metropolis m

VIJF X JONG: Denicolai & Provoost

La Fanfara di Merda d’Artista was de naam van een performance van Simona Denicolai (Brussel, 1972) en Ivo Provoost (Brussel, 1974) die plaatsvond op een industriële locatie in de buurt van Nice. Vijf paarden waren op rij met elkaar verbonden via zwarte strontzakken. Afbeeldingen van deze ‘propere’ stoet werden verwerkt in een gestileerd logo dat geplaatst werd op een aantal industriële producten en objecten. Op een tentoonstelling in Villa Arson Nice, waarvoor deze performance speciaal georganiseerd was, stonden verschillende met stickers gemerkte industriële producten op een sokkel, afkomstig uit het industriële gebied waar de performance plaatsvond. Het duo Denicolai & Provoost positioneerden zich hiermee op subtiele wijze ten opzichte van de ‘gescheiden’ werelden van de industriële en artistieke productie. Ze refereerden aan de massaproductie enerzijds, maar anderzijds ook aan de rijke traditie van kunst en stront, zoals gedragen door Piero Manzoni en Wim Delvoye. Het willen betrekken van een onzichtbare, creatieve industriële productie binnen het institutionele veld van de kunst is een belangrijk uitgangspunt voor beide kunstenaars. Ze ondervragen de betekenisoverdracht en het statuut van de industriële vormgeving tegenover een als artistiek gedefinieerde productie.

Zo zijn ze in het Franse Saint-Léger al vanaf 2002 in de weer met het optrekken van een gebouwtje uit materiaal dat ze vinden in fabrieken uit de omtrek. Dit werk getiteld Residenz (2002-…) bestaat uit een houten tuinhuis die doormidden wordt gekliefd door een soort industriële, modernistisch ogende minihangar, met aan de zijkant een grote tank die dienst kan doen als slaapruimte. Opnieuw zorgt hier de industriële context voor de vorm van het object, dat functioneert als een buitenverblijf in een stadspark. De kunstenaars vroegen aan de gemeente de verantwoordelijkheid op zich te nemen voor het onderhoud van de buitenkant. Het interieur blijft privé-domein van de kunstenaars. Hier dringt zich de vraag op naar het eigendomsstatuut van de binnenkant van een kunstwerk dat tegelijkertijd een monument van economische bedrijvigheid is. Dit soort complexe transacties worden door de kunstenaars op een haast educatieve manier tentoongesteld en gedocumenteerd. Bijvoorbeeld door eenvoudige, in elkaar gemonteerde maquettes van wegwerpverpakkingen, en een installatie waarin kopieën van de gele pagina’s uit het plaatselijke telefoonboek zijn verwerkt, die refereren aan bedrijven die van nut zijn bij de realisatie van een bewoonbaar, openbaar beeldhouwwerk.

Simona Denicolai & Ivo Provoost sluiten zich niet klakkeloos aan bij de hedendaagse invulling van het begrip ‘kunst in de openbare ruimte’, waarbij kunstenaars vaak gevraagd wordt een gemeenschap te animeren door het relationele weefsel binnen een samenleving te activeren. Ze presenteren daarentegen de industriële productie van een regio als kunst en breiden zo Beuys’ adagium: ‘iedereen is een kunstenaar’ uit tot industriële productie. Beide kunstenaars zijn trouwens perfect onderlegd in het ontwerpen van drukwerk en communicatiestrategieën van producten.

Bij grote projecten geven ze vaak een krant uit met informatie, tekeningen en plannen die doen denken aan de utopische vormgeving van een eeuw geleden. Bij dit alles speelt het herdefiniëren van het begrip openbare ruimte een grote rol. Zo hanteren ze het begrip l’autre om aan te geven dat de publieke ruimte alleen bestaat via de tussenkomst en de getuigenis van een derde persoon. In het project Happy End wordt het onderscheid tussen privé en publiek op scherp gezet. Alle bezittingen van Denicolaï & Provoost werden ingepakt en gecatalogiseerd en vervolgens beschreven en aangeprezen in vijf talen. Deze gesproken weergave van hun bezittingen is nog steeds te beluisteren op het antwoordapparaat van het FRAC Dijon. Op een veiling in de buurt van Cannes – in de periode van het filmfestival – probeerden ze al hun bezittingen als een geheel in een keer, publiek te verkopen. De bedoeling was dat de potentiële koper van het lot meteen financier werd van een film over Happy End. De bezitter van het lot kon zo inherent deel worden van het beleefde scenario van de kunstenaars en maakt meteen een nieuwe productie mogelijk.

In de zalen van het SMAK in Gent monteerden Denicolai & Provoost bakjes met kopieën van gekrabbel tijdens bijvoorbeeld telefoongesprekken. De onbewuste informatie oogt chaotisch maar geeft opnieuw privé-informatie door aan de publieke ruimte. Ook hierbij werd een performance opgevoerd. In Nothing (2005) maakten politie- en brandweerwagens rondjes in de grote hal… met loeiende sirenes. Het lawaai van de sirenes werd opgenomen en gemixt en wordt binnenkort op vinyl uitgebracht ten behoeve van verzamelaars en dj’s. In de Brusselse kunstruimte Le blac ten slotte, presenteerden ze recentelijk het werk Booby Prize (2005) dat bestond uit een prominent aanwezige metalen skelet en een fotoreeks van een mooie jongen die de metalen structuur aan het monteren is. De jongen was een ingehuurd model dat letterlijk als ‘arbeid’ poseerde en daarmee het hele project in de richting duwde van fictie.

De kunstproductie van Simona Denicolai & Ivo Provoost is een poging om de kunst te onttrekken aan elke vorm van wereldvreemde context waarin de kunst niet meer bij machte is terug te koppelen naar de economische en sociale realiteit in de samenleving. Niet voor niets is de aardworm die ‘zijn context inslikt, verteert en uitschijt om te overleven en te evolueren…’ het terugkerende logo binnen hun artistieke credo.

Luk Lambrecht is curator en kunstcriticus in Brussel. Momenteel werkt hij voor Cultuurcentrum Strombeek in Grimbergen aan projecten met onder andere Wim Delvoye en Phillipe van Snick. In augustus opent in Sint-Truiden de tentoonstelling Delicious, waaraan hij meewerkt.

Luk Lambrecht

Recente artikelen