metropolis m

Koštana Banović, Kristina Benjocki en Iskra Vukšić zijn geboren in verschillende regio’s in voormalig Joegoslavië, maar nu al lang woonachtig in Nederland. Ze delen in dit gesprek hun herinneringen en ervaringen, die sterk uiteen liggen, maar ondanks het verschil in leeftijd en thuisland ook verwant zijn.  ‘Ons verleden geeft ons handvaten om het verschil af te tasten tussen het uitwissen van geschiedenis en het uitdagen van de macht van geschiedschrijving.’

Achtentwintig jaar na het uiteenvallen van Joegoslavië vinden drie kunstenaars elkaar op Zoom om te praten over de betekenis van die geschiedenis voor onze praktijk. We zijn alle drie geboren in die voormalige staat, daar waar nu het huidige Servië, Bosnië en Herzegovina en Kroatië liggen. Tegenwoordig wonen en werken we al lange tijd in Nederland. Een groot deel van de ex-Joegoslavische diaspora migreerde tijdens de oorlog van de jaren negentig, maar in dit gezelschap geldt dat enkel voor mij. Multidisciplinair kunstenaar en filmmaker Koštana Banović (Sarajevo, 1960) werd op haar achtiende tijdens een vakantie verliefd op de sfeer van Amsterdam en begon haar kunstcarrière in Utrecht. Multidisciplinair kunstenaar Kristina Benjocki (Zrenjanin, 1984) kwam in 2006 naar Nederland voor haar studie aan de Gerrit Rietveld Academie. Zelf migreerde ik, Iskra Vukšić (Šibenik, 1989), op driejarige leeftijd, zonder veel zeggenschap, naar ons nieuwe thuis. Ik ontmoet Banović en Benjocki in eerste instantie via hun websites, waarop ze, valt me op, beiden hun ‘Joegoslavische’ afkomst niet onbenoemd laten.

Het is de waarheid, maar ook een expliciete keuze in een tijd waarin het oprakelen van deze geschiedenis als nostalgie wordt afgedaan. Hoewel we er regelmatig noodgedwongen op oefenen, is het is nog altijd geen eenvoudige opgave om het gedeelde verhaal van de ex-Yugo-diaspora in enkele zinnen te contextualiseren. Migratie creëert een geografische afstand tot ons moederland terwijl het uiteenvallen van Joegoslavië een politieke, ideologische, economische en sociale kloof met het verleden schept. De nieuwe landen waar we ons, bij gebrek aan geboorteland, toe verhouden zijn jonger dan wijzelf. Ze staan nog midden in het proces van zelf-definiëring. Noch wij, noch onze ouders en voorouders zijn er geboren. Ik haal de essaybundel Cultuur van leugens (1995) van schrijver en mede Yugo-Amsterdammer Dubravka Ugrešić uit de kast, omdat ze vaak de juiste woorden biedt voor een realiteit die vreemder is dan fictie. Ze beschrijft de absurditeit van de breuk door de ogen van een karakterschets van een inwoner van Zagreb van rond 1994: ‘Stel, deze burger van het vroegere, nieuwe land, zit in een leunstoel en leest een boek. Opeens heeft hij het gevoel dat hij de letters niet herkent. Dat hij niets meer begrijpt. Ook het boek is niet langer hetzelfde boek, of is hij niet langer dezelfde lezer? Hoe kan dat toch, in nog geen drie jaar… Onze lezer kan zich niet meer herinneren wat van daarvoor is en wat van daarna. Hij is plotseling doodmoe. Er zijn te veel dingen ineens gebeurd. Buiten heerst een andere tijd.’

Ugrešić beschrijft hier een burger die in het eigen land een vreemde is geworden, en die als resultaat van de plotseling veranderde wereld om hem heen geconfronteerd wordt met zijn eigen lezerschap, zijn subjectieve blik. Waar het gesprek tussen Banović, Benjocki en mij ons ook leidt, elk onderwerp dat we aankaarten is gerelateerd aan die ervaring van ‘de ander’. Dit bewustzijn fluctueert en vervormt met de tijd: we zijn steeds minder thuis in het moederland en dat kan vervreemdend werken voor de aarding in het nieuwe thuis. Banović’ film Ploha (2007) is ontstaan vanuit dit groeiende besef van het anders-zijn in de ogen van haar kinderen. In de openingsscène zitten ze samen achterin een auto die langs de grijze betonnen flats van Sarajevo rijdt. De tieners zijn voor het eerst in haar geboortestad. ‘In mijn herinnering is Sarajevo veel mooier, kijk hoe lelijk het is geworden’, mijmert Banović. ‘Ik vind het mooier dan Utrecht’, spreekt haar zoon haar tegen. ‘Het is de stad van mijn ouders’. Het gezin spreekt onderling Nederlands. Als wereldse jonge moeder kiest Koštana er, vanwege haar stotterende zoon, voor om haar moedertaal en de band met Joegoslavië niet expliciet over te dragen op haar kinderen. Maar als op latere leeftijd blijkt dat ze door de ogen van de Nederlandse samenleving toch als buitenstaanders ervaren worden, ontstaat de behoefte aan binding met het verleden. Hoe meer je van een nieuwe plek een thuis probeert te maken, des te tastbaarder de afstand ertoe. Mijn eigen moeder, ook kunstenaar, vertelde me onlangs dat het haar zeven jaar kostte eer ze besefte dat ze een buitenlander was — omdat het begon op te vallen dat de wereld om haar heen alleen in haar herkomst geïnteresseerd was.

De ex-Yugo-diaspora

De druk om als kunstenaar in de diaspora werk te maken over de eigen culturele achtergrond kan hoog zijn, zelfs wanneer dit niet binnen je werkwijze of concept past. Kristina Benjocki noemt het een ‘humanitaire trend’ die volgde op de influx aan migranten tijdens de oorlog. ‘Er was een moment waarop iedereen wilde praten met mensen uit voormalig Joegoslavië omdat we gezien werden als een getroebleerde groep tegenover wie je je menselijkheid kon tonen. Mensen stelden te pas en te onpas vragen over het conflict, maar liepen verveeld weg wanneer het antwoord niet simpel bleek te zijn. Terwijl de geschiedenis van Joegoslavië, de oorlog en onze relatie daartoe complex en soms traumatisch is. Ik ben steeds voorzichtiger geworden omdat je een verhaal alleen goed kunt vertellen als de toehoorder er klaar voor is. Om die reden ben ik erg kritisch over de context waarin mijn werk tentoon gesteld wordt’. De oppervlakkige interesse waarin de kunstenaar enkel bestaansrecht heeft wanneer ze zich opstelt als onderwerp van andermans empathie is niet specifiek aan de ex-Yugo diaspora. ‘Er zijn vele andere anderen’, verwoordt Banović het later prachtig. Ondanks deze kritiek is het onderzoeken van de eigen geschiedenis voor ons alle drie een onderdeel van de kunstpraktijk. Ik vraag me hardop af of het vertellen van het eigen verhaal misschien onbedoeld ook een vorm van zelf-exploitatie kan zijn. Zoals de Zagrebse lezer van Dubravka Ugrešić ervaart, is het bijna onmogelijk om je eigen intenties niet onder de loep te nemen wanneer die van de buitenwereld niet altijd zuiver zijn. ‘Er volgen zoveel tegenstrijdige narratieven op zo’n heftige geschiedenis’, antwoordt Benjocki. ‘We hebben het recht om die narratieven te onderzoeken. Het is onderdeel van wie we zijn en hoe we over onszelf en ons gedeelde verleden leren.’

Wanneer we dieper graven blijkt er ook een zekere afstand te liggen tot dat gedeelde verleden. In hoeverre is de context van voormalig Joegoslavië daadwerkelijk het verhaal van de migrant? ‘Er is altijd een kloof tussen degenen die zijn vertrokken en degenen die zijn gebleven’, schrijft Benjocki me voor onze ontmoeting. Tijdens mijn zomers in Kroatië bemerk ik tussen de regels door mythes van het leven in West-Europa: de fictief hoge pensioenen waarmee remigranten zouden terugkeren en de verwachting je niet politiek uit te spreken als je het leed ter plaatste niet zelf hebt ervaren. Daarnaast zijn er de praktische gevolgen van afwezigheid en een gebrek aan netwerk die het thuisland een moeilijk te navigeren context maken voor de diaspora-kunstenaar. ‘Onbewust denk je steeds dat het je land is en dat je het dus kent, dat je één van hen bent’, zegt Banović wanneer ze zich herinnert hoe ze vijf jaar geleden voor het eerst een samenwerking aanging in Belgrado. ‘Maar bij elke stap besef je je dat je de ander bent geworden, op een plek waar je dat niet verwacht’. Benjocki vertelt dat ze zich bewust is van de gevoeligheid van deze dynamiek: ‘Natuurlijk bestaat het gevaar dat je gezien wordt als een kunstenaar die het verhaal van het thuisland exporteert om ergens anders de kost te verdienen. Ik probeer daarom bewust te participeren in de kunstwereld van voormalig Joegoslavië. Door samenwerkingen en tentoonstellingen zoek ik niet alleen naar verbinding met de geschiedenis van die landen, maar ook met de mensen die haar op dit moment actief vormgeven. Op die manier probeer ik een bijdrage te leveren door het geweldige werk dat in de marges ontstaat in een bredere context te plaatsen waar het door meer mensen gewaardeerd kan worden’. Ook Banović overbrugt met haar werk de kloof tussen haar twee werelden. Ze staat aan het hoofd van de kunstenaarsresidentie Kamen in Orah, Bosnië en Herzegovina, waar ze de internationale kunstwereld en het lokale bijeenbrengt en met elkaar confronteert.

Blijvers en vertrekkers

Zelf ben ik lang huiverig geweest om me in projecten te relateren aan mijn moederland. Als immigrant bestaat het gevaar je in beide contexten ontoereikend te voelen. Daar komt de laatste jaren langzaam verandering in met de opkomst van stemmen uit de diaspora die deze positie niet schuwen. Ik werp een blik op een stapeltje relatief jonge magazines op mijn bureau: Migrant Journal, Kajet, This is Badland – publicaties waarvoor onder andere migratie en het migrantenbewustzijn een belangrijke bron vormen. Misschien kunnen we juist door buiten de vaak nationalistische naoorlogse ideologie van de voormalige Joegoslavische staten te leven een bijdrage leveren aan een gezamenlijke verhaal. Banović noemt de dubbele positie van de buitenstaander ‘the outsider within’. ‘Ik denk dat het een perfect uitgangspunt is voor het onderzoeken van onze geschiedenis. We zijn dichtbij genoeg om de afstand bewust te ervaren, en om dingen vanuit een ander perspectief te kunnen begrijpen. En dit nieuwe perspectief heeft een waarde. Het is de luxe van onze tijd om te kunnen reizen en uit te wisselen’. Benjocki voegt daar lachend aan toe dat onze otherness, en de internationale connecties die we daarmee kunnen maken in de kunstwereld, onze superpower is. ‘Het is niet altijd makkelijk”, zegt ze, wijzend op politieke narratieven rondom xenofobie, integratie en stereotypes. ‘Het kost veel moeite om dat te overbruggen, maar er zit ook een schoonheid in. We hebben zoveel ongebruikelijke ervaringen; we delen moeilijke, maar ook mooie en moedige verhalen. Ik wil graag geloven dat het ons een bepaalde kracht geeft om mensen te raken en een energie te genereren. Ook in Nederland.’

Als gevolg van de kloof tussen blijvers en vertrekkers hebben migranten uit verschillende landen op sommige vlakken meer met elkaar gemeen dan hun landgenoten op beide plekken. Ik vraag mijn gesprekspartners wat er eigenlijk specifiek is aan ons, de Joegoslavische diaspora. Wat kunnen we zeggen over het land dat niet meer bestaat? ‘Ik ben in rouw over Joegoslavië’, antwoordt Banović. Het klinkt als de befaamde ex-Yugo-nostalgie maar in de context van neoliberaal gedachtegoed wordt het oordeel nostalgie ingezet als retorische dooddoener voor het conceptualiseren van politieke alternatieven. Liever nemen we elkaars nostalgie serieus. ‘Meer dan ooit ben ik me ervan bewust dat bepaalde concepten en ideeën uit ons verleden ontzettend hedendaags zijn. En dat ze de wereld absoluut beter zouden kunnen maken.’

‘Op veel vlakken was Joegoslavië zijn tijd ver vooruit’, voegt Benjocki daaraan toe. ‘Het was bijvoorbeeld een van de landen die de Non-Alligned Movement (NAM) oprichtte, een samenwerking tussen de voormalige koloniën van de wereld en landen die buiten grootmachten vielen’. Ze concludeert dat de geringe kennis die in West-Europa lijkt te bestaan over deze geschiedenis een gemiste kans is. ‘Veel mensen associëren Joegoslavië met de Sovjet-Unie, en dan strandt het gesprek vrij snel’. Ook over het conflict uit de jaren negentig en het concept migratie stellen we vast hoe sterk de beeldvorming afwijkt van de daadwerkelijke ervaring. De vraag voor ons als diaspora-kunstenaars is hoe we onze verhalen en onze aanwezigheid in het veld kunnen instrumentaliseren om bij te dragen op een manier die van betekenis kan zijn voor anderen. ‘Het lukt niet altijd’, zegt Benjocki. ‘Maar er zijn veel bruggen te slaan. De geschiedenis van voormalig Joegoslavië wordt constant herschreven. En geen enkel land is onschuldig in die zin. Ook Nederland heeft een problematische geschiedschrijving.’

Het vraagstuk van de andere anderen komt opnieuw op wanneer we praten over onze solidariteit met de groeiende stem voor dekolonisatie in Nederland, waaronder de druk op monumenten, straatnamen en tradities. Ons verleden geeft ons handvaten om het verschil af te tasten tussen het uitwissen van geschiedenis en het uitdagen van de macht van geschiedschrijving. Wanneer we het gesprek afronden hebben we veel te veel gedeeld voor de lengte van een tijdschriftartikel en zijn we nog lang niet klaar. We besluiten om in de toekomst verder te praten. Lachend halen we daar, als echte ex-Yugo’s, ook kunstenaar-moeders, -dochters, en -vriendinnen bij wier perspectieven onmisbaar zijn voor het vervolg.

Iskra Vukšić

is schrijver en interdisciplinair kunstenaar

Recente artikelen