
‘Het ongrijpbare probeer ik te vergroten’ – In gesprek met Eva Spierenburg
De muren van 38CC zijn beschilderd met klei, vanuit het plafond hangen dieprode strengen die doen denken aan aders en de muur heeft longen van witte twijgen gekregen. I can be a mountain van Eva Spierenburg is een installatie vol detail waar lichaam en landschap zich in elkaar omwentelen. Emma Wiersma spreekt met Spierenburg over rouw, de onvoorspelbaarheid van materiaal en de relatie tussen intimiteit en het universele.
38CC in Delft heeft een buik. In het midden van de zaal puilt een navel uit van piepschuim, door handen bekleed met modeleerpasta en marmerzand. Eva Spierenburg vertelt hoe de sculptuur is geïnspireerd op de omphalos — een navelsteen in de vorm van een berg in Delphi, die volgens de Griekse mythologie het centrum van de wereld was. Ze vraagt zich af wat zo’n personificatie van de aarde voor de verhouding tussen mens en natuur betekent. Ze noemt zichzelf geen klimaatactivist.
Bij de ingang hangt een andere sculptuur geïnspireerd op een plafondschildering uit Delphi. Een buik waar een ketting met kaarsen uit hing. ‘Het gaat om het idee dat je iets uit je lichaam buiten jezelf kunt plaatsen’ vertelt ze. Tijdens een residentie bij de Fish Factory in Stödfarfjördur, IJsland, werd Spierenburg overrompeld door de natuur. Die verwondering en verbondenheid probeert ze terug te brengen in haar solotentoonstelling bij 38CC in Delft.
Spierenburg: ‘Ik bezocht IJsland voor het eerst toen ik op de Rijksakademie zat, waar ik the ground and the lost head (2016) mee naartoe nam om daar tentoon te stellen, een videowerk waarin voeten 60 kilo klei bewerken. Nu ging ik naar IJsland met het idee om het verband tussen lichaam en landschap te onderzoeken. Mijn zintuigen stonden op scherp. Al tekenend ontdekte ik hoe het lichaam verdween in de natuur. In het water dat in en uit de aarde stroomde, zag ik de aders en het water in onze lichamen. Waterdruppels drinken we en scheiden weer uit in zweet. De grenzen tussen lichaam en omgeving waren al poreus – hier werden ze vloeibaar.’
Twintig jaar eerder begon Spierenburg aan de studio Fine Arts aan de HKU, tien jaar later ging ze naar de Rijksakademie in Amsterdam. Ze won de Koninklijke Prijs voor de Vrije Schilderkunst in 2022. Haar werk werd onder andere aangekocht door het Centraal Museum in Utrecht maar bijvoorbeeld ook door het AMC. Ze werkt vanuit de binnenkant van haar lichaam, tekent in alle media, zoekt voorbij definitie en taal en vergroot het ongedefinieerde.
Zijn er thema’s of technieken die je op de kunstacademie al aanraakte en nog steeds doorklinken in je werk?
‘Ik begon als schilder, en baseerde me toen vaak op foto’s uit het nieuws. Als ik daar nu op terugkijk zat daar altijd iets van de menselijke identiteit in.
Na de kunstacademie was ik vooral bezig met het ont-leren van de academische benadering van schilderkunst. Ik liep al snel tegen de beperkingen van de verwachte uitkomst van een schilderij aan. Ik werkte autobiografisch en raakte geïnteresseerd in hoe identiteit wordt gevormd in de wisselwerking tussen mensen. Toen ik op de Rijksakademie zat, overleed mijn moeder die had geleden aan MS, mijn stiefmoeder overleed kort daarna. Die onbetrouwbaarheid van falende lichamen, ziekte, sterfelijkheid en de mentale consequenties daarvan, speelden een grote rol. Ik realiseerde me hoe dat invloed had op mijn eigen lichaamsbeeld, maar ook hoe mijn lichaam dat soort gebeurtenissen heeft meegenomen en opgeslagen. Door de aan- en afwezigheid van de lichamen om me heen, deed het thema “lijfelijkheid” zo zijn intrede in mijn werk.
Ook werd ik me heel bewust van wat het betekent om een moeder te hebben, ondanks onze slechte band. Er is altijd een bepaalde vervlechting als je dankzij iemands’ lichaam bestaat. Het is een interessant principe hoe bepaalde invloeden die ervaringen op het lichaam hebben, ook door de generaties heen van lichaam naar lichaam worden doorgegeven en hoe dat voor identiteitsvorming zorgt. Het woord “trauma” neem ik daarbij niet in de mond, maar ik merk wel mijn lichamelijke alertheid bij bepaalde gebeurtenissen, of wanneer ik me schrap zet. Ik vroeg me af of identiteit verandert wanneer indringende herinneringen minder lading krijgen door bijvoorbeeld therapie. Ik zie het lichaam als een vat dat dingen verzamelt, van daaruit onstaat het individu met een identiteit. Daar hangt de ontwikkeling van mijn werk ook sterk mee samen.’
documenting the body (2020-2021), een dagboek vanuit de binnenkant van je lichaam, dat je maakte na het overlijden van je vader, was in verschillende tentoonstellingen te zien. Hoe was het om zo’n intiem bloot te stellen?
‘Het is een van de weinige werken die ik niet snel zou verkopen. Ik geloof sterk dat juist in het meest intieme, het universele mens-zijn ligt: thema’s als rouw, de eigen relatie tot het lichaam en trauma. In de tentoonstelling drifting stones and a broken bird (2021) in Kunstenlab, Deventer, toonde ik het werk op grootformaat. Bezoekers nodigde ik uit om een stuk klei te pakken uit een berg van vijfhonderd kilo, en iets uit hun eigen lichaam vorm te geven. Een jaar later vroeg ik bezoekers om hun lichamelijke ervaringen te tekenen in tracing the body (2022) tijdens de kunstmanifestatie CareFull in Utrecht. Ook sprak ik met Olympische sporters voor WARP Coup de Ville in Sint-Niklaas over hun lichamelijke beperkingen. Ik zag veel wervels en schouders; meerdere mensen tekenden spiralen. Door tekeningen kan je bepaalde gesprekken op een heel ander niveau voeren. Ik ben bijvoorbeeld spreker geweest bij UZ Gent: Denk Zorg. Hier liet ik een intuïtieve interpretatie van de vorm pijn zien. Tekenen is een middel om vorm te geven aan iets wat ik voel, zonder dat ik direct hoef te snappen waar het over gaat of vandaan komt. Het is een andere taal. Ik zie mijn tekeningen dan ook niet als schetsen voor een ontwerp van iets anders. Het dagboek zal vanaf 27 september in het Stedelijk Museum in Schiedam te zien zijn, als onderdeel van de tentoonstelling gecureerd door Hanne Hagenaars naar haar boek Missen als een ronde vorm (2023).’
Ik zie het lichaam als een vat dat dingen verzamelt, van daaruit onstaat het individu met een identiteit.

Je gebruikt textiel, gevonden voorwerpen uit de natuur, performance, video, je tekent. Je werk is heel gedetailleerd. Zit er een bepaalde code achter de materialen die je gebruikt?
‘Als schilder voelde ik me beperkt doordat ik te goed kon voorspellen wat er gebeurde als ik de verf op een bepaalde manier gebruikte. Mijn maakproces is een interactie met het materiaal, waarin ik een mate van onvoorspelbaarheid opzoek. Juist in het proces waarin het niet gaat zoals ik verwacht, merk ik dat ik tot een bepaalde essentie kom. Ik begin vaak met een losse tekening om gedachten of beelden op gang te krijgen. Door lagen over elkaar aan te brengen krijgt het werk een bepaalde mate van doorleefdheid. Voor I can be a mountain wilde ik graag werken met textiel en hout. Met een naaimachine kon ik tekenen in het textiel. Ik raakte gefascineerd door de beweging van de lijnen, hoe ze vertakken. Dezelfde lijnen volgde ik in de rode strengen die uit het plafond komen die geïnspireerd zijn op zeewier dat ik meenam uit IJsland, dat gedroogd, een diep donkerrode kleur krijgt die doet denken aan aders of een navelstreng.
Tijdens de Chinese European Art Center (CEAC) residency in Xiamen in China vijf jaar geleden, raakte ik geïntrersseerd in het randgebied van tempels en spiritualiteit, het idee van het altaar, hoe een object betekenis krijgt door het te vereren en hoe het uitstallen van voorwerpen ze op gelijke voet zet. Terugkijkend heeft het denk ik te maken met betekenis toekennen aan materiaal. In deze intallatie zoek ik juist de menselijke maat.
Ik heb een voorkeur voor materiaal waarin je mijn aanraking ziet. Zo kunnen mensen zich er met hun eigen lichaam toe verhouden. De afmeting van de werken hangt samen met de detaillering; grote werken hebben een andere manier van detail. Bij de serie moving as a mountain (2024-2025) kwam ik er bijvoorbeeld achter dat dit de maximale concentratiespan van het werk was voor de mate van detail die ik zocht. Ik tekende met de naaimachine om het werk te kunnen opschalen. Je zou kunnen zeggen dat het inzoomen op de poriën van huid, tegelijkertijd het uitzoomen op het universum is.’
Kun je iets zeggen over het moment wanneer je weet: zo moet het werk zijn, dit is waar het gebeurt?
‘Vaak voel ik dat fysiek. Ik heb het wel eens benoemd als een soort buikpijn, een lichamelijke resonantie. Ik vermijd analyseren tijdens het maakproces. Achteraf komt het er op neer dat gedachten, gevoelens en theorethische kennis bij elkaar zijn gekomen.’
Verandert de betekenis van je werk door verschillende tentoonstellingen heen?
‘Een aantal jaar geleden benoemde ik mijn werk als een poging om iets te vangen. Nu zou ik het een “tijdelijke conclusie” noemen. restore, remain (2023) hing bijvoorbeeld eerder in het Drawing Centre in Diepenheim. Hier komt het motief van de buik terug, en het houtskoolpoeder sluit weer aan bij de transformatie van materie, maar ook bij de zwarte stranden van IJsland. Hoe elementaire deeltjes een bepaalde kern hebben, maar in reactie met andere materialen transformeren, zo heeft mijn werk een kernbetekenis die redelijk vaststaat, maar in verbinding met anderen kan veranderen.’
Ik heb het idee dat kunstenaars en schrijvers, vaak maken om grip op iets te krijgen, of om iets te definieren in hun werk. Je zei dat je met tekenen een andere taal vindt, zonder grip te zoeken. Hoop je dat mensen die taal begrijpen?
‘Ik zoek in het maken een soort fluiditeit tussen het herkenbare en het onherkenbare. Het ongrijpbare probeer ik te vergroten. Ik ben op zoek naar een vorm waar het werk meerdere dingen tegelijk kan zijn, zoals de twijgen uit de grond bij being earth (2024) bijvoorbeeld ook op haren lijken. Misschien kunnen mensen zich in die onbepaaldheid herkennen. De meeste mensen “begrijpen” door in hokjes te plaatsen, door het één af te scheiden van het ander. Ik zie “begrijpen” meer als je ergens toe kunnen verhouden. Daarom is mijn werk ook niet activistisch; er moet ruimte zijn voor twijfel. Activisme vraagt om een bepaalde stelligheid. Wel is het een vorm van aandacht geven aan iets wat speelt in mijn eigen leven, of in de maatschappij. Ik hoop vooral dat de bezoeker zich onderdeel voelt van een groter geheel.’
Het laatste videowerk being fluid (2025) in I can be a mountain toont een stuk water tussen de rotsen aan de kust van IJsland. Zeewier wordt heen en weer gestuwd. ‘Het doet me ergens denken aan de beweging in darmen, of slagaders’ zegt Spierenburg. ‘Elke beweging is hetzelfde, en toch weer anders.’ Vanaf volgende maand zal Spierenburg zich via een studiebeurs van CrossYart verdiepen in wetenschappelijke basiskennis als aanvulling op de thema’s waar ze de afgelopen maanden intuïtief mee bezig is geweest. ‘Ik ben nieuwsgierig naar hoe elementaire deeltjes samen een landschap, lichaam, orgaan of steen worden. Ik wil weten hoe stenen en aardlagen worden gevormd door tijd en de elementen, hoe een druppel water zich concreet verplaatst van zee naar rivier, naar regen en naar zweet in onze poriën. Het gaat om een benadering van de wereld waarin wetenschappelijke kennis en intuïtie evenveel waard kunnen zijn. In mijn werk verteer ik die kennis en breng hem naar buiten om over de wereld te leren.’
I can be a mountain is t/m 6 juli te bezoeken bij 38CC in Delft.
22 juni om 15:00 vindt er een artist talk plaats met Eva Spierenburg en Veerle Driessen.
Emma Wiersma
is schrijver en kunstenaar