metropolis m

Hetero is de norm in de kapitalistische samenleving. De omarming van een andere, queerseksuele moraal houdt daarom een zeker verzet in tegen het kapitalisme. De vraag is hoe de weigerachtigheid vanuit gender zich naar de norm te voegen ook tot systeemverandering kan leiden. In de kunst wordt er momenteel veel over gedebatteerd.

Kunnen we de wereld redden met een genderneutrale, slaafvrije en kek vormgegeven douchewekker? Of is een grotere, radicalere omslag nodig om het kapitalistisch systeem, met zijn ongelimiteerde groei en uitwassen van onrechtvaardigheid, een halt toe te roepen. Betekent het redden van de wereld dat we haar willen behouden zoals we haar kennen of zijn we op zoek naar systeemverandering waarin iedereen meetelt ongeacht achtergrond en sekse? En wat betekent het als klimaatverandering, ecologische destructie, discriminatie op basis van achtergrond of seksuele voorkeur, burn-out en overbevolking allemaal verband houden met elkaar? Wat als het allemaal voortkomt uit de heteronormativiteit, die wordt geïnstigeerd door een politiek-economisch systeem dat we kapitalisme noemen?

Kunstenaar Wu Tsang, die zichzelf als transvrouw en transman identificeert [1], geeft in haar artistieke praktijk antwoorden op deze vragen. Zij kaart niet alleen de systeemfouten van het kapitalisme aan, maar probeert ook om aan de logica ervan te ontsnappen. Wu Tsang gaat in tegen de heteroseksuele norm, maakt machtsverhoudingen zichtbaar en biedt radicale alternatieven voor de dominante identiteiten en posities in onze maatschappij. Zij vecht niet voor kleine aanpassingen in deelgebieden, maar gaat in op de complexe interactie tussen economische en niet-economische sferen, door de relatie tussen economische ongelijkheid en sociale en politieke overheersing zichtbaar te maken en ontwikkelingen een halt toe te roepen.

Theoretici Kerstin Stakemeier en Marina Vishmidt bieden een theoretisch kader voor deze en andere radicale alternatieven. Zij brengen esthetiek, kapitalisme en gender met elkaar in verband in hun herziening van concepten als reproductie, ofwel voortplanting, en autonomie. Volgens hen gaat reproductie in eerste instantie over het in stand houden van het leven zelf. Een leven in de kapitalistische machinerie, die aan gender en vrijheid de voorwaarde stelt dat ze aan de heteroseksuele norm moeten voldoen, geeft echter geen mogelijkheden tot lichamelijke zelfbeschikking of autonomie. Wie niet aan het ideaalbeeld van het kerngezin voldoet, stuit op weerstand. Met die overtuiging stelt Stakemeier dat een beter leven niet bij emancipatie begint, maar bij het ‘deproduceren’ van het heden. Emancipatie zou slechts een beperkte verbetering van de achtergestelde posities ten opzichte van anderen bieden, maar geen einde maken aan de kapitalistische machinerie. 

De reproductie van menselijk leven (voortplanting) draagt bij aan de continuïteit van de sociale reproductie zoals we die kennen (kapitalistische machinerie). Vandaar dat Stakemeier pleit voor antisociale afwijkingen om daarmee de sociale reproductie stop te zetten. Dit deproduceren van het heden betekent dus niet dat er een stop moet komen op menselijke voortplanting, maar dat het huidige maatschappelijke systeem waarbinnen zij wordt ingezet wel wordt opgeheven. De vraag blijft daarbij hoe het heden te deproduceren? En wat de rol van de artistieke praktijk daarin is?

Samenvallende stemmen en posities

In haar video’s, performances en installaties vermengt Wu Tsang documentaire, fictie en activisme. Daarnaast zijn werken als de performancesculptuur Gravitational Feel (2016) of de video Girl Talk (2015) niet alleen beïnvloed door het radicale denken over postkolonialisme, feminisme, gender, racisme en performance van onder meer Fred Moten en Denise Ferreira da Silva, ze komen tot stand in zeer nauwe samenwerking met deze en andere personen. Die sterke mix van dialoog, performance, activisme en intellectuele studies zorgt ervoor dat de logica van oorzaak en gevolg stokt: inspiratie en geïnspireerd worden, geroerd raken en beroeren, toehoren en weerspreken mengen zich. Tijdens een residentie bij If I Can’t Dance in Amsterdam produceerden Tsang en Moten de gemeenschappelijke performance Gravitational Feel, waarin hun verschillende posities en stemmen samenvallen, net als in de video-installatie Miss Communication and Mr:Re (2014), waarin de stemmen van Tsang en Moten opgenomen op elkaars voicemail over elkaar zijn gezet. 

Tsangs video-installatie We hold where study (2017) is ook een samenwerking met verschillende personen, onder wie performer boychild en saxofonist Bendik Giske. Hier verenigen stemmen, bewegingen en ideeën zich tot een groter geheel. Gesproken woorden van Moten, over lichamelijke bewegingen die vervolgens ons bewegen, openen de video, waarna in de proloog twee zwarte jongens (Julian en Lorenzo Moten) in een buitenwijk van Los Angeles aan het ‘jaywalken’ zijn. Hoe onschuldig het lopen als een soort zombie dwars over de weg door een buitenwijk ook lijkt, deze performance refereert aan de vorm van protest tegen politiegeweld die jaywalking is geworden, zeker na de dood van Michael Brown in 2014. [2] Na de proloog volgen vijf hoofdstukken die gelezen kunnen worden als de geschiedenis van economische systemen vanaf de industriële revolutie. Van massaproductie via diensteneconomie naar de geautomatiseerde speculatieve economie met rampzalige gevolgen: ‘The Assembly Line’, ‘The Consultant’, ‘The Algorithm’, ‘The State of War’ en ‘The Socioecological Disaster’. 

De opeenvolging van deze economische systemen wordt nog duidelijker in de twee locaties van de video, die elkaar in het midden van het projectiescherm deels overlappen: een fabriekshal en een buitenwijk. De performers Ligia Lewis en Jonathan Gonzalez bewegen aan de rechterkant door een witte, kille fabriekshal. Josh Johnson en boychild bewegen aan de linkerkant over het grasveld met spiegels waar de jongens in de proloog hun wandeling eindigden. In ieder hoofdstuk veranderen de bewegingen en zijn er andere, kleine wijzigingen. In ‘The Assembly Line’ geeft de mechanische, repetitieve dans van Lewis en Gonzalez uitdrukking aan het economische systeem van massaproductie, waarin het menselijk lichaam zich schikt naar het machinale productieproces. Bij de postfordistische ‘The Consultant’ is de fabriekshal naast met blauwe lampen ook verlicht door rode. De bewegingen zijn uitputtender naarmate de video vordert en uiteindelijk buitelen de performers op en over elkaar heen. Het sociaalecologische onheil wordt uitgebeeld als een krachtmeting tussen lichamen die in elkaar opgaan en elkaars uitwerpselen lijken te eten. 

Wetend van de protesten tegen staatsgeweld gericht op zwarte Amerikanen geeft We hold where study niet alleen uitdrukking aan de menselijke conditie binnen verschillende politiek-economische systemen die tot een doemscenario leiden, maar legt een speciaal accent op de uitbuiting van de Afro-Amerikaanse bevolking. Bovendien vertelt Tsang dit verhaal in een alternatieve grammatica. Performatieve gebaren, gesproken woorden en door koper uitgeblazen klanken vallen samen met beelden waarin beleving het altijd wint van begrip. Het is een grammatica die haar eigen regels vormt tijdens het formuleren, waardoor de verbeelding niet ingehaald kan worden door het verstand. 

Voortplanten van autonomie

In hun publicatie Reproducing Autonomy willen Stakemeier en Vishmidt de concepten van reproductie en autonomie losweken uit hun beperkende simplificaties binnen het politiek-economische systeem van het kapitalisme. Te lang is verondersteld dat reproductie de sfeer is van voortplanting, van menselijke zorg en leven, het in stand houden van wat al bestaat, het huishouden, de natuurlijke staat van zijn en expliciet feminien. Autonomie zou niet van toepassing zijn op deze sfeer, omdat het politiek-economische systeem niet over voortplanting zou gaan. Volgens Marx zou autonomie moeten worden bewerkstelligd in de sfeer waarin de mens (impliciet masculien) gedwongen wordt onvrije, gefragmenteerde, vervreemdende en fysiek en psychologisch beschadigende arbeid uit te voeren. Autonomie is in dat licht het claimen van het recht op zelfbeschikking en de vruchten opeisen van arbeid, creatie, speculatie, waarde en eigendom die onterecht afgenomen worden. Kortom, heteronome reproductie en autonome productie werden lang gezien als twee van elkaar gescheiden sferen, maar dat is een onjuiste tegenstelling. Stakemeier en Vishmidt verweven de concepten reproductie en autonomie om categorische scheiding tegen te gaan en tegelijkertijd de dominantie van kapitalistische productie te ondergraven.

De theoretici stellen dat de autonomie die mogelijk is binnen het kapitalisme een geabstraheerde vorm is, los van de manier waarop het leven zelf wordt gecreëerd. Deze abstracte autonomie zou tot zelfbeschikking en misschien wel tot een revolutie van de werkverhoudingen binnen het productiesysteem kunnen leiden. Maar deze autonomie is even individualiserend als het kapitalistische productieproces waartegen het zich afzet, waarschuwen ze. Het is een sociale fictie, waarbij vergeten wordt hoe afhankelijk productie is van reproductie. Oftewel, voortplanting, zorg en opvoeding zijn noodzakelijke voorwaarden voor kapitalistische productie en groei. Daarom moeten in iedere strijd om autonomie voortplanting en zorg worden meegenomen. Stakemeier en Vishmidt verwijzen naar de marxistische feministen uit de jaren zeventig voor het begrijpen van de lichamelijke arbeid van het bevallen als voorwaarde van productie en autonomie. De feministen beargumenteerden toen dat het ‘vrouwelijke’ werk dat bevallen en voeden is onder het kopje arbeid valt en ook als zodanig beloond zou moeten worden. 

Stakemeier en Vishmidt gaan verder door een verbinding te leggen tussen reproductieve arbeid en artistiek werk. Beide worden vaak in dienst gesteld van kapitalistische productie: reproductie door het te ‘naturaliseren’ tot menselijke voortplanting en kunst door het te zien als een product met ‘pure’ ruilwaarde. Met verbindingen tussen de twee kan de betekenis van reproductie worden opgerekt van ‘populatie-instandhouding’ tot een onderscheidende lichamelijke creatie. En kunst kan haar autonomie uitbreiden door haar afhankelijkheid van reproductie te erkennen. Beide hebben potentieel onmetelijke kwaliteiten: unieke, sterke emotionele ervaringen die ondanks herhaling op zichzelf lijken te staan. Door autonomie voort te planten, in plaats van te produceren, kan de sensibiliserende werking van beide met de daarmee samenhangende antisociale kracht met elkaar worden versterkt. Hiermee ontstaat een vorm van autonomie die op fundamentele wijze kapitalistische onderwerping kan tegengaan, aldus Stakemeier en Vishmidt. 

Van reproductie naar deproductie

De overwinning van beleving op begrip bij We hold where study, zoals hierboven beschreven, valt te zien als esthetische autonomie, in de sfeer van productie. Maar misschien kan deze worden uitgebreid door haar voort te planten en haar materiele reproductie erbij te betrekken. Wat Tsangs performatieve video in ieder geval op meerdere vlakken laat zien, is het opheffen of samengaan van tegenstellingen. De fabriekshal valt als sfeer van productie samen met de buitenwijk als sfeer van reproductie. Het blauwe licht valt als masculien symbool in vele schakeringen paars samen met het feminiene symbool van rood licht. De fysieke, geleefde ervaringen van de performers vallen samen met de fictionele openingswoorden van Moten. De organische performatieve gebaren vallen samen met de bewegingen van de technologische videoregistratie ervan. De mechanische klank van de saxofoon valt samen met de menselijke stem van Bendik Giske. 

In zekere zin is de performatieve video te zien als een combinatie van contradicties. Volgens Stakemeier en Vishmidt is dat het resultaat wanneer reproductie binnen de kunst wordt erkent. Met al deze tegenstellingen lijkt het kunstwerk een bewustzijn uit te dragen dat productie en reproductie met elkaar verwikkeld zijn. Om terug te gaan naar de werkstructuren: de vele vormen van samenwerking bij de productie van het werk zijn een vorm van solidariteit die zich in de sfeer van reproductie bevindt. Tsangs intellectuele vriendschap met Moten en de langdurige werkrelatie met boychild zorgen ervoor dat de sfeer van reproductie en productie elkaar beïnvloeden en versterken. Vriendschap, familie en andere intieme relaties zijn onderdeel van de werkprocessen, maar niet volgens de definities van de beperkte heteronormativiteit. 

Door een zekere autonomie op te eisen kan reproductie ingaan tegen de onderwerping van de kapitalistische orde. In plaats van reproductie als voortplanting van de nucleaire familie te zien, met de voorgeschreven genderrollen die ondersteunend zijn aan het politiek-economische systeem en die de materiele basis voor deze sociale reproductie vormen, ontstaat er ruimte om reproductie te zien als het voortbrengen van menselijke posities met genderfluïde identiteiten en queerrelaties. Reproductie van deze posities is in zekere zin deproductie, omdat het afwijkt van de bevestigende taak van voortplanting en het heden van de kapitalistische machinerie, de huidige sociale reproductie, tot stilstand brengt.

Het zijn de verbindingen tussen productie en reproductie die de mogelijkheid geven om over gender te speculeren op een manier die antisociale deproductie genoemd kan worden. Dus nogmaals de vraag: zal een douchewekker de sociaalecologische rampspoed, waar het kapitalistische productieproces op afstevent, kunnen afwenden? Of is er antisociale deproductie van het heden nodig die als radicaal alternatief met een unieke grammatica door genderfluïde identiteiten wordt gecreëerd?

1 De genderidentificatie is wisselend: in een interview in The New York Times van 7 juli 2011 wordt Wu Tsang als hij geadresseerd, in de biografie op Wu Tsangs website van 3 april 2018 als zij. In het interview valt ook te lezen dat Tsang zich als transfeminine en transguy identificeert.

2 Jaywalking betekent het illegaal wandelen op of oversteken van een weg door een voetganger. Voor een bespreking van het concept in het licht van de dood van Michael Brown, zie Stefano Harneys tekst ‘Jay-Walker. How can it be that jay-walking has become punishable by death?’ op transversal.at/blog/Jay-Walker.  

Joram Kraaijeveld

is curator, docent en schrijver en zet zich als zodanig in voor de positie van de kunstenaar in en de waarde van de kunsten voor de samenleving. Hij werkt aan actieve vormen van solidariteit binnen en buiten de kunsten

Gerelateerd

Recente artikelen