Half kunst, half plant – dubbelzinnige botanische reflecties van Elspeth Diederix en Lou-Lou van Staaveren in Wijlre
Kun je in deze tijden van het antropoceen nog wel spreken van natura artes magistra, de natuur als leermeester van de kunst? Of is het inmiddels andersom, is het de kunst die de natuur een lesje leert? In het werk van Elspeth Diederix en Lou-Lou van Staaveren dat ze momenteel in Wijlre exposeren is dat geen uitgemaakte zaak.
Je knippert twee keer met je ogen als je in de entree op de eerste verdieping in het Hedge House in Wijlre staat en in de hoek van het hypermoderne door Wiel Arets ontworpen gebouw een kippenhok ontwaart. Het hok (achter een groot raam) is een integraal onderdeel van het uit beton gegoten gebouw. Doodgemoedereerd lopen de kippen af en aan naar buiten door een speciaal geconstrueerde gang, waar je vanuit de entreeverdieping goed zicht op hebt.
Kort daarop vertelt de medewerkster in geuren en kleuren over de watersnood die hen drie jaar terug trof, toen het waterpeil van de nabijgelegen Geul in korte tijd met meters steeg. De onder de grond gelegen expositiezaal van het gebouw stond in een mum van tijd onder water. De kunstwerken uit de toen net geopende tentoonstelling konden nog gered worden. En de kippen, vraag ik? ‘De kippen niet’, zegt ze, ‘ze zijn allemaal verdronken.’
Als ik vervolgens afdaal naar de half onder de grond gelegen expositieruimte, klotsen in gedachten golven water met mij mee de trap af. Het kost me moeite het beeld van de dode kippen van me af te zetten, mede doordat ik me afvraag wat ik zou doen op het moment dat het water naar binnen dringt. Kiezen voor de kippen of de kunst? Ik denk dat ik ook voor de kunst gekozen had, maar helemaal zeker ben ik er niet van.
Multifunctioneel
Het Hedge House is multifunctioneel. Naast de ontvangstruimte en het kippenhok (boven) en de grote tentoonstellingszaal (beneden), zijn er ook een Orangerie (die via een venster neerkijkt op de expositiekelder) en een kweekruimte voor orchideeën (naast het kippenhok) waar het licht gul naar binnen stroomt. De kippen en planten zijn heer en meester in het pand. Zij zijn de vaste bewoners. Wij, het publiek en de kunst, zijn slechts passanten, te gast in hún huis.
Deze opzichtige integratie van kunst en natuur volgt de visie van de inmiddels overleden oprichters Jo en Marlies Eyck die het vervallen kasteel met koetshuis begin jaren tachtig kochten en opknapten, het Hedge House lieten bouwen en de kasteeltuin omvormden tot een beeldentuin (in 2014 onderscheiden als de mooiste tuin van Europa). Kunst en natuur gaan er hand in hand, wat wordt gesymboliseerd door de manier waarop het Hedge House zich verbergt in de grond en bescheiden ophoudt achter hoge heggen. In het bos achterin de grote tuin, een eind achter het koetshuis en het kasteel, bevindt zich een boom van Penone die op een andere manier uiting geeft aan het samengaan van kunst en natuur. De vertakkingen van de boom tekenen zich af in door het bos geplante struiken, hij is letterlijk half kunst, half plant.
Kunst of natuur; Jo en Marlies Eyck hebben niet willen kiezen, net zo min als Xander Karskens, de huidige directeur van Buitenplaats Kasteel Wijlre, dat in hun geest wil doen. Zeker niet in de huidige tentoonstelling die de aandacht vestigt op de tuin van het kasteel via het werk van Elspeth Diederix en Lou-Lou van Staaveren.
Diederix heeft twee jaar lang het Hedge House regelmatig bezocht als resident-onderzoeker, om er enkele graslanden in de directe omgeving van het huis nauwgezet te volgen met haar camera. Ze richtte zich op onontgonnen velden, die vergeleken met de elegante heggen uit de Franse tuin van het kasteel nogal ruraal ogen. Wild en grillig schieten de grassen alle kanten op.
Diederix heeft ze tijdens verschillende seizoenen in beeld gebracht, op weinig spectaculaire wijze, redelijk frontaal, vaak beeldvullend. Overal aan de muren zie je foto’s van gras: hoog gras, laag gras, geel gras en groen gras; er zijn de stugge types naast de meer sierlijke.
Wie Diederix van haar gefotografeerde bloemen kent, zal verrast zijn door de monochrome soberheid van de foto’s, die een lichte hang naar het oppervlak vertonen. Waar de fel gekleurde bloemen van de muur springen, de ruimte in, willen de grassen er juist in opgaan, zo lijkt. Ze worden een soort grasbehang, wat Diederix ook letterlijk is gaan maken: sommige graspatronen zijn door haar vertaald naar een grafisch vormgegeven behang waar ter illustratie een wandje mee is behangen.
Hier en daar, heel eigenaardig, springen de grassprieten op de foto’s in het gelid. Er tekenen zich in de wirwar van lijnen geordende formaties af, soms sierlijk, soms geometrisch, soms allebei tegelijk. Het is een lijnenspel vol onverwachte harmoniën van het meer geometrische soort. Ik lees dat Diederix ze er zelf achteraf aan heeft toegevoegd, op de computer, al had ze ze oorsponkelijk eigenlijk zelf willen kweken.
In de begeleidende publicatie vertelt ze hoe in deze foto’s een ervaring uit Hongarije doorwerkte, waar ze de patronen binnen het plantenleven leerde kennen en ontdekte hoe ze aan de basis liggen van het plantenleven. Ze ging experimenteren met de symmetrie van de velden, maar ‘het bleek te ingewikkeld en het is me niet gelukt’. In Wijlre greep ze daarom naar de computer en begon de foto’s te manipuleren: ‘Door de patronen te accentueren laat ik de mensen intensiever kijken.’
Geometrie
Geometrische patronen in de natuur, je ziet ze momenteel toevallig in meer tentoonstellingen terug. Ook bij Maura Biava in Museum Escher in Den Haag die in variatie op Escher kristallijnen sculpturen heeft gemaakt en tekeningen die lijken getekend met een spirograaf. Ze getuigen van een geloof in de wetmatigheid van de natuur, verborgen ordes die de mens in ze meent te herkennen en definieert als de basis ervan.
In Wijlre refereren de ordeningen van Diederix vooral aan de Franse tuin die zich bij het kasteel bevindt, die overeenkomstig achttiende-eeuws Verlichtingsdenken tal van symmetrieën toont, als een symbolisch beladen overmeestering van de chaos, een humane bezweringsformule die tegelijkertijd respect aan de natuur betuigt door te suggereren dat het enkel dat wat er dieper in verscholen zit expliciet naar voren wil brengen.
Die door de Franse tuin geïnspireerde verhouding van mens en natuur komt ook terug in het werk van Lou-Lou van Staaveren, een co-exposant in deze tentoonstellingsperiode in Wijlre. Ze exposeert in het Koetshuis enkele eerder gemaakte fotowerken die nadrukkelijk appeleren aan wat Diederix doet, maar toch iets anders uitdragen.
Van Staaveren is een tuinfanaat (met eigen tijdschrift: Pleasant Place), die zich in het hier geëxposeerde fotowerk heeft gericht op de ‘vormsnoei’ of topiary (en), de geknipte heg. Dit was een belangrijk element in de renaissance tuin, de symbolisch beladen viering van een systematische orde, die teruggreep op de klassieke oudheid en een elegante navolging kreeg in de Franse tuin.
Uit Van Staaverens werk spreekt waardering voor die kunstmatig aangelegde tuinen, maar ook een zekere vervreemding, alsof de menselijke neiging de natuur te analyseren en naar eigen inzicht in te richten door haar bewonderd wordt maar ook gepersifleerd. De foto’s komen over als uitvergrotingen, postmodern ogende plagerij, die de aangeharkte tuinen een tikkeltje over the top weergeven, als vormsnoei on acid, kunstmatigheid ten top.
Antropoceen
Als het over de verhouding van mens en natuur gaat kun je tegenwoordig bijna niet om de zwaarbeladen discussie rond het antropoceen heen. Diederix en Van Staaveren tonen zich geen klimaatactivisten. Hun spel met de natuur getuigt van een andere interesse, die je eerder dubbelzinnig, kunstzinnig en speels kunt noemen dan politiek of moralistisch. Het werk eert het artificiële zoals ik dat in jaren niet heb gezien. Het roept bij mij associaties op aan de jaren tachtig en negentig toen verschillende kunstenaars zich op Franse tuinen stortten omdat ze er de perfecte locatie in zagen voor diepzinnige bespiegelingen over waarheid en illusie.
Tuinen zijn altijd met betekenis geladen interfaces tussen mens en natuur geweest, symbolische vertaalslagen van menselijke pogingen tot begrip en verzoening met diens natuurlijke omgeving. Afgelopen jaren stond in de discussie over mens, natuur en tuin vaak de zorg voor het leven voorop, met de tuin als opvoedkundig of pedagogisch correctief op de door mensen veroorzaakte klimaatcrisis. Bij Diederix en Van Staaveren gaat het niet zozeer om dit soort oefeningen in aardse zorgzaamheid. Bij hen is de tuin meer een theatrale bühne waarop de natuur zich een slagje mooier, geordender en vredelievender toont dan ze eigenlijk is.
Naast de tentoonstellingen van Diederix en Van Staaveren is er in Wijlre ook werk te zien van Gert Robijns, een streekgenoot uit Belgisch Limburg, die een serie tekeningen toont, alsmede een video waarin hij videoportretten maakt rondom het thema mens en natuur.
De kleine vignetten tonen de worsteling met het milieu vanuit divers perspectief. Robijns baseerde zijn keuzes net als Diederix en Van Staaveren eveneens op geometrie, in zijn geval een denkbeeldige lijn die hij vanuit zijn geboortstreek naar Tokio trok. In Wijlre is een eerste etappe van deze reis langs locaties over de halve aardbol te volgen.
Elspeth Diederix – Angelica fields, 13.03.2024 — 25.08.2024
Lou-Lou van Staaveren – Tuun
13.03.2024 — 25.08.2024
Gert Robijns – Re___gio Lijn 18
13.03.2024 — 25.08.2024
Domeniek Ruyters
is hoofdredacteur van Metropolis M