metropolis m

L’image volée
Fondazione Prada, Milaan
18.3.2016 t/m 28.8.2016

L’image volée is een bijzonder heterogene tentoonstelling over hergebruik van ‘gestolen’ beeldmateriaal en bestaande iconografieën in de kunst. Samengesteld door de kunstenaar Thomas Demand en vormgegeven door zijn collega Manfred Pernice in het vorig jaar geopende nieuwe complex van de Fondazione Prada in Milaan, brengt de tentoonstelling artistieke impulsen bijeen die nieuwe beelden maken op basis van bestaande. Of zoals Demand vrij naar de middeleeuwse filosoof Bernard van Chartres stelt: eenieder staat op iemand anders’ schouders.

De opmaat tot de tentoonstelling wordt gevormd door een opmerkelijk drieluik. Tegen een door Pernice opgetrokken tijdelijke wand middenin de noordelijke zaal staat een lege klassieke lijst waar een vergeeld kaartje aan hangt, nummer R1469. De lege lijst van Vincent van Goghs Portret van Dr. Gachet (1890) komt uit de verzameling van het Städel Museum in Frankfurt, waar het in 1937 door de nazi’s werd gestript. Het doek is vervolgens na de dood van de laatste bekende Japanse eigenaar in 1996 op mysterieuze wijze verdwenen. De poster op de muur ernaast is het werk van John Baldessari. De Amerikaanse pionier van de conceptuele appropriatiekunst neemt het publiciteitsbeeld van de tentoonstelling voor zijn rekening: een levensgrote poster en billboardcampagne die verwijst naar de roof van vijf schilderijen uit het Musée d’Art Moderne de la Ville de Paris in mei 2010. Zowel het schilderij als de dief zijn monochroom afgebeeld, hun ware beeltenis is gevlogen. Een museale wandvitrine met daarin een tentoonstellingsbrochure getiteld Stolen Pictures – Peintures Volées – Gestohlene Bilder (1948, Stuttgart: Kohlhammer) staat deels voor Baldessari’s poster.

De toon is gezet. De groepstentoonstelling die bestaat uit meer dan negentig kunstwerken gemaakt door ruim zestig kunstenaars vanaf 1820 tot nu, blijkt een onconventioneel onderzoek naar de rekbaarheid van het begrip ‘stelen in de kunst’. Om het enorme scala aan artistieke mogelijkheden en excentrieke methodes dat daaruit voortvloeit enigszins te structureren is de tentoonstelling verdeeld in drie hoofdstukken en vijftien subcategorieën, elk geformuleerd als actiemodus.

Onder de koppen Literally Stealing en Iconographic Poaching ontwikkelt zich een scala aan voorbeelden van artistieke diefstal dat zijn samenhang vooral dankt aan het door Pernice zorgvuldig vormgegeven meanderende parcours dat is opgebouwd uit gebruikte tentoonstellingsmaterialen. Het gaat van werken waarin diefstal wezenlijk figureert, zoals Ulays There Is a Criminal Touch to Art (1976), dat de kunstenaar volgt op de vlucht met het schilderij Der arme Poet (1839) van Carl Spitzweg dat hij stal uit de Neue Nationalgalerie in Berlijn naar het appartement van een Turkse familie waardoor hij het een nieuwe politieke lading gaf, en Maurizio Cattelans meer conceptuele, ingelijste officiële aangifte van de diefstal van een niet bestaand immaterieel kunstwerk van eigen hand. Ook zijn er werken waarin een plaats delict wordt gesuggereerd door een afwezigheid in het beeld, zoals Adolph von Menzels vernielde Friedrich der Grosse auf Reisen (1853-1854). De manier waarop een kunstenaar controle kan behouden over zijn eigen werk komt ook tot uitdrukking in werken waarbij de kunstenaar het werk van een ander zo heeft gemanipuleerd dat het zijn eigen werk is geworden, zoals Martin Kippenbergers Richter-Modell (interconti) (1987).

Ideeën over artistieke intentionaliteit en toe-eigening gaan in de tentoonstelling openlijk, naadloos en eensgezind over in onderwerpen als vervalsing, citeren en collage. Günter Hopfingers meesterlijke, met de hand vervaardigde duplicaten van Duits briefgeld, en de identieke objecten, een originele steen en zijn kopie in brons van Vija Celmin bevinden zich aan het ene einde van het spectrum werken dat de logica achter appropriatie wil analyseren. En met kunstwerken die andere werken ‘beter’ maken, zoals Duchamps Pharmacie (1914), een gevonden landschapje met twee druppels gekleurde verf eraan toegevoegd, Sturtevants Duchamp Man Ray Portrait (1966) waarin de kunstenaar een fotografisch portret van Duchamp gemaakt door Man Ray opeist door zowel het onderwerp als de maker van de foto te vervangen door zichzelf, de tweedimensionale reproductie van de driedimensionale scans die Oliver Laric maakte van klassieke Griekse beelden uit de vorige tentoonstelling bij de Fondazione Prada (Serial Classic) maar niet mocht realiseren vanwege copyrightkwesties, en Henrik Olesens 2 (2016), een gemodificeerde remake van Anthony Caro’s sculptuur Early One Morning (1962), komt een andere kant van het gamma in beeld.

Het geheel leest als een soort van ‘criminal investigation’ waarin mogelijke verdachten, motieven en verbanden worden opgetekend; een gevatte speuroefening voor kunstinsiders, die desondanks ook een groter publiek, gewapend met beschrijvingen in de tentoonstellingsbrochure, zal weten te interesseren in de rites en methodes van de hedendaagse kunst.

Het laatste deel van de tentoonstelling gaat ondergronds. In het souterrain van de noordelijke galerij refereren de werken onder de kop Pictures that Steal direct aan bespieding en surveillance, en de vraag wat er gebeurt als het ‘gestolen beeld’ niet langer het toe-eigenen of de fysieke diefstal van beelden of kunstwerken betreft, maar om zaken die veel moeilijker te grijpen zijn zoals identiteit, privacy en anonimiteit. Trevor Paglens foto’s van de materiële transoceanische infrastructuur van internetkabels, die worden afgetapt door de Amerikaanse inlichtingendiensten, zijn een vorm van artistieke contraspionage. De foto’s hangen naast een fascinerend display van tikkende en piepende spionage-instrumenten uit het voormalige Oostblok. Dit sluitstuk van de tentoonstelling vormt een ‘show within a show’ samengesteld door ANONYMOUS (een wereldberoemde productontwerper) die een selectie maakte uit de spywarecollectie van het Wende Museum in Los Angeles. Aan de andere kant hangt Thomas Demands Camera (2007), een foto van een door de kunstenaar gemaakte kartonnen replica van een bestaande situatie. De surveillancecamera op de foto is blind, maar daarom niet minder veelzeggend.

Kleptografic, zo omschrijft Demand het medium fotografie waarin hij zelf werkt. De term verwijst naar de studie van het op een veilige en subliminale manier stelen van informatie om die vervolgens opnieuw te versleutelen. Dat fotografie neigt richting stelen (‘bends toward stealing’) zoals Demand stelt, geldt welbeschouwd voor elke artistieke handeling. En hoewel de enorm gevarieerde selectie werken in de tentoonstelling niet ontkomt aan de indruk van enige willekeur, verwijst L’image volée naar het feit dat die handeling niet los gezien kan worden van haar artistieke context. In de kunst is creatief onteigenen, hebberigheid, hernemen en transformeren inherent aan het artistieke proces. Transformeren blijkt de overkoepelende actiemodus waarin de kunst wordt vrijgesproken in overeenstemming met de wet van het behoud van massa van Antoine Lavoisier: nulla si crea, nulla si distrugge, tutto si trasforma.

Andrea Wiarda

Recente artikelen