
De kolonisatie van tijd – Rindon Johnson bij Cc Strombeek
De tentoonstelling Why Tell a Dead Man the Future van Rindon Johnson in cultuurcentrum Strombeek opent een dialoog over de geschiedenis van mahoniehout en de eeuwenlange exploitatie van dit materiaal. Centraal in de expositie staan acht antieke mahoniehouten klokken, elk een belichaming van een tijdperk waarin koloniale roofbouw, slavernij en economische machtsstructuren samenvloeiden in de objecten die de huizen van de Europese en Noord-Amerikaanse elite sierden.
Rindon Johnson, geboren in 1990 in San Francisco, of wat hij in zijn bio, terecht, de niet-overgedragen grond van het Ohlone-volk noemt, onderzoekt in zijn werk voortdurend de grens tussen materiële en taalgebonden structuren. Hij woont en werkt tussen Lenapehoking (New York) en Berlijn en verwijst in zijn biografie bewust naar de oorspronkelijke, inheemse namen van deze locaties. Dit gebaar weerspiegelt zijn bredere praktijk, waarin hij zich richt op de koloniale geschiedenis en onze hedendaagse perceptie van eigendom, waarde en tijd.
Het boek Mahogany: The Costs of Luxury in Early America (Harvard University Press, 2015) van de schrijfster Jennifer L. Andersons, waarin een genadeloos licht op de koloniale structuren achter de mahoniehandel wordt geworpen, vormt een cruciale leidraad in de tentoonstelling. Het luxueuze hout, geïmporteerd vanuit het Caribisch gebied en Midden-Amerika, werd vanaf de achttiende eeuw een statussymbool in Europese en Noord-Amerikaanse huizen. Achter de diepe glans van de perfect afgewerkte mahoniehouten klokken gaat een werkelijkheid schuil van vernietigde ecosystemen en menselijke uitbuiting.
Mahonie werd een waardevol Brits importproduct in de achttiende eeuw. Het werd gebruikt voor een grote verscheidenheid aan architectonische toepassingen en meubels, en kenmerkte de Georgian en Regency stijlen. Het hout werd echter geveld en gefreesd door slaafgemaakten in Jamaica, Barbados en Honduras en andere Britse koloniën. Het is een handelswaar uit deze handelsdriehoek die nog steeds waarde genereert voor degenen die het bezitten.
Mahoniehout werd niet zomaar een luxeproduct; het werd een handelswaar dat de economieën van het Caribisch gebied en Centraal-Amerika radicaal veranderde. Volgens Anderson werden de bossen van Jamaica al in de vroege achttiende eeuw uitgeput, toen Britse kolonisten het eiland omvormden tot een van de eerste grote mahonie-exporteurs. De kap van deze bomen vereiste niet alleen arbeidsintensieve processen, maar werd rechtstreeks gefaciliteerd door slavenarbeid. Door de stijgende vraag naar dit duurzame en goed bewerkbare hout ontstond een cyclus van exploitatie, waarbij niet alleen natuurlijke hulpbronnen, maar ook mensen als handelswaar werden beschouwd.
De klokken in de tentoonstelling, vervaardigd uit dit hout, zijn allemaal gebouwd in het Verenigd Koninkrijk in de achttiende eeuw. De objecten fungeren als stille getuigen van deze gewelddadige geschiedenis en werden gemaakt in een periode waarin mahonie werd gezien als het toppunt van elegantie en vakmanschap. De behuizing van de klokken werd vaak uit het beste mahonie vervaardigd, zorgvuldig geselecteerd voor zijn diepe, roodbruine tinten en zijdeachtige textuur.
In veel rijke/welvarende huishoudens stond zo’n statige staande klok, ook wel bekend als een ‘grootvaders klok,’ een object dat de sociale status van de eigenaar onderstreepte. Daarnaast werden mahoniehouten ‘grootvader klokken’ ook veelvuldig aangetroffen in huizen op plantages in de zuidelijke staten van de Verenigde Staten. Deze klokken dienden niet alleen als prestigieuze accessoires voor de plantage-eigenaren, maar waren ook ingebed in de sociale en economische structuren die gebaseerd waren op slavernij. Zoals bijvoorbeeld Mark M. Smith stelt in zijn boek Mastered by the Clock: Time, Slavery, and Freedom in the American South dat de grootvader klok in de huizen van plantage-eigenaren symbool stond voor controle en de discipline die werd uitgeoefend over de tijd van de slaafgemaakten, waarbij zij voortdurend werden herinnerd aan de structurele ongelijkheid van hun bestaan. De klokken markeerden een wrede cyclus waarin de tijd werd gemeten in dienst van de eigenaars, terwijl de vrijheid van de slaafgemaakten volledig werd ontkend.
Een van de meest intrigerende aspecten van deze tentoonstelling is de geplande veiling van de klokken
Er is een Engelse mahoniehouten staande klok uit ca. 1715. Klokkenmaker: Stephen Asselin, Londen. Stephen Asselin(g) was actief tussen 1700 en 1720 en was een van de vroege klokkenmakers van Groot-Brittannië.
Een Schotse mahoniehouten staande klok, ca. 1770, 8-daags uurwerk
Klokkenmaker: John Dalgleish, Edinburgh
John Dalgleish uit Edinburgh was actief tussen 1742 en 1771. Hij trouwde op 19 december 1742 met Hannah Johnston en was kapitein van de plaatselijke militie tijdens het bezoek van Bonnie Prince Charlie in 1745.
George III mahoniehouten staande klok, eind 1700 – begin 1800 8-daags uurwerk
Klokkenmaker: onbekend
Engelse mahoniehouten staande klok, ca. 1790 8-daags uurwerk
Klokkenmaker: Fishwick Boughton
Naarmate ik langer kijk, zie ik dat de klokken subtiele tekenen van ouderdom vertonen. De wijzerplaten, vaak ingelegd met koper of vergulde details, hebben een patina ontwikkeld, wat bijdraagt aan hun historische karakter. Sommige klokken bevatten ingewikkelde gravures en ornamenten, verwijzend naar de Europese stijlen uit de achttiende eeuw. Deze decoratieve elementen, hoewel op het eerste gezicht puur esthetisch, benadrukken de status en exclusiviteit die deze objecten destijds vertegenwoordigden.
Het werk zelf is onverbloemd in zijn minimalistische presentatie, Johnson kiest ervoor om deze historische objecten als readymades te presenteren. Dit is een strategische ingreep: in plaats van mahoniehout opnieuw te gebruiken voor sculpturen, toont hij bestaande voorwerpen die hun geschiedenis al met zich meedragen. De klokken zijn niet enkel objecten van tijdsmeting, maar markeren de uitgestrekte periodes van exploitatie en diens intergenerationele impact. De klokken belichamen zo de paradox van tijd: terwijl ze ontworpen zijn om een lineair en geordend verloop van tijd te suggereren, tonen ze tegelijkertijd de cyclische aard van exploitatie.
Naast zijn visuele kunstpraktijk heeft Johnson meerdere boeken en dichtbundels gepubliceerd, waaronder Nobody Sleeps Better Than White People (Inpatient, 2016) en The Law of Large Numbers: Black Sonic Abyss (Chisenhale, Inpatient, SculptureCenter 2021). Zijn poëzie, doordrongen van kritisch engagement en een speelse omgang met taal en macht, resoneert sterk in zijn beeldende werk. De manier waarop hij in zijn gedichten fragmentatie, herhaling en het weglaten van informatie gebruikt, vindt zijn equivalent in de manier waarop hij historische objecten zoals de mahoniehouten monolieten in deze tentoonstelling presenteert.
Een van de meest intrigerende aspecten van deze tentoonstelling is de geplande veiling van de klokken. Johnson stelt hiermee een belangrijke vraag: hoe moeten we omgaan met erfgoed dat voortkomt uit koloniale exploitatie? Door de opbrengst te doneren aan de Rainforest Alliance probeert hij een gebaar van herstel te maken, maar blijft tegelijkertijd sceptisch over de effectiviteit hiervan. In een interview dat hij met Cc Strombeek deed merkte hij op: ‘Krijgen we de hoogste prijs voor deze bomen?’
Door deze volledige economische cyclus door te voeren in de tentoonstelling opent het een gesprek over hoe we omgaan met objecten die tegelijkertijd cultureel erfgoed en bewijsstukken van geweld zijn. De werken benadrukken dat koloniale structuren niet tot het verleden behoren, maar nog steeds resoneren in hedendaagse vormen van handel, toerisme en natuur- en milieurechten. Door de geschiedenis van mahonie en zijn diepgaande impact op mens en milieu te centraliseren, dwingt Johnson de kijker tot een kritische reflectie op de vraag: wat is de keerzijde van tijd, en in welke tijd leven we werkelijk?
De tentoonstelling Why tell a dead man the future loopt nog tot 25 mei bij Cultuurcentrum Strombeek
Remco Torenbosch
is kunstenaar