metropolis m

World Art Studies: Exploring Concepts and Approaches

De onlangs verschenen essaybundel World Art Studies. Exploring Concepts and Approaches beoogt een alternatieve benadering van beeldende kunst in een globaal perspectief. Kunst, zo stellen de samenstellers Kitty Zijlmans en Wilfried van Damme, moet worden begrepen als een panhuman phenomenon; een universeel verschijnsel dat sinds mensenheugenis een rol heeft gespeeld in ons bestaan. Als zodanig bestudeert World Art Studies kunst van alle tijden en uit alle regio’s van de wereld op een integrale wijze. Deze nieuwe aanpak vereist nieuwe concepten, modellen en methodes en de bundel World Art Studies. Exploring Concepts and Approaches geeft hiertoe een eerste aanzet.

Een voorbeeld is de vergelijkende analyse die Jean M. Borgatti in haar essay getiteld Constructed Identities: Portraiture in World Art maakt, en waarin ze onder meer Afrikaanse maskers, zeventiende-eeuwse portretten uit de Qing Dynasty, hierogliefen afkomstig uit de Maya-cultuur en een schilderij dat Holbein de Jongere in de zestiende eeuw van Henry de VIII maakte, naast elkaar zet in een poging beter inzicht te krijgen in de verschillende gebruiken en betekenissen, kortom de verschillende sociaalculturele en esthetische contexten waarin deze portretten tot stand zijn gekomen. Inherent wordt hiermee onze manier van denken over aspecten als representatie, de constructie van identiteit, et cetera aangekaart.

Om enige structuur aan te brengen in hun History of Everything waarbij beeldende kunst vanuit alle denkbare relevante disciplines zoals archeologie, antropologie, filosofie, sociale geografie, maar ook vanuit de evolutionaire biologie en neuropsychologie benaderd wordt, hebben de samenstellers de achttien essays – opmerkelijk genoeg overwegend geschreven door kunsthistorici verbonden aan westerse universiteiten – onderverdeeld in vijf clusters waarin historiografie, methodologie en verschillende probleemstellingen en toepassingen aan bod komen.

In het eerste deel getiteld Historiography: Envisioning Global Approaches in the Study of Art, blikken auteurs zoals Ulrich Pfisterer en Marlite Halbersma terug op voorlopers van de studie van niet-westerse kunst, bijvoorbeeld in Duitsland aan het begin van de vorige eeuw waar kunsthistorici als Aloïs Riegl en Aby Warburg theorieën en denkmodellen ontwikkelden, waarin beeldende kunst vanuit een wereldomvattend perspectief werd bestudeerd. Weer anderen, zoals James Elkins, vragen zich kritisch af of een global art history überhaupt mogelijk is. Is World Art Studies in beginsel niet wederom gebaseerd op een westerse probleemstelling en veronderstelt het niet een westers theoretisch idioom en denkmodel, waarmee het wederom impliciet de centrale positie van het Westen wordt bevestigd? Moeten we niet juist denken in termen van multitude en pluriformiteit, van verschillende parallele en autonome kunstgeschiedenissen ieder verankert in hun eigen premisse en denkmodellen?

In de laatste clusters komen de meest urgente en daarmee meest fundamentele vraagstellingen die World Art Studies aankaart aan bod. Allereerst is er de kwestie van de oorsprong van beeldende kunst. In de sectie getiteld The Arts and Our Shared Humanity: The Bioevolutionary Basis of Art-Making and Perception wordt vanuit de biologie en de neuropsychologie gekeken naar ‘kunst als creatieve daad ingegeven door een universeel verlangen tot zelfexpressie’. Ongeacht de culturele verschillen zijn alle mensen min of meer hetzelfde. Zij zijn reageren, maken gebruik van en nemen vormen, kleuren, ritme et cetera waar. En, zo beredeneert Ben-Ami Scharfstein, als er tussen mensen uit verschillende culturen een overlap bestaat op emotioneel, perceptueel en sociaal vlak, dan is het ook aannemelijk dat er overeenkomsten bestaan in hun kunst en de esthetische doctrines die hier impliciet dan wel expliciet aan ten grondslag liggen.

Het gegeven dat kunst in beginsel een menselijke activiteit is, is een van de essentiële vooronderstellingen waarop World Art Studies hun integrale studie van beeldende kunst als universeel verschijnsel baseert. In de essays in het vierde en vijfde deel, getiteld Comparative Approaches: Differences and Commonalities en Encounters: Intercultural Exchanges, wordt deze nieuwe benaderingen toegepast en komen de meer fundamentele problemen aan het licht. Is het überhaupt mogelijk om kunst uit een andere traditie dan de eigen te bestuderen en te begrijpen? Zijn bepaalde specifieke concepten en begrippen niet dusdanig ingebed in een bepaalde traditie en cultuur, dat ze ‘onvertaalbaar’ zijn en een transculturele vergelijking pertinent onmogelijk zou maken?

Het is misschien wat vroeg dag om World Art Studies af te schrijven als een naïeve inhaalslag van politiekcorrect, westers Academia om niet-westerse kunst een volwaardige plaats te geven binnen hun curriculum, de studie staat immers nog in haar kinderschoenen. Maar een van de kritieken die je wel al kunt uiten op World Art Studies is dat het in zijn poging een multidisciplinaire, diachronische en diatopische benadering en bestudering van kunst te willen scheppen, het risico loopt te blijven steken in generalisaties. Jammer genoeg handelt het merendeel van de essays over modellen, methodes, parameters en paradigma’s, en waagt slechts een enkele auteur zich aan een gedetailleerde praktijkstudie van kunst, waardoor het moeilijk in te schatten is wat de meerwaarde van deze nieuwe aanpak uiteindelijk is. Toch heeft World Art Studies zeker bestaansrecht. Er is wel degelijk een dringende behoefte aan nieuwe paradigma’s om recht te doen aan het globale karakter van hedendaagse kunst. Elke poging daartoe is welkom.

Wilfried ten Damme, Kitty Zijlmans (red.), World Art Studies. Exploring Concepts and Approaches, Valiz, Amsterdam 2008.

Christel Vesters

Recente artikelen