Robot Love
Robot Love
Melkfabriek, Eindhoven
15.09.2018 t/m 02.12.2018
Een tentoonstelling over technologie de titel Robot Love meegeven, mag haast worden gelezen als een provocatie. Termen als liefde of affectie zijn niet gangbaar wanneer het over machines en kunstmatige intelligentie gaat. De kunstwereld laat zich doorgaans juist op nogal alarmistische toon over technologie uit. De waarschuwingen zijn vanzelfsprekend niet onterecht, gezien de macht die technologie in de samenleving verworven heeft. Maar het feit dat de noodklok al zo vaak is geluid, maakt dat we in toenemende mate doof zijn voor de boodschap om van de mens geen robot te maken. Dat in deze tentoonstelling de verregaande verstrengeling van robot en mens welwillend wordt onderzocht, is daarom een welkome en zelfs belangrijke toevoeging aan de discussie rond dit onderwerp.
Het is niet zo dat de maker van de tentoonstelling, Ine Gevers, het zich gemakkelijk heeft gemaakt door voor een enthousiaste benadering van technologie te kiezen. Ze stelt aan de hand van vijftig kunstwerken kritische vragen over de positie van de robot in de samenleving, vanuit het besef dat we nu al niet meer zonder kunnen. De stelling dat technologie iets kan leren over liefde meandert door de tentoonstelling, zonder dat er een conclusie wordt getrokken. Hoewel de tentoonstelling wordt gepresenteerd als interactief, heeft de presentatie eerder een beschouwend karakter. Met elk nieuw werk wordt een nieuwe denkrichting toegevoegd aan het standpunt van een eerder werk.
Bij het betreden van de tentoonstellingsruimte wordt de bezoeker begroet door een robot (van Gael Langevin) die vraagt of de bezoeker zijn hand wil schudden, waarmee menselijk gedrag wordt nagebootst. Aanraken mag, terugpraten ook en wanneer de spraakherkenningssoftware dan de mist in gaat (I will google the word Google for you) word je er vooral aan herinnert hoe soepel Siri of Alexa in het dagelijkse leven al werken. Ik besef me dat hoe beter de techniek wordt (in dit geval hoe menselijker) hoe minder deze als zodanig herkenbaar is. Dat het onderscheid tussen mens en machine nu al zo moeilijk te maken is, maakt de vraag hoeveel invloed techniek in ons dagelijks leven mag hebben er niet makkelijker op.
In de tentoonstelling spelen kunstenaars dankbaar met het onderscheid tussen mechanisch en menselijk. Zoro Feigl plaatste een industriële robotarm, het type dat wordt gebruikt om auto’s in elkaar te schroeven, op een halve balvorm en laat hem een choreografie uitvoeren. Het summum van functionaliteit, de robotarm, lijkt daarmee een levend wezen. Hito Steyerl bracht met het werk Hell Yeah We Fuck Die in kaart wat de meest gebruikte woorden zijn in popliedjes uit het afgelopen decennium. Ze plaatste die woorden als monumentale sculptuur verspreid door de ruimte. Hiermee maakt ze een belangrijke kanttekening: het is niet de technologie die zulke stompzinnige uitingen voortbrengt, het is eerst en vooral de cultuur die hitjes met dergelijke woorden mogelijk maakt. Als onderdeel van de installatie laat ze op enkele schermen korte clips zien van onderzoekers die zelfstandig staande robots een duw of trap geven om de stabiliteit van de machines te testen. De robots zoeken spartelend naar hun evenwichtig en lijken daarmee levende wezens. Projectie van menselijke eigenschappen op robots lijkt de sleutel te zijn om iets te leren voelen voor techniek, zo blijkt ook uit de installatie met de titel Amygdala van Marco Donnarumma. Hij laat een mechanische arm krassen op een huidachtig weefsel, waarmee de zelfdestructie afstotelijk en meelijwekkend wordt. Veel werken roepen compassie op voor robots, als een vorm van oprechte liefde en zorg. Neem de speciaal voor de tentoonstelling geconstrueerde robot van de tweelingzusters L.A. Raeven met de veelzeggende titel Annelies, Looking for Completion, die ineengekrompen aan het lijden is. Aanraking biedt uitkomst; ze kijkt dan op en stopt met huilen.
Gezien de grote hoeveelheid werk (van meer dan vijftig kunstenaars), verdeeld over meerdere afdelingen, is het moeilijk om alles evenveel aandacht te geven. Duidelijk wordt in ieder geval dat techniek niet alleen op de affectieve gevoelens van de mens inwerkt. Shell Shock Syndrome van Felix Burger bestaat uit tientallen gipsen koppen in een donkere ruimte die na een minuut of vijf stilte hevig gaan bewegen op de eerste klanken van de Matthäus-Passion. De videobeelden bij deze kakofonie tonen de kunstenaar zelf die op een bank ligt en dan weer neurotisch op-en-neer springt. Het werk gaat over de stress die het oplevert om het als jonge kunstenaar te moeten maken in de wereld. De ratrace verbeeld in een mechanische opera. De installatie weet te boeien, maar een nieuwe lezing over technologie biedt het niet.
Waar het onderwerp van de tentoonstelling is gericht op een maatschappelijk fenomeen vragen veel werken je vooral te verhouden tot die werken zelf. Het gaat niet per se over technologie in de bredere zin van het woord, het wordt eerder zo concreet en ‘menselijk’ mogelijk voorgesteld zodat je een relatie kunt aangaan, je ermee kunt identificeren en de objecten soms ook wilt aanraken. Roger Hiorns maakte bijvoorbeeld een visueel sterke installatie van afgedankte motorslangen en vloeistofreservoirs die op figuren lijken, waarbij de illusie van leven wordt versterkt doordat de lichamen schuim braken. De werken van Margriet van Breevoort roepen door hun lichamelijkheid een bepaald mededogen op, zoals de sculptuur van een hybride van walrus en mens (The Waiting) zittend op een bankje of de absurd realistische vrouw met grote ogen en hertengewei (The Tourist). De wezens en apparaten kunnen als zeer menselijk worden ervaren.
Het mag geen verrassing zijn dat de nadruk op het fysieke gecombineerd met het thema liefde aandacht voor seks oplevert. In een donkere ruimte kunnen bezoekers zelf aan de slag met bijvoorbeeld zachte kussens die door trillingen en lichteffecten sensualiteit moeten overdragen (gemaakt door Patrícia J. Reis). Echt expliciet wordt het echter niet. Pornografisch plat is de sekspop van de Nederlandse firma Mytenga Dolls. Deze rubberen mens (geen kunstwerk) heeft op een grote boezem na het uiterlijk van een meisje dat de puberleeftijd nog niet heeft bereikt en valt als commercieel artikel volledig uit de toon.
Toch levert Robot Love een krachttoer door uiteenlopend werk rondom een groot en complex maatschappelijk vraagstuk te presenteren op een locatie die niet erg voor kunst geschikt is. Het thema wordt vanuit een verrassende invalshoek aansprekend gepresenteerd voor een breed publiek dat de weg naar het complex ongetwijfeld massaal zal vinden. Helaas is de presentatie zo breed dat het aan scherpte mist. Aan het beantwoorden van de talrijke opgeworpen vragen komt de tentoonstelling niet echt toe. Maar gezien de aard van de beschreven ontwikkelingen komt er ongetwijfeld een vervolg.
Jorne Vriens
is kunsthistoricus
Jorne Vriens
is kunsthistoricus