metropolis m

Wie is in staat tot kritiek?

Palestina. Op haar grondgebied bevinden zich naast Palestijnen (en Israëliërs), een heel scala aan bezoekende professionals. Kunstenaars, journalisten, diplomaten, activisten, ontwikkelingswerkers, eurocraten, striptekenaars, geëngageerde echtgenotes, en een heel scala aan andere figuren die me onbekend zijn, moeten daar aanwezig zijn.

Alleen al gezien de hoeveelheden tekst en beeld die ons uit deze contreien bereiken, is dat onvermijdelijk. Om nog maar te zwijgen van de reeks artistieke, humanitaire, interventionistische en ontwikkelingsprojecten die er naar verluidt lopen: van het bouwen van scholen en het opzetten van radiostations tot het ensceneren van menselijke schilden voor bulldozers, die huizen en soms hele straten, komen neerhalen. Het punt is, je ziet en hoort ze weinig. De bezoekende instanties, de exogene elementen in de Palestijnse gebieden, verschijnen betrekkelijk zelden in de reportages over Palestina.

Westerse activisten komen zo nu en dan in beeld, maar het zijn vooral de Palestijnen zelf, de Palestijnse straten, de checkpoints, de instortende ruïnes en de daarop volgende demonstraties, die we te zien krijgen. De gemedieërde versie van Palestina vertelt nauwelijks over de legers aan rapporteurs, onderhandelaars, etnografen en hulpverleners, die als vlinders of vliegen door dit explosieve gebied zwermen.

Er zijn zeker goede redenen te noemen voor deze lacune in de berichtgeving. De bezoekende instanties horen een ondersteunende rol te spelen. Je zou ze kunnen zien als een soort infrastructuur die de kwestie Palestina faciliteert: in de zin van hulp, maar ook vanwege de bijdrage die ze leveren aan de articulatie van het drama ‘Palestina’ (voor hun respectievelijke publieken: het mediapubliek, het kunstpubliek, het overheidspubliek).

De bezoekende professionelen als infrastructuur karakteriseren wil ook zeggen: zij zijn niet de inhoud van het probleem. Aandacht voor deze dienstbare types zou alleen maar afleiden van de eigenlijke kwestie: een geterroriseerde lokale bevolking. Sterker nog, aandacht voor de kunstenaars, filantropen en onderhandelaars in de Palestijnse gebieden, zou het project om de kwestie in beeld te brengen, in gevaar kunnen brengen. De definitie van ‘Palestina’ als een drama dat zich hoofdzakelijk op het niveau van de grassroots afspeelt, zou erdoor op de tocht kunnen komen te staan. Alsof de kwestie ‘Palestina’ net zo zeer draait om het pushen van de grenzen van de hedendaagse kunst, om de toekomstige rol van Europa in het geopolitieke veld.

Overdadige aandacht voor de infrastructuren die een gegeven praktijk ondersteunen heeft vaak, bedoeld of onbedoeld, een ondermijnend effect. Als bijvoorbeeld gesteld wordt dat kunst voor zijn status en definitie als kunst afhankelijk is van de musea en de kunsthandel, dan komt daarmee al snel haar authenticiteit ter discussie te staan. Als kunst kunst is vanwege de witte muur en het label naast het werk, waar hebben we het dan nog over?

Verwijzingen naar faciliterende instanties lijken vaker wel dan niet in het teken te staan van de ondermijning van het object dat het ondersteunt. Sterker nog, wie een obsessie met de supportsystemen van objecten cultiveert, verliest het object zelf al snel uit het oog. In onderzoek naar het museum als arrangement dat de kunst definieert, worden de Goya’s, Rembrandts, Anselm Kiefers tot bijzaak gedegradeerd. Dit oordeel kan onvermijdelijk lijken: wanneer infrastructuur op waarde wordt geschat, verdwijnt het object dat ze ondersteunt uit beeld. Omgekeerd veronderstelt behoud van het object de verloochening van de infrastructuur die het faciliteert. De vraag is of dat niet anders kan.

De socioloog en filosoof Bruno Latour zegt ‘the more constructed, the more real.’ Volgens deze slogan moet het logistieke werk dat in een bepaald object gaat zitten, of we het nu over een kunstwerk of een wetenschappelijk feit hebben, niet gezien worden als iets dat het ding compromitteert, maar als iets dat het juist mogelijk maakt. Financiering, organisatorisch werk, sociaal genetwerk: ze dragen bij aan kunst, aan wetenschap, en we zouden er hier aan toe kunnen voegen, aan de articulatie van kwesties. In het geval van politiek-humanitaire drama’s, zoals de tragedie die zich nu in Palestina voltrekt, is deze slogan echter extra moeilijk vol te houden.

Er heerst een te grote asymmetrie tussen enerzijs de rijke, aan de weg timmerende instanties en figuren die bijdragen aan de articulatie van de kwestie, en de protagonisten in de kwestie zelf, de Palestijnse bevolking anderzijds. Het is haast ondoenlijk om, in het licht van de terreur die Palestijnen al decennia lang ondergaan, de sporadische beslommeringen van eurocraten, journalisten, kunstenaars en wetenschappers met deze kwestie niet cynisch op te vatten.

In vorige columns heb ik gezegd dat het hebben van kritiek — of wie het liever zo noemt: het doen van politiek — niet ‘ gratis ’ is, maar kosten met zich mee brengt. Ik wilde er ondermeer mee zeggen dat een onderwerp van kritiek of politiek dat kan zijn dankzij een intensief proces van de definitie van deze kwesties. De verschijnselen waar betrokken figuren zich vandaag de dag mee inlaten — of het nu gaat om kunstenaars, of om activistisch of intellectueel georiënteerde types — zijn in veel gevallen de vrucht van issue-formatie.

Het technisch ge-upgrade lichaam, Palestina, dierproeven, open source: deze objecten kunnen verschijnen als pertinente onderwerpen van onderzoek, speculatie en creativiteit, dankzij bergen werk, verzet door de journalistiek, slachtoffers, overheidsbeleid, subsidiegevers en een hele waslijst andere actoren en instanties die te lang is om hier af te lopen. Wie moe is van het telkens terugkerend theater waarin de suggestie gewekt wordt dat onderwerpen in zichzelf en als vanzelf interessant zijn, zal deze collectieve processen van de articulatie van kwesties actief in beeld willen houden.

Dat blijkt een precaire onderneming. Zoals ik al zei, aandacht voor de bestaansvoorwaarden van een kwestie, leidt al snel af van het onderwerp zelf. Wie de infrastructuur in beeld brengt die een bepaald object faciliteert, vervalt al snel in een kritiek die de kwestie ondermijnt. Hoe deze negatieve kritiek te vermijden? Het leidt tot de vraag: wie is in staat om het drama waar het in de kwestie om gaat in beeld of woord te vangen, zonder daarvoor de kosten van articulatie, dat wil zeggen de infrastructuur die deze mogelijk maakt, te verdonkeremanen? Wie kan de tragiek van ‘Palestina’ in beeld brengen, zonder daarvoor de exogene infrastructuur die het mede tot kwestie helpt maken, buiten beeld te houden?

Niet alleen de overlevingskansen van de kwestie als authentiek probleem staan daarbij op het spel. Ook de geloofwaardigheid van kritische projecten zelf, de actieve zoektocht naar problemen die articulatie verdienen, is in het geding. Als zij een object alleen in beeld kunnen brengen door de infrastructuur die kritiek mogelijk maakt buiten beeld te houden, loopt zij al net zo zeer het gevaar haar authenticiteit te verliezen.

Wie is in staat tot reële kritiek? Een kritiek waarin erkenning van bestaansvoorwaarden, die van het object en van de kritiek, niet ondermijnend werkt, maar hun articulatie juist voedt.

Noortje Marres

Noortje Marres

Recente artikelen