‘Waar blijven jullie?’ – Over de gevolgen van de oorlog
In gesprek met een curator uit Rusland reflecteert Esha Guy Hadjadj op hoe het is om uit een land te komen dat door zijn omgeving vaak als ‘fout’ wordt gezien. Hij signaleert dat het verdwijnen van neutrale ruimtes in de samenleving om naar elkaar te luisteren, polarisatie en wederzijds onbegrip in de hand werkt.
‘Zou je jezelf een vluchteling noemen?’ vraag ik. Tegenover me zit een Russische curator die in hetzelfde gebouw werkt als ik. Na even twijfelen antwoordt ze instemmend. ‘Normaal gesproken niet, maar op dit moment kan ik moeilijk terug.’ Ze draait haar theekopje rond met haar vingertoppen. Vlak voor de Russische invasie van Oekraïne was ze naar Nederland verhuisd. De laatste weken bracht ze in bed door, waar ze op haar computer zwartwitfilms uit de Sovjettijd keek. Ze was ermee opgegroeid. Terugkijken was een manier om zich dichter bij haar familie te voelen.
Dit gesprek vond plaats in december, aan de binnenkant van mijn wangen voelde ik nog de groeven die ik er na 7 oktober in had gebeten. De tandarts adviseerde me om minder gestrest te zijn, waarop ik in lachen uitbarstte. ‘Ik zal Bibi wel even bellen om te vragen of hij wat rustiger aan kan doen met die bommen!’, riep ik uit. Waarop de tandarts weer haar haken en spiegels in mijn mond stak.
Het gesprek tussen mij en de curator kent lange stiltes en glazige blikken, maar ook uitbarstingen van gelach en hevig geknik. Het voelt voor ons beide alsof we voor onze omgeving aan de verkeerde kant staan: zij Russisch, ik uit een Israëlische familie. Ze vraagt wat de belangrijkste les was die ik van mijn ouders heb geleerd. ‘Dat politieke overtuigingen niet de mens maken’, antwoord ik na een poosje. ‘Mijn ouders staan politiek lijnrecht tegenover elkaar, maar houden het al decennialang samen vol. Hierdoor weet ik dat je met mensen bevriend kunt zijn, zelfs een leven kunt delen, zonder hetzelfde wereldbeeld te hebben.’
Ik speel ook met mijn kopje, pak het op en zet het neer omdat het nog steeds leeg is. Sinds de oorlog spreken mijn ouders niet meer met elkaar. Dezelfde politieke verschillen waar ze jarenlang mee konden leven, zijn in één klap ondraaglijk geworden. Mijn moeder noemde het een Koude Oorlog. Mijn vader lag dag en nacht voor zijn enorme tv naar Israëlische nieuwszenders te kijken, alsof het een haardvuur was waarmee hij het huis, of op zijn minst zijn verweerde botten, wilde opwarmen. Iedere avond viel hij ervoor in slaap, waarna mijn moeder de tv uitzette, afgemat door de vele oorlogsbeelden en getuigenissen.
Ik moet toegeven dat ik me vaak erger aan het woord ‘polarisatie’, omdat ik niet zo goed begrijp wat het betekent. Polarisatie komt vaak ter sprake wanneer mensen een moeilijk debat uit de weg willen gaan. Maar debat mag best schuren.
Het woord ‘polarisatie’ lag in het najaar van 2023 onverwachts vaak in mijn mond. Voor mij betekende het toen zoiets als: waarom zijn mensen zo gretig in het veroordelen van elkaar aan de hand van hun politieke uitingen als goed of fout? ‘Het maakt niet uit wat je zegt’, zei een vriendin van een vriendin vorig jaar tegen me. ‘Ik herken een zionist heus wel, en jij bent er eentje’. Een familielid vertelde mijn zus juist dat ik bij het kalifaat zou zijn gegaan omdat ik me uitliet over de genocide in Gaza.
Sinds de oorlog spreken mijn ouders niet meer met elkaar. Dezelfde politieke verschillen waar ze jarenlang mee konden leven, zijn in één klap ondraaglijk geworden
De socioloog Ray Oldenburg schreef in de jaren tachtig over het belang van third places voor de samenleving. Dat zijn ruimtes buiten je huis of je werk, waar je samenkomt en mensen van alle strepen kan ontmoeten. Denk bijvoorbeeld aan musea, openbare bibliotheken en parken, plekken waar je kunt ontspannen en die de laatste decennia steeds meer onder financiële druk komen te staan. Het verdwijnen van deze ruimtes werkt polarisatie in de hand. Nu kom ik andersdenkenden vooral op sociale media tegen, platformen die mij het liefst angstig en boos houden. De Palestijns-Amerikaanse schrijver Etaf Rum raadde om die reden in een podcast iedere kunstenaar aan van Instagram af te gaan. Om dezelfde reden vermijd ik demonstraties.
Ook de Russische curator vertelt dat ze de pro-Oekraïne demonstraties liever vermijdt: ‘Mensen roepen al snel dingen die me tegen de borst stuiten.’ Ik knik, denk onwillekeurig aan wat een activist een aantal weken daarvoor op Instagram schreef: ‘Teleurstellend dat er zo weinig Joden kwamen naar de Palestina-demonstratie. Waar blijven jullie?’ Ik kon wel koken van woede. Deze persoon hoopte waarschijnlijk op makkelijk deelbare filmpjes van Joodse activisten zoals in Amerika, zo niet met pijpenkrullen, dan het liefst met keppeltjes, talles en een shofar. Geen seconde zal die hebben stilgestaan bij het feit dat de straten van New York niet bezaaid zijn met struikelstenen zoals in Amsterdam, of dat er daar miljoenen Joden leven en hier niet eens de helft van de tachtigduizend die er voor de oorlog woonden.
Eén keer ben ik naar een demonstratie gegaan, lang na mijn ontmoeting met de Russische curator, omdat het persoonlijk voelde. Voor de opening van het Nationaal Holocaustmuseum, dat het verhaal van mijn familie vertelt, kwam de genocidaire president van mijn vaderland naar de oude Joodse wijk waar ik geboren ben. Met een kater fietste ik naar het Waterlooplein voor de demonstratie, georganiseerd door zowel Joodse als Palestijnse activisten. Na afloop probeerde ik terug bij mijn fiets te komen, toen ik op een ruzie tussen een demonstrant en een bewoner stuitte. De bewoner keek uit zijn raam, waaronder een doek hing met iets in de trant van: ‘er kan pas vrede zijn als er veiligheid is’. Ik weet niet wat de aanleiding voor de ruzie precies was, alleen dat de activist met een Palestina-sjaal boven haar hoofd zwaaide en stampvoetend ‘you are a nazi, you are a nazi!’ riep op een pesterig schoolpleindeuntje. Ze keek hem niet aan. ‘Hoe durf je dat woord hier in deze wijk in de mond te nemen!’, riep de ander. Ook hij keek haar niet aan. Ik vervolgde mijn weg naar huis, waar ik een week lang niet kon slapen.
Maar nu zit ik nog tegenover de curator, die bij gebrek aan thee een fles wijn tevoorschijn haalt. Terwijl ze wijn in de theekopjes schenkt, mompelt ze: ‘Het is gewoon allemaal klote’. Daarna heft ze haar kopje: ‘Op vrede en voorspoed in onze thuislanden’.
Esha Guy Hadjadj
is schrijver