder hun effecten, dan dat ze deze voortdurend tonen. De drastische kracht van de gebaren en demonstraties wordt zo gecorrigeerd: het zou ook allemaal heel anders kunnen gaan, en misschien is niets zoals Trisha Donnelly het doet voorkomen. Toch heeft deze veelomvattende totaalpresentatie ook een nadeel. Door het duidelijke, gearrangeerde karakter ervan ontbreekt soms de verrassende terloopsheid waarmee bijvoorbeeld geluidskunstwerken als The Shield bijna lichamelijk voelbaar hun esthetische werking verbinden aan een vanzelfsprekende aanwezigheid.
Catrin Lorch